RvD 's-Hertogenbosch 250213 onvoorwaardelijke schorsing voor advocaat die zich met de zaak geen raad wist
- Meer over dit onderwerp:
RvD 's-Hertogenbosch 250213 onvoorwaardelijke schorsing voor advocaat die zich met de zaak geen raad wist
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Aan klager is op 31 maart 1997 een verkeersongeval overkomen. Daarbij is hij van achteren aangereden en heeft hij een whiplash opgelopen, tengevolge waarvan hij sedertdien arbeidsongeschikt is. Door de verzekeraar van de tegenpartij is aansprakelijkheid erkend.
2.2 Op de avond van 31 december 2001 is er vuurwerk in een van beide ogen van klager terechtgekomen, tengevolge waarvan hij aan dat oog blind is geworden. Klager heeft de tegenpartij daarvoor aansprakelijk gesteld, maar diens verzekeraar erkent de aansprakelijkheid niet.
2.3 Verweerder heeft klager in beide kwesties als raadsman bijgestaan vanaf 1997 respectievelijk 2001. Tot op heden zijn er door verweerder nog geen gerechtelijke stappen ondernomen.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:
verweerder heeft de belangen van klager onvoldoende voortvarend behartigd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder stelt dat hij met betrekking tot het vuurwerkongeval geen heil zag in een procedure en dat hij zulks ook aan klager kenbaar heeft gemaakt. Zulks was mede ingegeven, doordat klager hem gevraagd had processueel een andere toedracht van het ongeval te schetsen dan in werkelijkheid was gebeurd, waaraan verweerder niet wilde meewerken. Tijdens een gesprek met klager op 14 juni 2011 zou deze ook besloten hebben deze schadekwestie niet in de dagvaarding op te nemen.
4.2 Wat betreft de schadeclaim ter zake van het aan klager overkomen verkeersongeval voert verweerder aan dat door de verzekeraar van de tegenpartij is opgeworpen dat de gevolgen van het vuurwerkongeval hebben geleid tot doorbreking van het causaal verband met het verkeersongeval van 31 maart 1997, welk verweer volgens verweerder hout snijdt.
4.3 Samenvattend stelt verweerder ondanks de uitdrukkelijke wens daartoe van klager nog niet te hebben gedagvaard, omdat hij het procesrisico en de kans op een eventuele proceskostenveroordeling voor klager te groot achtte.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt vast dat verweerder in een tweetal schadekwesties voor klager is opgetreden, te weten een verkeersongeval uit 1997 en een vuurwerkongeval uit 2001. Dat betekent dat verweerder al circa 15 jaar voor klager optreedt. In die periode heeft verweerder voor het eerst op 6 februari 2011 een conceptdagvaarding naar klager laten uitgaan, gevolgd door een tweede concept op 13 september 2011 en een derde concept op 15 november 2011. Naar aanleiding van dit laatste concept heeft klager in zijn e-mail van 17 november 2011 aan verweerder te kennen gegeven dat hij wenste dat er zo snel mogelijk zou worden gedagvaard, hetgeen echter in februari 2012 nog niet was gebeurd, reden voor klager om de onderhavige klacht in te dienen.
5.2 Uit het voorgaande en uit de stukken in het dossier leidt de raad af dat verweerder zich met de zaak geen raad wist en daarom kennelijk ook niet is gekomen tot concrete (processuele) maatregelen c.q. heldere en concrete adviezen aan zijn cliënt. De raad verwijst hiervoor in het bijzonder naar de brief van verweerder aan de deken van 7 maart 2012 waarin hij reageert op de door klager tegen hem ingediende klacht. Daarin valt ondermeer te lezen:
“Ik ben blij dat deze klacht/zaak bij u ter bemiddeling ligt.”
en:
“Zeker na een lange periode van dienstverlening wordt het soms lastig hoe te handelen. In deze zit het probleem in het tweede schadegeval, te weten het vuurwerkongeval.”
en:
“Daarnaast heb ik tegen klager gezegd dat ik geen heil zag in een procedure inzake het vuurwerkongeval.”
5.3 Het is de taak van een advocaat zijn cliënt te wijzen op de kansen van een bepaalde procedure en de risico’s daarvan en hem op basis daarvan helder en duidelijk te adviseren. Een en ander dient vervolgens door de advocaat schriftelijk aan zijn cliënt te worden bevestigd, waarna de cliënt zijn beslissing kan nemen. Indien de advocaat zich daarin niet kan vinden of niet in staat is tot deskundig advies, dient hij de opdracht te beëindigen en de cliënt naar een andere (meer gespecialiseerde) advocaat te verwijzen. Door niet dienovereenkomstig te handelen is verweerder jegens klager tekort geschoten en heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Door wel (vele jaren na het verkeersongeval) een conceptdagvaarding op te stellen – daarmede aangevende dat er wel proceskansen aanwezig waren – maar deze vervolgens na circa 1 jaar nog niet te hebben laten uitbrengen, heeft verweerder geenszins voortvarend gehandeld.
5.4 Tenslotte merkt de raad ten overvloede op dat bij de mondelinge behandeling van de zaak op 17 december 2012 – waarbij verweerder niet is verschenen – door klager nog is aangevoerd dat door verweerder nimmer verantwoording is afgelegd van de door hem ten behoeve van klager van de wederpartij ontvangen geldsbedragen, ondanks herhaalde verzoeken van klager. Nu dit aspect geen deel uitmaakt van de door klager op 5 februari 2012 bij de deken ingediende klacht en derhalve ook niet is meegenomen bij de instructie door de deken, kan daarover in de onderhavige klachtzaak geen oordeel worden gegeven. Het staat klager uiteraard vrij – indien hij dit wenst – daarover een nieuwe klacht bij de deken in te dienen.
6. MAATREGEL
6.1 Bij het opleggen van na te noemen maatregel laat de raad meewegen de recente tuchtrechtelijke veroordelingen van verweerder van de laatste drie jaren, waaronder een voorwaardelijke schorsing van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht gegrond en legt deswege aan verweerder op een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken;LJN YA3995 op tuchtrecht.overheid.nl