Overslaan en naar de inhoud gaan

TAHVD 130125 derdengelden in opdracht van cliënt gebruiken voor betalen vorderingen van derden op de cliënt: ongeoorloofd bankieren; tevens ongeoorloofd parkeren

 

TAHVD 130125 derdengelden in opdracht van cliënt gebruiken voor betalen vorderingen van derden op de cliënt: ongeoorloofd bankieren; tevens ongeoorloofd parkeren

Overwegingen hof

Bezwaar a)

7.3 Verweerder heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat de betalingen die hij deed vanaf de derdengeldenrekening aan anderen dan zijn cliënten, telkens verband hielden met de diensten die hij verleende. De betalingen waren voor die diensten noodzakelijk, althans daaraan dienstig.

7.4 Verweerder lijkt met deze stelling te wijzen op het bepaalde in artikel 1.1 van de Voda. Verweerder gaat echter voorbij aan het bepaalde in afdeling 6.5 van de Voda. Uit artikel 6.19 lid 2 van de Voda vloeit duidelijk en voor iedere advocaat kenbaar voort dat het niet is toegestaan derdengelden in opdracht van de cliënt te gebruiken voor het betalen van vorderingen van derden op de cliënt. Dit is het zogenaamde bankieren met de derdengeldenrekening. Precies dat is echter wat verweerder in diverse dossiers, voor verschillende cliënten en gedurende jaren, heeft gedaan. Dat hij dit deed ten behoeve van de cliënten en “zonder enige kwalijke bedoeling” doet er niet aan af dat verweerder structureel in strijd heeft gehandeld met het in de Voda omtrent derdengelden bepaalde. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Mevrouw A
7.5 Verweerder is in beroep niet teruggekomen op de erkenning dat de voor mevrouw A verrichte betalingen gezien kunnen worden als bankieren. Het hof zal het oordeel van de raad over bezwaar a in zoverre bekrachtigen.

De heer D
7.6 Het hof zal ook het oordeel van de raad bekrachtigen, voor zover dat ziet op bankieren ten behoeve van de heer D.

7.7 Van de betaling ten behoeve van de heer D van 26 augustus 2016 zijn twee bedragen betaald aan derden (Belastingdienst en deurwaarder). Dit is ongeoorloofd bankieren met derdengelden. Het restant is pas enkele maanden later, namelijk op 16 december 2016 uitgekeerd aan de heer D.

7.8 Van het op 4 december 2016 ten behoeve van de heer D betaalde bedrag zijn twee betalingen gedaan aan derden (een advocatenkantoor en [SB]). Ook hier is sprake van ongeoorloofd bankieren.

7.9 Van de betalingen die de heer D (op de derdengeldenrekening) ontving van bedrijf X en vervolgens bedrijf Y tussen april 2017 en december 2020 zijn tussen juni 2017 en maart 2023 diverse schuldeisers van de heer D betaald. Ook hier is sprake van bankieren met derdengelden.

Turicum
7.10 Het hof bekrachtigt ook het oordeel van de raad over de betalingen in verband met Turicum. Ook deze zijn aan te merken als ongeoorloofd bankieren en in beroep heeft verweerder tegen dit oordeel ook niet expliciet gegriefd.

Bezwaar b)

7.11 Zoals hiervoor al vastgesteld, zijn van de storting op de derdengeldenrekening van 26 augustus 2016 ten behoeve van de heer D twee bedragen betaald aan derden. Het restant van ruim € 7.000,- is pas enkele maanden later, namelijk op 16 december 2016 uitgekeerd aan de heer D. Het hof is met de raad van oordeel dat hier sprake is van het ongeoorloofd parkeren van gelden op de derdengeldenrekening.

7.12 Voor de betalingen die de heer D (op de derdengeldenrekening) ontving van bedrijf X en vervolgens bedrijf Y tussen april 2017 en december 2020 geldt dat in april en mei 2017 ruim € 50.000,- is gestort ten behoeve van de heer D. Tot en met september 2017 wordt daarvan circa € 34.000,- uitgekeerd aan derden. Het restant bleef achter op de derdengeldenrekening. Ook hier is sprake van het ongeoorloofd parkeren van derdengelden.

7.13 Op 11 oktober 2017 ontving verweerder op zijn derdenrekening nog eens € 100.000,-, toekomend aan de heer D. Kort daarna boekte hij (in twee delen) ruim € 70.000,- naar de heer D. Het duurde echter nog tot 8 februari 2018 voordat het bedrag in zijn geheel was doorgestort. Het hof is van oordeel dat de heer D toekomende bedragen ook hier te lang zijn geparkeerd op de derdengeldenrekening van verweerder.

7.14 Verweerder heeft aangevoerd dat de heer D gedetineerd was en niet bij zijn eigen bankrekening kon, terwijl er wel betalingen uitgevoerd moesten worden. Zoals hiervoor al toegelicht is juist dit het bankieren dat volgens de Voda ongeoorloofd is. De omstandigheid dat de heer D gedetineerd was ontsloeg verweerder dus ook niet van zijn plicht om te bewerkstelligen dat derdengelden niet op de derdengeldenrekening geparkeerd bleven. Het hof is met de raad van oordeel dat ook bezwaar b gegrond is.

Slotsom

7.15 Het hof onderschrijft het oordeel van de raad dat verweerder stelselmatig, namelijk voor drie cliënten en van in ieder geval 2016 tot en met 2021, en met grote bedragen heeft gebankierd met derdengelden en dat derdengelden langdurig zonder noodzaak zijn geparkeerd op zijn derdenrekening.


MAATREGEL

8.1 Evenals de raad acht het hof het langdurig bankieren met derdengelden door verweerder zeer ernstig. Gelet op de maatregelen die de tuchtrechter in eerdere zaken over bankieren met derdengelden heeft opgelegd , acht het hof echter de door de raad opgelegde maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 12 weken te fors.

8.2 Het hof legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van 8 weken op. Deze maatregel acht het hof passend, omdat sprake is geweest van ongeoorloofd bankieren en parkeren gedurende enkele jaren, bij verschillende cliënten en met grote bedragen. De regels over de wijze waarop advocaten hun derdenrekening wel en vooral ook niet mogen gebruiken waren al die tijd echter klip en klaar. Met zijn handelwijze heeft verweerder zichzelf en zijn cliënten buiten het gebruikelijke betalingsverkeer geplaatst. Dat is (potentieel) nadelig voor derden en schendt het vertrouwen in de advocatuur. Het onbetamelijke handelen van verweerder raakt aan de financiële integriteit van verweerder en de advocatuur in zijn algemeenheid. Het hof acht de handelwijze van verweerder te meer laakbaar, omdat hij een zeer ervaren advocaat is met binnen zijn kantoor en als (voormalig) managing partner ook een zekere voorbeeldfunctie heeft. ECLI_NL_TAHVD_2025_9