Overslaan en naar de inhoud gaan

WODC 030924 De belangenbehartiger bij letselschade; Meer regie overheid nodig om kwaliteit letselschadepraktijk te verbeteren

WODC 030924 De belangenbehartiger bij letselschade; Meer regie overheid nodig om kwaliteit letselschadepraktijk te verbeteren

Naar aanleiding van een aantal ‘kwalijke praktijken’ onder belangenbehartigers in de letselschadebranche is in een breed onderzoek gekeken naar hoe het zit met de kwaliteit van belangenbehartigers. Daaruit blijkt dat er sprake is van een diverse markt, die voor letselschadeslachtoffers ondoorzichtig is.  Er spelen problemen bij verschillende partijen en die zijn niet simpel op te lossen door een verplichte aansluiting bij een kwaliteitskeurmerk. Om kwalijke praktijken tegen te gaan en de kwaliteit te verbeteren is een brede aanpak nodig waarbij er werk ligt voor veel partijen. Daarom is het van belang dat de rijksoverheid hierin een regierol speelt. Dit blijkt uit onderzoek dat in opdracht van het WODC is uitgevoerd*.

Zie voor het rapport: WODC onderzoek: De belangenbehartiger bij letselschade

Wie schade lijdt door letsel toegedaan door een ander kan een schadevergoeding eisen. Maar dit vraagt om kennis en je moet veel regelen. Daarom schakelen sommige slachtoffers belangenbehartigers in die hen helpen. Deze belangenbehartigers kunnen advocaat zijn of aangesloten bij een keurmerk, maar dat hoeft niet, het is een vrij beroep. Er is discussie over de kwaliteit van vooral ‘ongebonden’ belangenbehartigers en mogelijk kwalijke praktijken, zoals fraude en te hoge kosten berekenen. Dit verkennende onderzoek geeft inzichten in de brede markt van belangenbehartigers van letselschadeslachtoffers, welke factoren een rol spelen bij de kwaliteit van  belangenbehartigers en hoe deze kwaliteit verbeterd kan worden.

Markt van belangenbehartigers van letselschade is divers en ondoorzichtig
Er zijn allerlei belangenbehartigers, (gespecialiseerde) advocaten en niet-advocaten, wel of niet aangesloten bij keurmerk. De niet-advocaten zijn meestal aangesloten bij een keurmerk, maar niet allemaal. Onder meer de opleiding, bevoegdheden, beloning, beroepsmogelijkheden en kwaliteitseisen verschillen tussen deze groepen. Advocaten zijn bijvoorbeeld aan specifieke regels onderworpen als het gaat om beloning. De niet-advocaten die aangesloten zijn bij een vakvereniging of keurmerk, zijn minder beperkt en de ongebonden belangenbehartigers zijn alleen aan de basisregels van het contractenrecht gebonden. Welke regels gelden voor welke belangenbehartiger is vaak niet bekend bij degene die hen inschakelt. Bij hen is daardoor ook vaak niet bekend hoe zij beschermd kunnen worden als hun belangenbehartiger onvoldoende kwaliteit levert.

Kwalijke en zorgelijke praktijken
De onderzoekers inventariseerden allerlei kwalijke en zorgelijke praktijken die uiteen liepen van misleidende reclame of concurrentievervalsing tot het leveren van slechte kwaliteit en fraude/verduistering. De ernst van de kwalijke praktijken was divers en bepaalde praktijken zijn niet in alle gevallen strafbaar. Sommige praktijken komen waarschijnlijk meer voor bij ongebonden belangenbehartigers, maar bewijs hiervoor is niet gevonden. Gereguleerde belangenbehartigers klagen over ongebonden belangenbehartigers, maar dat gebeurt ook andersom. In het rapport staan ook voorbeelden van kwalijke of zorgelijke praktijken die door gereguleerde belangenbehartigers zouden zijn begaan.

Verschillende kijk op kwaliteit
Er is geen sprake van een gedeelde opvatting over wat kwaliteit inhoudt. Sommigen menen dat vooral volledige compensatie voorop staat, terwijl anderen andere belangen benadrukken zoals het tegemoetkomen aan immateriële behoeften van de benadeelde, voortvarendheid en herstelgerichte ondersteuning. De onderzoekers noemen verschillende perspectieven op kwaliteit, zoals de rol van de overheid qua wet- en regelgeving. Of het perspectief van de benadeelde die niet alleen een vergoeding wil, maar ook bijvoorbeeld deskundige hulp en empathie.

Wat is er nodig?
De onderzoekers doen diverse aanbevelingen om de kwaliteit van de belangenbehartiging van letselschadeslachtoffers te verbeteren. Zo zouden benadeelden veel beter geïnformeerd moeten worden over wat ze kunnen verwachten van belangenbehartigers. Hun diensten zouden ook meer moeten aansluiten bij wat de benadeelde nodig heeft. Fraude en oneerlijke handelspraktijken zouden  onderzocht en aangepakt moeten worden. Ook allerlei mogelijkheden die er nu zijn om bijvoorbeeld te misleiden of onduidelijke financiële afspraken te maken, moeten worden aangepakt. Ook noemen de onderzoekers de mogelijkheden van verzekeraars om de hoogte van de vergoeding voor belangenbehartigers af te stemmen op bijvoorbeeld hun opleidings- en specialisatieniveau. De toepassing en precisering van de regels van het kostenverhaal zou wel eens de sleutel kunnen zijn om een aantal van de schadelijke praktijken aan te pakken. Kortom, alle partijen in het veld van letselschade moeten aan de slag. Om dit in goede banen te leiden is regie van de rijksoverheid nodig.

De onderzoekers stellen in dit rapport niet voor om belangenbehartigers zich verplicht te laten certificeren, hoewel daar in de vakliteratuur en het publieke debat wel voor gepleit wordt. De onderzoekers noemen de mogelijke voordelen hiervan maar wijzen ook op mogelijke nadelige gevolgen zoals een lagere keuzevrijheid, een lagere prikkel om te innoveren en stijgende kosten.

*Door een consortium van onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen, de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Universiteit Utrecht en Vrije Universiteit Amsterdam.

Onderzoekers
Willem van Boom (RU; projectleider)
Rianka Rijnhout (UU)
Han Gulyás (UU)
Jolette Derksen (RU)
Rosalba van Tilburg (UU)
Emanuel van Dongen (UU)
Michael Faure (EUR)
Arno Akkermans (VU)

WODC.nl