Overslaan en naar de inhoud gaan

TGZCTG 230120 klacht tegen MA tzv niet voldoende invulling geven aan eigendomsvoorbehoud medische stukken gegrond

TGZCTG 230120 klacht tegen MA tzv niet voldoende invulling geven aan eigendomsvoorbehoud medische stukken gegrond

“2.
De feiten

2.1
Klaagster, geboren op 26 augustus 1970, is werkzaam geweest bij E.. In maart 2013 heeft zij E. aansprakelijk gesteld voor bij haar ontstaan letsel. E. heeft de vordering bij haar verzekeraar aangemeld en die heeft F. te D. (thans genaamd: G.) ingeschakeld om de vordering af te handelen.

2.2.
De medisch specialist van F. (verweerder in een andere door klaagster bij dit tuchtcollege ingediende klacht en hierna te noemen: verweerders voorganger) kreeg in juli 2015 de opdracht advies uit te brengen op basis van de medische gegevens die klaagsters belangenbehartiger aan de medische afdeling van F. had gestuurd. Deze gegevens werden in een gesloten envelop toegezonden met het opschrift:

T.A.V. MEDISCHE ADVISEUR (arts)

MEDISCH GEHEIM – MEDISCH GEHEIM – MEDISCH GEHEIM

Deze envelop bevat medische gegevens die onder het medisch beroepsgeheim vallen. Deze stukken worden u toegezonden in het vertrouwen, dat u de envelop ongeopend door leidt naar uw medisch adviseur – zijnde een arts – zodat deze informatie niet in handen komt van personen aan wie het verschoningsrecht niet toekomt.

De ingesloten stukken worden toegezonden onder de voorwaarde, dat de stukken eigendom blijven van degenen op wie deze stukken betrekking hebben en zonder achterhouden van kopieën aan hem / haar worden teruggezonden op een eerste verzoek daartoe.

De stukken mogen niet worden gekopieerd of door de (eerste) medisch adviseur worden doorgezonden naar andere medisch adviseurs of derden zonder toestemming van de recht hebbende.

2.3.
In een begeleidende brief van 29 juni 2015 gaf klaagsters belangenbehartiger de volgende toelichting op dit (hierna te noemen) eigendomsvoorbehoud:

Toelichting eigendomsvoorbehoud medisch dossier .

Het eigendomsvoorbehoud is een door ons kantoor ten behoeve van onze cliënten standaard gehanteerde clausule. De stukken blijven eigendom van cliënt, maar worden de medisch adviseur van de wederpartij in gebruik gegeven teneinde de medisch adviseur in staat te stellen de wederpartij behoorlijk te kunnen adviseren. De achtergrond hiervan is het volgende.

Het verstrekken van medische informatie na een ongeval is enerzijds noodzakelijk en anderzijds een ingrijpende aantasting van het privé leven. Doordat de medische informatie eigendom blijft van cliënt en niet zonder toestemming gekopieerd mag worden, houdt cliënt grip op de informatie. Het stelt hem ook in staat op ieder moment de informatie terug te vragen.

Indien cliënt vroegtijdig de informatie terug zou vragen (daar is overigens geen sprake van), kan dat natuurlijk wel tot gevolg hebben, dat hij geen verdere schade vergoeding krijgt. Ook in het geval de medisch adviseur de stukken zou willen kopiëren om aanvullend advies in te winnen en cliënt zou hieraan niet willen mee werken, kan dat natuurlijk gevolgen hebben voor de schade regeling. Waarschijnlijk zal cliënt alleen al daarom steeds mee willen werken. Maar het gevolg is wel, dat hij zicht houdt op de verspreiding van de medische informatie over hem.

U kunt het voorbehoud vergelijken met het blokkade recht bij medische rapportage. Het blokkade recht heeft de betrokkene wel, maar als hij na inzage van de rapportage besluit gebruik te maken van het blokkade recht, heeft dit wel gevolgen voor de schaderegeling.

2.4.
Op 28 juli 2015 heeft verweerders voorganger zijn advies aan F. gezonden, die het doorzond aan de belangenbehartiger van klaagster. Verweerders voorganger adviseerde daarin nadere informatie bij klaagster op te vragen.

2.5.
Door diens vertrek bij F. is verweerders voorganger hierna niet meer bij klaagsters dossier betrokken geweest. Zijn werkzaamheden zijn overgenomen door verweerder.

2.6.
Op 6 maart 2018 zond klaagsters belangenbehartiger nieuwe, aanvullende medische informatie ‘ter attentie van de medisch adviseur’ van F.. Ook deze informatie werd in een gesloten envelop toegezonden met een opschrift als hiervoor in 2.2. vermeld en een begeleidende brief als hiervoor in 2.3. genoemd.

2.7.
Verweerder heeft klaagsters dossier, inclusief de later toegezonden medische informatie, bestudeerd en heeft zijn advies uitgebracht aan F.. Dit advies was inhoudelijk gelijk aan het advies dat verweerders voorganger eerder had uitgebracht.

2.8.
De Personenschade Expert bij F. heeft de vordering van klaagster tegen haar werkgever afgewezen.

2.9.
In een brief van 27 augustus 2018 deelde klaagsters belangenbehartiger verweerders voorganger en verweerder mede dat hij van mening was dat zij in strijd hadden gehandeld met het eigendomsvoorbehoud en hij verzocht, en voor zover nodig sommeerde, hen alle medische gegevens die betrekking hebben op klaagster te retourneren (zonder achterhouding van kopieën). Deze brief zond klaagsters gemachtigde tevens in kopie aan H., als Senior Expert werkzaam bij F.. Op 3 september 2018 reageerde zij op deze brief met een email waarin zij onder meer aangaf de conclusie dat de medisch adviseurs hun geheimhoudingsplicht hebben geschonden, niet te delen. Ook schrijft zij in deze email:

Uiteraard gaan wij zo zorgvuldig mogelijk om met de betreffende informatie en willigen wij redelijke verzoeken in. De geheimhoudingsplicht is dan ook geenszins geschonden. Deze geldt niet binnen de eigen organisatie, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de door hen te verrichten werkzaamheden.’

3.
De klacht en het standpunt van klaagster

3.1.
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:
a. kennis heeft genomen van medische informatie met betrekking tot klaagster terwijl hij wist, althans behoorde te weten, dat hij niet gerechtigd was tot kennisneming van deze informatie,
b. niet heeft voldaan aan zijn verplichting om op verzoek van klaagster het medisch dossier zonder achterhouding van kopieën terug te zenden en
c. ook andere personen, dan personen aan wie het medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht toekomt, kennis heeft laten nemen van de medische informatie.

3.2.
Klaagster onderbouwt haar klacht met de stelling dat verweerder kennis heeft genomen van haar medische informatie zonder dat hij zich ervan heeft vergewist of hij daarvoor toestemming had. Verder voert zij aan dat, op het moment dat zij om terugzending van de stukken verzocht, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) reeds van kracht was. Er was vanaf dat moment dan ook zeker geen toestemming meer tot verwerking van de medische gegevens en het houden van de medische informatie was onrechtmatig. Tenslotte wijst klaagster erop dat, blijkens de e-mail van H. van 3 september 2018, een ieder binnen de organisatie van F. kennis kan nemen van medische informatie, indien dit noodzakelijk is voor de door hem te verrichten werkzaamheden. Kennelijk, zo stelt klaagster, is de noodzaak om kennis te nemen bepalend: niet de toestemming van klaagster.

4.
Het standpunt van verweerder

4.1.
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.
De beoordeling

5.1.
Het college wijst er allereerst op, dat in het tuchtrecht persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt is. Bij het antwoord op de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) staat derhalve het persoonlijk handelen van verweerder centraal. Indien en voor zover klaagster met haar klacht(onderdelen) tevens het oog heeft gehad op verwijtbaar handelen van anderen, kan dat derhalve niet aan verweerder worden tegengeworpen.

5.2.
Het college stelt vast dat verweerders betrokkenheid bij klaagsters medische gegevens ziet op het bestuderen van de medische gegevens van klaagster inclusief de later door klaagsters zaakwaarnemer toegezonden aanvullende stukken, en het éénmalig uitbrengen van een advies. In het licht daarvan overweegt het college met betrekking tot de verschillende klachtonderdelen als volgt.

Klachtonderdeel a.

5.3
De essentie van dit klachtonderdeel is, zo gaf klaagster tijdens het vooronderzoek aan, dat haar medische gegevens door verweerders voorganger zonder overleg aan verweerder zijn gegeven terwijl er een eigendomsvoorbehoud op zat. Het college overweegt als volgt.

5.4.
Verweerders voorganger heeft klaagsters medische gegevens beoordeeld en op grond daarvan een advies uitgebracht. Nadat hij vertrok bij F. heeft hij de bij hem in behandeling zijnde dossiers, waaronder dat van klaagster, overgedragen aan verweerder. Daarmee heeft verweerders voorganger de stukken niet ‘gekopieerd of doorgezonden’ aan verweerder, zoals in het eigendoms-voorbehoud is omschreven, maar heeft verweerders voorganger slechts de behandeling van het dossier overgedragen. Van handelen in strijd met het eigendomsvoorbehoud is daardoor door verweerders voorganger, maar ook door verweerder, dan ook geen sprake.

5.5.
Dat klaagster met het eigendomsvoorbehoud heeft bedoeld dat verweerders voorganger ‘als enige persoon’ de medische stukken mocht inzien, heeft verweerders voorganger maar ook verweerder zelf, naar het oordeel van het college niet hoeven te begrijpen. Het college is van oordeel dat de medisch adviseurs het gestelde eigendomsvoorbehoud zo hebben mogen begrijpen dat het inhield dat de stukken enkel mochten worden ingezien door de behandelend medisch adviseur van F.. Dat is derhalve niet verweerders voorganger als individueel persoon, maar de medisch adviseur die bij F. met de behandeling van het dossier was belast.

Nog daargelaten het feit dat de door klaagster bedoelde lezing van het eigendoms-voorbehoud zeer ongebruikelijk is, zou deze lezing tot grote praktische bezwaren leiden. Een voorbehoud met die inhoud zou immers betekenen dat iedere medisch adviseur alleen ‘als individueel persoon’ gemachtigd is medische stukken in te zien en hij, niet alleen bij iedere wijziging van functie maar ook bij iedere afwezigheid wegens ziekte, etcetera, toestemming zou moeten vragen, voor het mogen inzien van de stukken door een opvolgend of een waarnemend medisch adviseur. Met verweerder is het college van oordeel dat verweerder dat niet zo heeft hoeven te begrijpen.

5.6.
Naar het oordeel van het college heeft verweerder door, na het vertrek van verweerders voorganger, de behandeling van klaagsters dossiers over te nemen, zonder te onderzoeken of klaagster daarvoor toestemming gaf, dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Klachtonderdeel b.

5.7.
Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verweerder, na het uitbrengen van zijn advies, geen bemoeienissen meer gehad met klaagsters dossiers. Het verzoek van klaagster strekkende tot terugzending van de medische stukken heeft verweerder, zo is onweersproken door verweerder gesteld, nimmer bereikt. Bezien in het licht van het hiervoor in 5.1. omschreven kader, dient ook dit klachtonderdeel reeds om die reden ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel c.

5.8.
Klaagster baseert dit laatste klachtonderdeel op de inhoud van het emailbericht van 3 september 2018 van H. zoals hiervoor in 2.9. omschreven. Het college is van oordeel dat ook dit klachtonderdeel ongegrond dient te worden verklaard. Nog daargelaten dat uit deze email geenszins valt af te leiden dat binnen F. personen zonder medisch beroepsgeheim kennis kunnen nemen van medische informatie, is op geen enkele wijze nader onderbouwd dat verweerder op enig moment vertrouwelijke gegevens zou hebben gedeeld met personen die geen medisch beroepsgeheim hebben of dat verweerder dat niet zou hebben voorkomen.

Conclusie.

5.10.
De conclusie van het vorenstaan de is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.
Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.
Beoordeling van het beroep

4.1
Klaagster beoogt met haar beroep de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en/of mondeling gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2019 is dat debat voortgezet.

4.2
Namens klaagster is aangevoerd dat de procedure in eerste aanleg niet voldoet aan de wettelijke vereisten van artikel 66 Wet BIG, ten gevolge waarvan een behoorlijke behandeling in eerste aanleg niet heeft plaatsgevonden.

Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat klaagster geen belang meer heeft bij beoordeling van deze grond. Indien en voor zover hier sprake is geweest van een verzuim is dit inmiddels hersteld door de behandeling van de zaak in beroep nu (de gemachtigde van) klaagster ter zitting op 5 december 2019 in de gelegenheid is gesteld alles naar voren te brengen wat hij voor deze zaak relevant acht.

4.3
In beroep ligt opnieuw de vraag voor of, kort gezegd, de arts zich ervan heeft vergewist of klaagsters medische gegevens rechtmatig zijn verwerkt. Het Centraal Tuchtcollege zal de drie verschillende klachtonderdelen gezamenlijk behandelen.

4.4
Vooropgesteld wordt dat in het tuchtrecht uitgangspunt is dat een klacht slechts gegrond kan worden bevonden als er sprake is van persoonlijke verwijtbaarheid van de aangeklaagde beroepsbeoefenaar zoals in dit geval de arts. Het Centraal Tuchtcollege is gebleken dat de gemachtigde van klaagster de medische gegevens van klaagster ter beschikking heeft gesteld aan F., ter attentie van “medisch adviseur (arts)”. Ter zitting in beroep is toegelicht dat medische gegevens worden verwerkt op een afgeschermde afdeling van F.. De toegang tot deze medische gegevens is uitsluitend voorbehouden aan de behandelend medisch adviseur en de op die afdeling werkzame administratieve ondersteuners die ook zijn gebonden aan de geheimhoudingsplicht van de arts (als ‘verlengde arm’). Andere dan deze personen hebben geen toegang tot medische gegevens.

Aan deze werkwijze wordt geen geweld aangedaan als bij vertrek van de behandelend medisch adviseur het dossier wordt overgenomen door een opvolgend medisch adviseur, in dit geval de aangeklaagde arts. De medische gegevens zijn verstrekt aan de arts in zijn functie van medisch adviseur in het kader van een door klaagster ingediende schadeclaim. Klaagster en de medisch adviseur staan in een functionele en niet in een persoonlijke betrekking tot elkaar.

4.5
In dit geval kan de arts persoonlijk geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden. Aannemelijk is dat hij de envelop met daarop de gestelde voorwaarden onder het kopje “eigendomsvoorbehoud” niet onder ogen heeft gekregen en dat hij daarop ook niet bedacht hoefde te zijn omdat een dergelijk voorbehoud niet gebruikelijk is en organisatorisch in de geheimhouding van de medische gegevens was voorzien.

En zelfs al had de arts de envelop met het ‘eigendomsvoorbehoud’ gezien, dan nog had hij niet hoeven te begrijpen dat een nieuwe machtiging van klaagster nodig was in geval van zijn opvolging van de vorige medisch adviseur wegens diens vertrek bij F.. Overigens is het Centraal Tuchtcollege niet gebleken dat het “eigendomsvoorbehoud” is geschonden omdat geen sprake is geweest van het kopiëren of doorzenden van medische stukken.

4.6
Het verwijt dat de arts niet heeft voldaan aan zijn verplichting om op verzoek van klaagster het medisch dossier terug te zenden treft wel doel. Het verzoek dateert van 27 augustus 2018 en is gestuurd naar de medische afdeling van F. ter attentie van de arts. Niet duidelijk is geworden waarom de medische stukken niet terug zijn gestuurd. De arts is hiervoor wel verantwoordelijk. Dat door de arts is gesteld dat het verzoek hem nooit bereikt heeft, doet hier niet aan af. In zoverre slaagt het beroep.

Het verwijt is echter niet zodanig dat daarvoor een maatregel moet worden opgelegd. Volstaan kan worden met de constatering dat de klacht op dit onderdeel gegrond is. ECLI_NL_TGZCTG_2020_21