Tuchtcommissie NIVRE 011025 derde persoon handelt onder naam NIVRE expert; NIVRE expert stelt eigen belang tzv BGK boven belang cliënten; klachten gegrond; berisping en boete
- Meer over dit onderwerp:
Tuchtcommissie NIVRE 011025 derde persoon handelt onder naam NIVRE expert; NIVRE expert stelt eigen belang tzv BGK boven belang cliënten; klachten gegrond; berisping en boete
Referentiecode: 834319/1141022
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De Tuchtcommissie van het NIVRE heeft een klacht tegen een letselschade-expert gegrond verklaard. De klacht bestond uit twee onderdelen: (1) het handelen in een dossier waarbij een derde persoon, die door een verzekeraar was uitgesloten, onder de naam van beklaagde optrad, en (2) het stellen van eigen financieel belang boven dat van cliënten. De commissie oordeelde dat beklaagde onvoldoende toezicht hield, waardoor een ander ongestoord onder zijn naam kon handelen. Dit wijst op een gebrekkige interne controle en een onbetrouwbare gegevensadministratie, in strijd met artikel 4 van de Gedragsregels. Ook bleek dat beklaagde zijn medewerking aan regelingen afhankelijk maakte van voorafgaande betaling van buitengerechtelijke kosten (BGK), wat niet strookt met artikel 5.1 sub d en i. Daarnaast heeft beklaagde nagelaten een klacht in te dienen tegen de derde persoon, wat in strijd is met artikel 8.1 sub d. De commissie legde een berisping op en een boete van €5.000, waarvan €1.000 onvoorwaardelijk en €4.000 voorwaardelijk (verbeurd bij herhaling binnen twee jaar). Beklaagde moet tevens €302,50 klachtengeld aan klaagster vergoeden en een bijdrage in de behandelingskosten betalen.
De volledige uitspraak
Onderwerp van de klacht
De klacht bestaat uit twee delen:
I. Beklaagde exploiteert een letstelschadekantoor. Vanuit dit kantoor en uit naam van dit kantoor is met (schadeverzekeraar) gecommuniceerd over het dossier van een cliënte. In werkelijkheid werd het dossier van cliënte echter niet behandeld door (het kantoor van) beklaagde, maar door een derde persoon (hierna: (naam)) met wie (schadeverzekeraar) had geweigerd nog langer samen te werken. Beklaagde heeft (schadeverzekeraar) hiervan niet op de hoogte gesteld.
II. Beklaagde stelt zijn eigen belang bij het ontvangen van een vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten (hierna: BGK) boven het belang van zijn cliënten.
Standpunt klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. Klaagster voert meerdere klachtpunten aan.
I. Handelen in dossier (cliënte)
– Handelen van (naam)
Klaagster stelt dat beklaagde heeft gehandeld in strijd met artikel 4 van de Gedragsregels van het NIVRE omdat beklaagde haar niet heeft geïnformeerd over degene die het dossier van cliënte behandelde en als haar belangenbehartiger optrad. Er werd vanuit de naam van beklaagde en zijn bedrijf met (schadeverzekeraar) gecommuniceerd, maar volgens klaagster werd het dossier in werkelijkheid behandeld door (naam) die werkzaam is voor een ander letselschadekantoor. Met deze persoon en het kantoor waar hij werkzaam is heeft (schadeverzekeraar) – met instemming van het gerechtshof – geweigerd nog langer samen te werken.
Klaagster stelt dat het gebruik van de naam van de beklaagde mogelijk een doelbewuste keuze is geweest om deze uitsluiting te omzeilen. Klaagster stelt dat het kwalijk is dat beklaagde hier medewerking aan heeft gegeven, althans (naam) in staat heeft gesteld om op deze wijze te handelen.
– Schadestaat
Klaagster stelt dat in het dossier van cliënte door of namens beklaagde een schadestaat met (schadeverzekeraar) is gedeeld zonder dat cliënte hiervan op de hoogte was. Het delen van de schadestaat werd gedaan nadat de opdracht van beklaagde door cliënte was beëindigd.
– Specificaties werkzaamheden
Klaagster stelt vast dat de BGK-specificaties van de werkzaamheden in het dossier van cliënte niet overeenkomen met de informatie die beklaagde aan zijn cliënte heeft verstrekt. Op de BGK-nota aan (schadeverzekeraar) staan werkzaamheden vermeld die zouden zijn verricht terwijl beklaagde naar eigen zeggen in het ziekenhuis verbleef. Dit roept twijfels op over de juistheid van de nota en/of de juistheid van de mededeling aan cliënte. Volgens klaagster is er sprake van een onjuiste voorstelling van zaken, hetgeen in strijd is met artikel 4 sub a van de Gedragsregels van het NIVRE.
II. Vooropstellen eigenbelang
Klaagster stelt dat beklaagde in meerdere dossiers zijn eigen belang bij vergoeding van BGK-werkzaamheden boven het belang van zijn cliënten heeft gesteld. Volgens klaagster blijkt uit de overgelegde email-correspondentie dat beklaagde zijn medewerking aan het bespreken of treffen van regelingen afhankelijk maakte van voorafgaande betaling van zijn nota. In de email-berichten komt een patroon naar voren waarin beklaagde pas bereid is tot het delen van ondertekende vaststellingsovereenkomsten met (schadeverzekeraar) of tot verdere afhandeling, nadat de BGK is voldaan. Volgens klaagster is dit in strijd met artikel 5.1 aanhef en sub d van de Gedragsregels van het NIVRE.
Ter zitting
Klaagster voert aan moeilijk te kunnen geloven dat beklaagde nooit iets heeft gemerkt van het handelen van (naam). Ook vraagt vertegenwoordigster van klaagster zich af hoe (naam) bij beklaagde terecht is gekomen. Zij vermoedt dat beklaagde en (naam) elkaar kenden vanuit een eerdere werkrelatie. Ook zet zij vraagtekens bij de stelling van beklaagde dat hij de achtergrond van (naam) niet kende.
Standpunt van beklaagde
Voor het standpunt van beklaagde verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klacht bij Klachtenloket NIVRE
Beklaagde stelt dat hij niet op de hoogte is gebracht van de behandeling van de klacht door het Klachtenloket NIVRE. Over de behandeling is beklaagde en zijn vertegenwoordiger niets bekend. Beklaagde tekent bezwaar aan tegen deze gang van zaken.
I. Handelen in dossier cliënte
– Handelen van (naam)
Beklaagde betwist dat hij (naam) toestemming heeft gegeven om namens het bedrijf van beklaagde en in zijn naam op te treden in het dossier van cliënte. Ook betwist beklaagde op de hoogte te zijn van de uitsluiting van (naam) door klaagster. Volgens beklaagde werd (naam) enkel ingeschakeld voor interne werkzaamheden (denk bijvoorbeeld aan het opstellen van een concept schadestaat) waar beklaagde altijd toezicht op hield. (Naam) werd ingeschakeld op momenten dat beklaagde veel werk had en een extra helpende hand kon gebruiken. Beklaagde stelt dat (naam) daarbij geen bevoegdheid had om naar buiten te communiceren. Beklaagde stelt dat (naam) volledig zonder zijn medeweten en buiten hem om heeft gehandeld in het dossier van cliënte. Na de ontdekking van het handelen van (naam) door beklaagde heeft beklaagde alle banden en contacten met (naam) beëindigd. Beklaagde stelt dat de verantwoordelijkheid voor het externe optreden volledig bij (naam) ligt.
Beklaagde erkent volmondig dat deze handelwijze van heer (naam) onjuist is.
– Schadestaat
Beklaagde stelt dat het delen van de schadestaat met (schadeverzekeraar) buiten zijn medeweten is gebeurd. Cliënte is nooit een cliënt geweest van beklaagde, dit dossier is volledig buiten hem om door (naam) behandeld.
– Specificatie werkzaamheden
Beklaagde voert aan dat ook de communicatie met betrekking tot de werkzaamheden buiten hem om is gegaan. Ten aanzien van de (onjuiste) specificatie van de werkzaamheden legt de beklaagde eveneens de verantwoordelijkheid bij (naam).
II. Vooropstellen eigenbelang
Beklaagde stelt dat hij de BGK beschouwt als een reguliere schadepost binnen het letselschadedossier en dat hij altijd in het belang van zijn cliënten handelt. Deze aanpak zorgt er volgens beklaagde juist voor dat cliënten achteraf niet worden geconfronteerd met onverwachte kosten wanneer een verzekeraar weigert te betalen. Beklaagde communiceert hierover altijd transparant met zijn cliënten. Beklaagde merkt op dat discussies met betrekking tot de BGK voornamelijk met (schadeverzekeraar) al langer stroef lopen. Ook wanneer er afspraken zijn gemaakt wijkt (schadeverzekeraar) daar regelmatig van af.
Coaching
Beklaagde stelt dat hij niet klachtwaardig heeft gehandeld en de Gedragsregels van het NIVRE niet heeft geschonden. Hij erkent echter dat ook bij hem ruimte is voor verbetering. Hiervoor heeft beklaagde contact gezocht met een voor hem bekende derde partij die hem met name helpt in de verbetering van de communicatie naar buiten.
Ter zitting
Ter zitting brengt beklaagde nogmaals naar voren dat hij zelf nooit handelingen heeft verricht in het dossier van cliënte. Dat het handelen van (naam) aan zijn zicht is onttrokken komt met name door het systeem waar beklaagde mee werkt. Er wordt in dit systeem gewerkt met 1 account, op naam van beklaagde. Eenieder die werkzaam voor hem is, heeft toegang tot dat account. Dit was ook de handelswijze bij de kantoren waarvoor beklaagde eerder werkte.
Dat er een connectie tussen beklaagde en (naam) bestond voordat (naam) werkzaam was bij beklaagde, ontkent hij. Beklaagde kende (naam) niet en wist ook niet van zijn achtergrond.
Beoordeling van de klacht
Klacht bij Klachtenloket NIVRE
Beklaagde heeft allereerst aangevoerd niet op de hoogte te zijn van de behandeling van de klacht door het Klachtenloket NIVRE. De commissie stelt voorop dat het Klachtenloket NIVRE een voorportaal is van de commissie. De procedure bij het Klachtenloket NIVRE is een interne procedure waarbij het Klachtenloket kan besluiten de klacht te beëindigen zonder te bemiddelen. Uit de door klaagster overgelegde stukken blijkt dat zij zich heeft gewend tot het Klachtenloket NIVRE alvorens een klacht bij de tuchtcommissie in te dienen. Dit is in overeenstemming met het reglement, waarin is bepaald dat voorafgaand aan het indienen van een klacht bij de tuchtcommissie eerst het Klachtenloket NIVRE moet worden benaderd.
Dat het Klachtenloket NIVRE heeft besloten om tussen deze twee partijen geen mediation toe te passen, kan niet aan klaagster worden toegerekend. De commissie is dus bevoegd om van de klacht kennis te nemen.
Inhoudelijke overwegingen
Ingevolge artikel 3.1. van haar reglement heeft de commissie tot taak het behandelen van klachten over het handelen en/of nalaten van een beklaagde ten tijde van diens NIVRE-registratie of inschrijving in de Kamer van het NIVRE, dat mogelijk in strijd is met de Gedragsregels en/of Statuten en/of Reglementen van het NIVRE en/of met hetgeen overigens bij een goede beroepsuitoefening door de beklaagde betamelijk is. Zij doet dit door een uitspraak te doen.
Voorop gesteld wordt dat een expert dient te handelen conform de Gedragsregels, de Statuten en Reglementen van het NIVRE, alsmede conform al hetgeen overigens bij een goede beroepsuitoefening betamelijk is. Zo dient men zich te gedragen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend expert betaamt, waarbij men dient te voldoen aan de eisen van betrouwbaarheid, professionaliteit, integriteit en collegialiteit, zoals nader omschreven in de Gedragsregels van het NIVRE.
In deze zaak gaat het om de vraag of beklaagde de volgende Gedragsregels van het NIVRE heeft overtreden:
Artikel 4 Betrouwbaarheid
Een Bureau/NIVRE-geregistreerde draagt zorg voor een betrouwbare en correcte dienstverlening en handelt fatsoenlijk, integer en respectvol richting alle betrokkenen. Dit houdt in ieder geval in dat hij:
(…)
c. een betrouwbare gegevensadministratie bijhoudt die mede in overeenstemming is met de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de daaruit voortvloeiende regelgeving;
Artikel 5 Professionaliteit
5.1 Een Bureau/NIVRE-geregistreerde:
(…)
d. stelt zich bij het uitoefenen van zijn opdracht steeds objectief op en laat zich slechts leiden door de belangen van de betrokken partijen en niet door enig eigen belang;
(…)
i. zorgt dat zijn positie als objectief deskundige niet in gevaar komt;
Artikel 8 Collegialiteit
8.1 Een Bureau/NIVRE-geregistreerde:
(…)
d. is verplicht een klacht in te dienen zodra hij meent over bewijzen te beschikken dat een collega Bureau of NIVRE-geregistreerde in strijd handelt met wet- en/of regelgeving, inclusief de onderhavige Gedragsregels en de Gedragscodes Verzekeraars en Expertiseorganisaties;
I. Handelen in dossier cliënte
– Handelen van (naam)
Vast staat dat (naam) in het dossier van cliënte heeft gehandeld onder de naam van beklaagde. Dat (naam) kon handelen onder de naam van beklaagde was mogelijk door het systeem dat beklaagde gebruikte. Of beklaagde op de hoogte is geweest van het handelen, kan door de commissie niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. De commissie acht het onzorgvuldig dat een dergelijk handelen onopgemerkt kon blijven. Het wijst volgens de commissie op een gebrekkige interne controle en een werkomgeving waar anderen kennelijk ongestoord konden handelen onder de naam van beklaagde. De commissie acht het mogelijk maken van deze manier van handelen in strijd met het voeren van een betrouwbare gegevensadministratie. Daarmee heeft beklaagde zijn positie als objectief deskundige in gevaar gebracht.
De commissie acht het daarbij zorgelijk dat beklaagde onvoldoende navraag heeft gedaan naar de achtergrond van (naam) voordat beklaagde hem toeliet tot zijn kantoor. Beklaagde heeft verklaard enkel op de hoogte te zijn van de opleiding van (naam) en van zijn ervaring in de letselschade sector. Als een achtergrondcheck was gedaan, hadden wellicht signalen kunnen worden opgepikt over de status van (naam).
De commissie merkt bovendien op dat beklaagde weliswaar het handelen van (naam) herhaaldelijk heeft afgekeurd, maar daarvan niet expliciet afstand heeft genomen en geen verdere stappen tegen (naam) heeft ondernomen zoals het indienen van een klacht. Het achterwege laten van verdere actie tegen (naam) acht de commissie in strijd met de collegiale verantwoordelijkheid zoals is vastgelegd in artikel 8.1 sub d. van de Gedragsregels van het NIVRE.
– Schadestaat
Klaagster stelt dat de schadestaat in het dossier van cliënte (mede) is opgesteld door (naam). Beklaagde betwist die stelling niet, maar zegt daarvan niet op de hoogte te zijn geweest. De commissie acht het onzorgvuldig dat een schadestaat onder verantwoordelijkheid van beklaagde en in zijn naam kon worden opgesteld zonder enige betrokkenheid of controle van beklaagde. Het bevestigt het beeld van een gebrek aan toezicht van beklaagde.
– Specificatie werkzaamheden
Klaagster voert aan dat de specificaties die (schadeverzekeraar) heeft ontvangen van de werkzaamheden van beklaagde in het dossier van cliënte niet stroken met de mededelingen van beklaagde aan cliënte. Beklaagde betwist deze feiten niet zodat de commissie daarvan uitgaat. De commissie kwalificeert dit als misleiding en rekent dit beklaagde aan.
II. Vooropstellen eigenbelang
Klaagster stelt dat beklaagde in meerdere dossiers zijn eigen belang bij vergoeding van BGK-werkzaamheden boven het belang van zijn cliënten heeft gesteld en ziet hier een patroon in. Beklaagde ontkent deze manier van handelen en stelt juist transparant te werk te gaan. Uit de door klaagster overgelegde stukken blijkt dat beklaagde zijn medewerking aan het bespreken of sluiten van regelingen afhankelijk maakte van voorafgaande betaling van zijn nota. Zie bijvoorbeeld de mail in bijlage 8 van beklaagde aan een cliënt:
“Geachte heer …,
In bovengenoemd dossier bericht ik u als volgt. Hierbij zend ik u de BGK-nota, met het vriendelijke verzoek deze nota integraal betaalbaar te stellen, waarvoor bij voorbaat dank. Na ontvangst van betaling zal ik de (ondertekende) vaststellingsovereenkomst met u delen.”
Of de mail in bijlage 9 waarin een voorbehoud van soortgelijke strekking staat:
“Na ontvangst van betaling zal ik de vaststellingsovereenkomst met u delen, hetgeen met cliénte besproken. Cliénte ziet af van de regeling mocht de BGK niet integraal voldaan worden.”
De commissie acht onvoldoende door beklaagde onderbouwd dat deze manier van handelen in het belang is van zijn cliënten. De commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat beklaagde voornamelijk handelt om zijn eigen werkzaamheden vergoed te krijgen. Dit strookt niet met het bepaalde in artikel 5.1 onder d van de Gedragsregels van het NIVRE.
Coaching
De commissie acht het prijzenswaardig dat beklaagde een coaching traject is gestart.
Conclusie
Gelet op bovenstaande wordt er een schending van artikel 4 onder c, artikel 5.1 onder d en i en artikel 8.1 onder d van de Gedragsregels van het NIVRE geconstateerd. De klacht is daarmee gegrond.
Ingevolge artikel 13.2 van haar reglement kan de commissie bij het geheel of gedeeltelijk gegrond verklaren van de klacht een sanctie opleggen. De commissie acht gezien het grote gebrek aan toezicht en het handelen in eigen belang, een berisping met daarbovenop een boete van € 5.000,-, waarvan € 1.000,- onvoorwaardelijk en € 4.000,- voorwaardelijk, een passende sanctie. Deze boete dient betaald te worden aan het NIVRE.
Het voorwaardelijke deel van de boete wordt verbeurd als door beklaagde binnen twee jaar opnieuw artikel 4 onder c, artikel 5.1 onder d of i of artikel 8.1 onder d van de Gedragsregels van het NIVRE wordt geschonden.
Nu de klacht gegrond wordt verklaard, dient beklaagde overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 van het reglement van de commissie, aan klaagster het klachtengeld dat zij aan de commissie heeft betaald voor de behandeling van deze klacht, geheel te vergoeden.
Bovendien is de beklaagde op grond van artikel 15 lid 1 van dat reglement een bijdrage in de behandelingskosten van de klacht verschuldigd.