RBGEL 180919 whiplash; rol regelend 1e verzekeraar en 2e verzekeraar bij twee opeenvolgende ongevallen
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 180919 whiplash, plausibiliteitstoets; Juridisch causaal verband; voorschot wegens studievertraging.
- rol regelend 1e verzekeraar en 2e verzekeraar bij twee opeenvolgende ongevallen
- tegenverzoek tzv neuropsycholgisch onderzoek tijdig nu het 7 dagen voor de zitting door de rechtbank is ontvangen
- stelling dat de studievertraging pas kan worden gerekend vanaf moment dat studie zou zijn afgerond gaat niet op
- BGK gevorderd € 23.389,13, waarvan € 13.214,40 betaald, aanvullend voorschot van € 7.000,00 toegewezen
- 15 uur voor verzoekschrift bovenmatig, 10 uur redelijk; correspondentie en overleg 1 uur; overige 8 uren redelijk, totaal 19 x € 210,00 x 121% = € 4827,90
4 De beoordeling
4.1.
Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade, de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent, of in verband met, een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. Het verzoek leent zich voor beoordeling in deelgeschil, hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is.
4.2.
Over het tegenverzoek overweegt de rechtbank dat dit als onderdeel van het verweerschrift aan de rechtbank en gelijktijdig, in afschrift, aan [verzoekster] is verzonden. Het is 8 mei 2019, een week voor de zitting, bij de rechtbank binnengekomen. Niet gesteld is dat dit pas later door [verzoekster] is ontvangen. [verzoekster] heeft daarmee voldoende tijd gehad om daarvan kennis te nemen en zich daartegen te verweren en heeft dat bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ook gedaan. Anders dan [verzoekster] stelt is geen sprake van handelen is strijd met een procesreglement van de rechtbank. Voorts begrijpt de rechtbank dat het tegenverzoek is gedaan met het oog op de beoordeling van de klachten van [verzoekster] , de beeldvorming van ASR en het verdere beleid ten aanzien van het vergoeden van de schade als gevolg van de ongevallen. Het heeft daarmee een zodanige samenhang met het deelgeschilverzoek van [verzoekster] dat het in de zin van artikel 282 Rv hetzelfde onderwerp betreft. Het tegenverzoek is daarmee ontvankelijk. In verband met de samenhang zal de rechtbank het verzoek en het tegenverzoek hierna gezamenlijk bespreken.
4.3.
Ter mondelinge behandeling heeft [verzoekster] haar verzoek tot vaststelling van causaal verband nader verduidelijkt, zodat duidelijk is dat het verzoek ziet op de gevolgen van tenminste één van de haar overkomen ongevallen van 21 maart 2016 en 20 juli 2016.
4.4.
NH 1816 heeft de financiële afwikkeling en daarmee ook de contacten met daarvoor benodigde experts overgelaten aan ASR als regelend verzekeraar en verwijst daarvoor naar de Bedrijfsregeling 7 (zie 2.3.). Geen geschil punt is dat de verzekeraars aan deze regeling gebonden zijn. Dit houdt in dat ASR de schade mede namens NH 1816 afwikkelt, dat daarbij naar [verzoekster] toe geen onderscheid is en wordt gemaakt naar ongeval en dat ASR en NH 1816 als verzekeraars, in een later stadium en buiten [verzoekster] om, met elkaar in overleg treden over de werkelijke schuldverdeling, waarbij dan de causaliteitsvraag per ongeval aan de orde zal komen. [verzoekster] mag er ook van uit gaan dat ASR in haar contacten met [verzoekster] mede namens NH 1816 handelt. Het is op grond van de Bedrijfsregeling 7 de verzekeraars niet toegestaan voor de afhandeling van de schade naar elkaar te verwijzen. Dat [verzoekster] in het verzoek in deelgeschil beide verzekeraars heeft betrokken en dat de vorderingen zien op ASR én NH 1816, zonder dat [verzoekster] overigens een uitspraak doet of verlangt over de aansprakelijkheidsverdeling tussen de beide verzekeraars, doet aan het bovenstaande niet af. Dat daarmee het optreden van ASR als regelend verzekeraar doorbroken zou zijn en dat NH 1816 niet meer gebonden zou zijn aan de eerdere mede namens haar in het kader van de afhandeling van de schade gedane toezeggingen en verrichte rechtshandelingen, is zonder toelichting, die niet is gegeven, niet te volgen. Evenmin is onderbouwd gesteld dat de Bedrijfsregeling 7 door het deelgeschil verder geen gelding meer zal hebben noch dat ASR haar rol als regelend verzekeraar in de verdere schadeafwikkeling zal stoppen.
4.5.
Het doel van dit deelgeschil is het verkrijgen van een beslissing van de rechter omtrent een of meerdere geschilpunten die de voortgang van het onderhandelingstraject belemmeren, zodat partijen verder kunnen met de onderhandeling. Dit is het traject dat ASR als regelend verzekeraar mede namens NH 1816 met (de advocaat van) [verzoekster] is aangegaan. NH 1816 is gehouden aan de afspraken die ASR in het kader van de schadeafwikkeling met [verzoekster] mede namens NH 1816 heeft gemaakt, waaronder ook de afspraak tot het inschakelen van [neuroloog 1] voor een neurologische expertise. Daarmee hebben partijen zich verbonden om de rapportage van die ingeschakelde deskundige in beginsel, behoudens zwaarwegende bezwaren, als uitgangspunt voor de verdere afwikkeling te nemen. ASR heeft géén bezwaren geuit tegen de wijze waarop de deskundige zijn werkzaamheden heeft verricht of tegen de inhoud van het rapport, hetgeen ter zitting nogmaals door ASR is bevestigd. In de toegepaste constructie van de regelend verzekeraar volgt NH 1816 daarin ASR. Zij is dan ook, net als ASR, jegens [verzoekster] gebonden aan de uitkomst van de in gezamenlijke opdracht verstrekte expertise en aan de acceptatie door ASR van de totstandkoming en de inhoud van het rapport. Dit betekent dat de rechtbank niet zal ingaan op de door NH 1816 achteraf aangedragen bezwaren tegen de totstandkoming van het rapport van [neuroloog 1] alsmede tegen de inhoud van het rapport. Het geschil zal zich toespitsen op de vraag of met (onder meer) dit rapport causaal verband kan worden vastgesteld.
4.6.
De constructie van regelend verzekeraar brengt ook mee dat in dit deelgeschil geen onderscheid zal worden gemaakt in de causaliteit per ongeval, maar dat moet worden beoordeeld of de door [verzoekster] gestelde klachten het gevolg zijn van (tenminste één van) de ongevallen.ECLI:NL:RBGEL:2019:6090