RvT 041206 divers
- Meer over dit onderwerp:
RvT 041206 divers ;
Klager klaagt erover dat hij pas op 2 augustus 2002 door een schaderegelaar is bezocht en dat hem eerst toen een medische machtiging ter ondertekening is voorgelegd. Volgens verzekeraar is de vertraging veroorzaakt doordat klager veelvuldig in het buitenland verbleef. Dit is niet onaannemelijk. Verzekeraar heeft klager niet op de mogelijkheid en wenselijkheid van het zelf inroepen van deskundige juridische hulp gewezen. Dit is, met name omdat klagers letsel aanvankelijk zeer gering leek, niet zo ernstig dat de goede naam van het verzekeringsbedrijf is geschaad. Verzekeraar heeft de claim van klager niet voldoende voortvarend behandeld. Met name had hij toen het rapport van de schaderegelaar op 22 augustus 2002 beschikbaar kwam - mede omdat het een art.185 WVW-zaak betrof - binnen afzienbare tijd een standpunt ter zake van de aansprakelijkheid moeten innemen. Door te wachten tot 26 oktober 2004 heeft hij de schaderegeling ernstig vertraagd. De inhoud van de door verzekeraar ingeschakelde schaderegelaar opgestelde interne notitie getuigt niet van vooringenomenheid noch is op andere wijze incorrect. Ruim vier jaar na het ongeval - ondanks verzekeraars aandringen - was nog steeds geen medische informatie voorhanden. Gezien dit tijdsverloop stond het hem vrij klager een lumpsumvergoeding van € 2.500,- aan te bieden, te meer nu het slechts een voorstel betrof. Verzekeraar heeft aangevoerd dat hij de door klager geconsulteerde fysiotherapeut niet heeft aangeschreven, omdat deze pas een jaar na het ongeval door klager is geraadpleegd zodat de van hem te verkrijgen informatie voor de beoordeling van de medische causaliteit niet relevant is. Dit standpunt is verdedigbaar. Verdedigbaar is het standpunt dat verzekeraar de huisarts voldoende schriftelijk heeft gerappelleerd en dat hij niet gehouden was de huisarts nog telefonisch te benaderen. De Raad kan niet feiten, waaromtrent partijen van mening verschillen terwijl doorslaggevend bewijs ontbreekt, bindend vaststellen. Klager verwijt verzekeraar dat de door zijn medisch adviseur opgestelde adviezen niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Verzekeraar heeft aangevoerd dat deze adviezen niet bedoeld zijn als extern stuk en slechts aantekeningen uit het computersysteem bevatten. Het stuk van 13 september 2005 is zeer summier en niet ondertekend en had volgens de Raad dan ook niet - zoals de schadebehandelaar heeft gedaan - als advies van de medisch adviseur mogen worden aangemerkt. Dit is evenwel - mede omdat klager reeds werd bijgestaan door een advocaat - niet zo ernstig dat de goede naam van het verzekeringsbedrijf is geschaad. Het door de medisch adviseur op 10 januari 2006 opgestelde advies voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Niet gebleken is dat het taalgebruik van de medisch adviseur onjuist dan wel misleidend was. Verdedigbaar is het standpunt dat de directie van verzekeraar zijn medisch adviseur niet onjuist heeft geciteerd. Klager klaagt voorts erover dat het advies van zijn medisch adviseur direct aan de medisch adviseur van verzekeraar wordt doorgesluisd en dat deze bepaalt of, en in hoeverre de schadebehandelaar van verzekeraar het advies te zien krijgt. Deze werkwijze is gezien de NPP-Richtlijnen juist. Een tuchtrechtelijke procedure kan in het algemeen niet worden aangemerkt als een redelijke maatregel ter vaststelling van aansprakelijkheid, zodat behoudens bijzondere omstandigheden niet kan worden gezegd dat de kosten daarvan redelijke kosten zijn ter vaststelling van aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2 b BW. Er is geen aanleiding hierover anders te oordelen met betrekking tot een tuchtrechtelijke procedure als de onderhavige waarin bedoelde bijzondere omstandigheden ontbreken. Klager werkt zelf niet voldoende mee aan een spoedige afwikkeling van deze zaak.samenvatting: Klachteninstituut