Overslaan en naar de inhoud gaan

Rvt 2008/002 Mo verz. handelt mbt diverse punten niet in strijd met goede naam schadeverzekeringsbe.

Rvt 2008/002 Mo verzekeraar handelt m.b.t. diverse punten niet in strijd met goede naam schadeverzekeringsbedrijf
De zaak is door Dennekamp Letselschade behandeld. Ter toelichting moge het volgende gelden:

In 2002 vond een huisbezoek bij de betrokkene plaats. Daarbij werd besproken dat het zinvol zou zijn de betrokkene te begeleiden bij een reïntegratie. Daartoe zou eerst een belastbaarheidsprofiel opgesteld moeten worden. De visie van de belangenbehartiger luidde dat daartoe álle beperkingen in kaart gebracht dienden te worden, en niet alleen de ongevalgerelateerde. Het argument was dat het weinig zinvol is iemand te begeleiden naar een functie die op niet ongevalgerelateerde gronden niet haalbaar is.
Deze discussie duurde bijna 3 jaar, omdat het nodig bleek tot drie keer toe dezelfde argumenten te wisselen. Nadat uiteindelijk een deskundigenbericht werd ontvangen dat door beide partijen bedoeld was om een reïntegratiebegeleiding te faciliteren besloot verzekeraar niet tot daadwerkelijke begeleiding over te gaan. Verzekeraar wenste over te gaan tot afwikkeling van de zaak. Omdat de betrokkene tot de doelgroep van de herbeoordeling voor het aangepaste schattingsbesluit behoorde, viel te voorzien dat haar WAO-uitkering een eindig karakter zou dragen. Betrokkene wilde om die reden eerst tot afwikkeling overgaan wanneer voor haar duidelijk zou zijn welk inkomen zij in de toekomst zou ontvangen. Zij drong aan op begeleiding bij de reïntegratie; zij had gedurende vele jaren gerekend op deze begeleiding. Verzekeraar verweet daarop betrokkene in deze periode uit eigen initiatief niet voldoende aan reïntegratie te hebben gedaan.
Bij de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden van betrokkene speelde in de visie van verzekeraar een buiten medeweten van de betrokkene opgestart onderzoek van een arbeidsdeskundig bureau een belangrijke rol. De opdrachtbrief voor dit onderzoek werd ondanks herhaalde verzoeken aan betrokkene niet kenbaar gemaakt, en de arbeidsdeskundige werd zonder haar toestemming geïnformeerd over haar persoon, over de medische diagnose en over de door de deskundige genoteerde beperkingen. Nadat de arbeidsdeskundige op een eerste set vragen wat onorthodox reageerde (betrokkenes kansen op de arbeidsmarkt waren door haar arbeidshandicap vergroot omdat er veel subsidies waren voor arbeidsgehandicapten) weigerde verzekeraar vervolgvragen m.b.t. de conclusies van het onderzoek aan de deskundige voor te leggen.
Verzekeraar stelde tot slot een bindend advies voor m.b.t. de vraag welke periode van "werkloosheid" aan het ongeval kon worden toegerekend, maar omdat betrokken zelf niet in staat was haar standpunt terzake te verdedigen, verzekeraar na 2005 weigerde verdere de kosten van rechtsbijstand te vergoeden, en ook overigens geen financiering voor de door betrokkene te maken kosten beschikbaar was, was zij genoodzaakt dit voorstel af te wijzen.
Daarop ging verzekeraar over tot eenzijdige afwikkeling.
De zaak werd in volle omvang aan de (inmiddels opgeheven) Raad van Toezicht voorgelegd.

Het oordeel van de Raad
Met betrekkinq tot klacht 1 .
De Raad is van oordeel dat het door verzekeraar gevoerde beleid met betrekking tot klaagsters reïntegratie verdedigbaar is . Klaagster stelt zich thans op het standpunt dat zij niet arbeidsongeschikt is als gevolg van het ongeval maar uit het dossier is niet op te maken sedert wanneer zij dit standpunt inneemt.Voor zover uit de correspondentie kan worden afgeleid was klaagster steeds arbeidsongeschik. Zij heeft gedurende acht jaar een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangene en werd begeleid door het UWV. Thans stelt klaagster dat die begeleiding onvoldoende is geweest maar niet gebleken is dat klaagster op enig moment verzekeraar een concreet verzoek om (financiering van) reïntegratiebegeleiding heeft gedaan.

Met betrekkinq tot klacht 2. (...)
Klaagster heeft klacht 2 zelf samengevat met de stelling dat vezekeraar verantwoordelijk is voor een onwerkbaar schaderegelingsklimaat. Dat is naar het oordeel van de Raad niet gebleken.Verzekeraar wenste alleen onderzoek te laten verrichten naar klaagsters beperkingen voorzover die beperkingen aan het ongeval te wijten waren. Klaagster wenste een uitvoeriger onderzoek te laten verrichten waarin al haar beperkingen in ogenschouw dienden te worden genomen. Het standpunt van verzekeraar is naar het oordeel van de Raad verdedigbaar. De door deze discussie ontstane vertraging is niet
aan verzekeraar te wijten. Op grond van de stukken staat naar het oordeel van de Raad vast dat de correspondentie tussen klaagsters raadsman en het schaderegelingsbureau op weinig efficiënte en soms onzakelijke wijze is gevoerd. Dat dit in overwegende mate aan het schaderegelingsbureau te wijten was, is naar het oordeel van de Raad echter niet vast komen te staan. (....)
Met betrekking tot klacht3 .
Ad a. Niet gebleken is dat verzekeraar het medisch beroepsgeheim heeft geschonden. Klaagster heeft met het oog op de schaderegeling een machtiging verstrekt opdat de medisch adviseur van verzekeraar zich op de hoogte kon stellen van klaagsters medische gegevens. Ten behoeve van de arbeidsdeskundige rapportage is een gedeelte van deze gegevens doorgezonden aan de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige is niet de volledige medische rapportage toegezonden. maar slechts de conclusie die voor de desbetreffende rapportage relevante en noodzakelijk zijn. De arbeidsdeskundige formuleert dat bij brief van 26 oktober 2006 als volgt: "Medisch inhoudelijke informatie werd niet ontvangen. Zou hiervan sprake zijn geweest, zou dergelijke informatie onder couvert zijn aangeboden waarna deze ter beoordeling zou zijn voorgelegd aan onze
medisch adviseur daar het niet tot de competentie van de arbeidsdeskundig behoort hieruit interpretaties te trekken." Naar het oordeel van de Raad heeft verzekeraar met deze beperkte doorzending van informatie niet klachtwaardig gehandeld.(...)

Met betrekkinq tot klacht 4.
De Raad acht het op de dubbele redelijkheidstoets gebaseerde standpunt van vezekeraar met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand verdedigbaar. (....)

Uit het bovenoverwogene volgt dat de klachten in alle onderdelen ongegrond zijn. Dat leidt tot de navolgende beslissing.
De beslissing
De Raad verklaardt de klachten ongegrond.