Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Dordrecht 080206 onvoldoende bewijs voor uitbreiden dienstverband schoonmaakster;eindleeftijd 60

Rechtbank Dordrecht 8 februari 2006: (enkelvoudig) Op (benadeelde) rust in beginsel de bewijslast ten aanzien van dit carrièreverloop. Op grond van vaste jurisprudentie mogen aan dit bewijs geen al te hoge eisen worden gesteld. Echter, afgezien van voormelde schriftelijke verklaring volgt uit niets dat (benadeelde) ook daadwerkelijk de intentie had om fulltime te gaan werken. Het deskundigenrapport geeft evenmin inzicht op dit punt. De Vree concludeert dat de arbeidsmarkt voldoende mogelijkheden bood c.q. zal bieden om fulltime werkzaam te zijn in de schoonmaakbranche. Dit kan echter niet de conclusie dragen dat het alleszins aannemelijk is dat (benadeelde) van deze mogelijkheden gebruik zou maken. Het had naar het oordeel van de rechtbank op de weg van (benadeelde) gelegen om haar intentie met bewijs te staven, bijvoorbeeld door een verklaring van haar voormalig werkgever over te leggen waarin deze genoemde intentie onderschrijft, dan wel op dit punt een bewijsaanbod te doen. Nu zij dit heeft nagelaten, heeft zij haar stellingen op dit punt onvoldoende onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding haar daartoe alsnog in de gelegenheid stellen en zal bij de berekening van de schade door verlies van inkomsten uit arbeid als uitgangspunt nemen dat (benadeelde), het ongeval weggedacht, 20 uur per week werkzaam zou zijn geweest als schoonmaakster/ interieurverzorgster. (...)

De rechtbank ziet op basis van de zeer summier onderbouwde stellingen van (benadeelde) geen aanleiding om de kans dat zij wel tot haar 65e zal blijven doorwerken hoger in te schatten dan bij anderen in diezelfde branche. In het licht van het voorgaande acht de rechtbank het redelijk om als uitgangspunt te nemen dat (benadeelde) tot de leeftijd van 60 jaar als schoonmaakster / interieurverzorgster parttime werkzaam zou zijn geweest.  PIV-site