Hof Den Bosch 160609 werkzaamheden als bedoeld in 6:171; eenheid van onderneming
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Bosch 160609 werkzaamheden als bedoeld in 6:171; eenheid van onderneming
4.4.1. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat sprake is
geweest van het uitvoeren van werkzaamheden die onder
verantwoordelijkheid en regie van Woongoed hebben plaatsgevonden.
4.4.2. Het hof stelt bij de beantwoording van de vraag of artikel 6:171
BW toepassing vindt voorop dat de enkele omstandigheid dat de aannemers
zich als zelfstandige aannemers hebben gepresenteerd en dat de ouders
daarvan op de hoogte waren op zich zelf genomen de toepasselijkheid van
artikel 6:171 BW (de aansprakelijkheid van Woongoed naast die van de
aannemer) nog niet uitsluit. In dit verband is van belang dat artikel
6:171 BW, anders dan Woongoed stelt, niet beoogt de aansprakelijkheid
van de opdrachtgever uit te sluiten in het geval dat voor derden wel
voldoende kenbaar is wie de opdrachtnemer is.
4.4.3. Artikel 6:171 BW berust op de gedachte dat de eenheid die een
onderneming naar buiten vormt, behoort mee te brengen dat een
buitenstaander die schade lijdt en voor wie niet is te onderkennen of
deze schade is te wijten aan een fout van een ondergeschikte of van een
ander die ter uitoefening van het desbetreffende bedrijf werkzaamheden
verricht, zich aan deze onderneming kan houden.
4.4.4. Anders dan waar Woongoed kennelijk vanuit gaat, gaat het in casu
niet om (fouten bij) de werkzaamheden op zich zelf (het aansluiten van
hemelwaterafvoer op het riool), maar om de wijze waarop het werkterrein
werd achtergelaten en weer ter beschikking werd gesteld van de ouders
na afronding van die werkzaamheden.
4.4.5. Op dat punt geldt er, in ieder geval bezien vanuit het
gezichtspunt van de ouders die immers niet op de hoogte zijn van de
onderlinge contractuele afspraken, een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van aannemer en opdrachtgever om het werkterrein
veilig op te leveren. Woongoed was, als opdrachtgever en verhuurster,
op de hoogte van de aard van de uit te voeren werkzaamheden en het lag
dan ook op de weg van Woongoed, in beide hoedanigheden daar – samen met
de aannemer, dus als de hier bedoelde eenheid - controle en toezicht op
uit te oefenen. Dit is kennelijk niet, althans niet afdoende gebeurd.
Omstandigheden die aan deze controle en toezicht in de weg hebben
gestaan, zijn niet gesteld of gebleken. Woongoed had rekening kunnen en
behoren te houden met het ontoereikend opleveren van werk, maar
kennelijk heeft zij nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van
hem te verlangen maatregelen te treffen.
4.4.5. Omstandigheden die het de ouders mogelijk maken - en dat van hen
kan worden verlangd - dat zij kunnen achterhalen voor wiens
uiteindelijke verantwoordelijkheid de fout bij oplevering, het
achterlaten van puin en pin, is, zijn gesteld noch gebleken.
4.4.6. Het hof houdt de definitieve beslissing op deze grief aan tot na de getuigenverhoren.
5. De uitspraak
Het hof:
laat de ouders toe te bewijzen dat [de dochter] op 1 augustus 2004 is
gevallen over materiaal (puin of pin) dat werd achtergelaten door
werklieden die in opdracht van Woongoed werkzaamheden hebben verricht
direct naast de woning van vader en dat zij daarbij schade heeft
opgelopen; LJN BI8702