Hof Den Bosch 270710 verzekeraars hoofdelijk aansprakelijk voor twee elkaar in de tijd opvolgende gelijksoortige ongevallen
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Bosch 270710 verzekeraars hoofdelijk aansprakelijk voor twee elkaar in de tijd opvolgende gelijksoortige ongevallen
4.2.1. Op 15 juni 2006 is een voertuig met daarin [appellant sub 2], geboren op [datum 1], als chauffeur en [appellant sub 1], geboren op [datum 2], als bijrijder van achteren aangereden door een voertuig dat tegen wettelijke aansprakelijkheid is verzekerd bij Aegon (hierna: het eerste ongeval).
Op 5 juli 2006 is wederom een voertuig met [appellant sub 2] als chauffeur en [appellant sub 1] als bijrijder, van achteren aangereden door een voertuig dat tegen wettelijke aansprakelijkheid is verzekerd bij Interpolis (hierna: het tweede ongeval).
Aegon heeft aansprakelijkheid erkend voor het eerste ongeval en Interpolis voor het tweede ongeval.
(.... )
Grief 1 bevat de klacht dat de rechtbank ten onrechte in r.o. 4.2 heeft overwogen dat het feit dat Aegon is opgetreden als regelend verzekeraar voor beide schades geen reden is gelegen om Aegon in rechte voor beide schade aan te spreken.
De enkele omstandigheid dat Aegon is opgetreden als regelend verzekeraar brengt, anders dan [appellanten] menen, niet met zich mee dat Aegon daardoor ook aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door het tweede ongeval, waarvoor Interpolis aansprakelijk is.
4.5.2. Thans in hoger beroep stellen [appellanten] dat zij met Aegon en Interpolis een meerpartijenovereenkomst hebben gesloten, waarbij [appellanten] - met consent van Aegon en Interpolis - hun vordering op Interpolis aan Aegon hebben overgedragen. [appellanten] verwijzen in dat verband naar een brief van 27 oktober 2008 van Interpolis aan mr. Bitter, de advocaat van [appellanten] (prod. 1 MvG). Aegon daarentegen betwist uitdrukkelijk dat de gestelde overeenkomst is gesloten. Ook naar het oordeel van het hof valt uit deze brief niet af te leiden dat [appellanten] hun vordering op Interpolis aan Aegon hebben gecedeerd. Naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank van 22 oktober 2008 schrijft Interpolis in deze brief dat zij meent dat daarin tevens is beslist over de claims die [appellanten] jegens Interpolis zouden willen instellen. Met andere woorden, aldus de brief: "van de zijde van Interpolis zal ook geen schadevergoeding volgen." Deze mededeling is juist in strijd met de gestelde overdracht van de vordering op Interpolis aangezien ingeval van een rechtsgeldige overdracht [appellanten] geen vordering meer hebben op Interpolis.
[appellanten] beroepen zich voorts op hoofdelijke aansprakelijkheid van Aegon op grond van artikel 6:99 juncto 6:102 BW. [appellanten] stellen in dat verband dat uit de literatuur en jurisprudentie (Hof Arnhem, 20 januari 1998, VR 1998, 122) volgt dat ieder der verzekeraars in gevallen van duurschade zoals whiplash hoofdelijk aansprakelijk is en dus in rechte kan worden aangesproken voor de gehele schade.
Het hof is van oordeel dat in het onderhavige geval inderdaad sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid van Aegon en Interpolis (zie ook: HR 18 december 2009, LJN: BK0873). Veronderstellenderwijs aannemende dat de schade van [appellanten] komt vast te staan, dan geldt immers dat nu beide ongevallen kort na elkaar hebben plaatsgevonden de gehele schade zowel het gevolg kan zijn van het eerste als het tweede ongeval doch in ieder geval ten minste van een van deze ongevallen het gevolg is. Onder deze omstandigheden zijn beide verzekeraars hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 6:99 juncto artikel 102 BW en is aan het slachtoffer de keuze gelaten wie hij aanspreekt.
Dit betekent dat grief I slaagt. Derhalve is in dit hoger beroep zowel de schade veroorzaakt door het eerste als het tweede ongeval aan de orde. LJN BN2820