Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Almelo 280410 mantelzorg € 5,00 per uur; eindleeftijd 72;

Rb Almelo 280410 mantelzorg € 5,00 per uur; ingeschakelde hulp € 15,00 per uur. eindleeftijd 72;
4.1  [eiser] stelt in productie 2.2 punt 6 dat hij per week (zonder kinderen) 2.07 uur thuishulp/mantelzorg nodig heeft. De betreffende periode loopt vanaf 3 september 2001 tot en met 25 oktober 2005. [eiser] baseert zich op het rapport dat de deskundige A.L. Van Summeren, heeft opgesteld.
De deskundige heeft in zijn rapport op bladzijde 10 in een tabel aangegeven bij welke activiteit [eiser] beperkingen heeft en dat het aantal uren uitval 2,07 per week is.

Univé heeft verweer gevoerd.

4.2  Met Univé is de rechtbank van oordeel dat 0,85 uur per week betrekking heeft op zelfwerkzaamheid en niet thuis hoort in de categorie ‘verplaatste schade thuiszorg’. Immers, [eiser] benut zijn arbeidsvermogen voor het uitvoeren van werkzaamheden in, aan of rond de woning. De rechtbank zal dit onderdeel bij de beoordeling van de onderwerpelijke schade buiten beschouwing laten, doch hierna in rechtsoverweging 6.1 en verder bespreken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat boodschappen doen een persoonlijke bezigheid is, waarbij het beslist niet noodzakelijk is dat beide handen en polsen tegelijkertijd zwaar moeten worden belast. De rechtbank zal ook dit onderdeel bij de beoordeling van de onderwerpelijke schade buiten beschouwing laten.
De uitval is dan 2,07 – (0,85 + 0,37) = 0,85 uren.
[eiser] hanteert in zijn berekening een uurvergoeding van € 15,-- per uur. Naar het oordeel van de rechtbank is dat bedrag te hoog. Immers, de mantelzorg wordt veelal contant afgerekend op een bedrag van € 5,-- per uur. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] geen verpleging nodig (gehad), maar behoeft hij assistentie bij schoonmaakwerkzaamheden. De huishoudelijke hulp die de schoonmaakwerkzaamheden zoals dweilen en ramenwassen doet, werd in de gestelde periode per uur € 12,50,-- à contant betaald. Ervan uitgaande dat de huishoudelijke hulp ¾ van de werkzaamheden verricht en de mantelzorger ¼ van de werkzaamheden verricht, resulteert het één ander in een gemiddelde uurvergoeding van
€ 10,63 per uur.

Partijen zijn het eens over de periode dat de vergoeding moet worden betaald, namelijk 4 jaar en 2 maanden.  
Naar het oordeel van de rechtbank moet Univé met betrekking tot deze periode aan [eiser] betalen: {(4 x 48) + 8} x 0,85 x € 10,63 = € 1.807,10.

4.3  [eiser] stelt in productie 2.2 punt 6 dat hij per week (met kinderen) 2.42 uur thuishulp/mantelzorg nodig heeft. De betreffende periode loopt vanaf 25 oktober 2005 tot en met 1 januari 2008. [eiser] baseert zich op het rapport dat de deskundige, de heer A.L. Van Summeren, heeft opgesteld.
De deskundige heeft in zijn rapport op bladzijde 8 in een tabel aangegeven bij welke activiteit [eiser] beperkingen heeft en dat het aantal uren uitval 2,42 per week is.

Univé heeft verweer gevoerd.

4.4  Met Univé is de rechtbank van oordeel dat 0,85 uur per week betrekking heeft op zelfwerkzaamheid en niet thuis hoort in de categorie ‘verplaatste schade thuiszorg’. Immers, [eiser] benut zijn arbeidsvermogen voor het uitvoeren van werkzaamheden in, aan of rond de woning. De rechtbank zal dit onderdeel bij de beoordeling van de onderwerpelijke schade buiten beschouwing laten, doch hierna in rechtsoverweging 6.1 en verder bespreken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat boodschappen doen een persoonlijke bezigheid is, waarbij het in de meeste gevallen beslist niet noodzakelijk is dat beide handen en polsen tegelijkertijd zwaar moeten worden belast. Echter, onbetwist is dat [eiser] in deze periode ook mede de zorg voor eerst één kind en sinds april 2007 voor twee kinderen heeft. Zulks brengt mee dat extra boodschappen moeten worden gedaan, waarbij de beide handen en polsen soms tegelijkertijd zwaar worden belast. Gelet op het persoonlijk karakter van het doen van boodschappen, is de rechtbank van oordeel dat mantelzorg daarvoor de ondersteunende activiteit is. De rechtbank zal de uitval bij de beoordeling van dit onderdeel van de schade stellen op de helft van de uitval van de door de heer A.L. van Summeren berekende uitval.
De totale uitval in deze periode is dan 2,42 – {(0,85 + (0,52 : 2)} = 1,31 uren per week. [eiser] hanteert in zijn berekening een uurvergoeding van € 15,-- per uur. Naar het oordeel van de rechtbank is dat bedrag te hoog. Immers, de mantelzorg wordt veelal contant afgerekend op een bedrag van € 5,-- per uur. De huishoudelijke hulp die de schoonmaakwerkzaamheden zoals dweilen en ramenwassen doet, werd in de gestelde periode per uur € 15,-- à contant betaald. Ervan uitgaande dat de huishoudelijke hulp ¾ van de werkzaamheden verricht en de mantelzorger ¼ van de werkzaamheden verricht, resulteert het één ander in een gemiddelde uurvergoeding van € 12,50 per uur.
Partijen zijn het eens over de periode dat de vergoeding moet worden betaald, namelijk 2 jaar en 2 maanden.  
Naar het oordeel van de rechtbank moet Univé met betrekking tot deze periode aan [eiser] betalen: {(2 x 48) + 8} x 1,31 x € 12,50 = € 1.703,--

(....)

Kosten thuiszorg/thuishulp.

9.1  In punt 3 (productie 2.4 bij dagvaarding) stelt [eiser] dat hij toekomstige schade heeft in verband met kosten voor thuiszorg/thuishulp. [eiser] stelt dat hij vanaf de peildatum 1 januari 2008 tot aan zijn 80e levensjaar gedurende 48 weken per jaar thuiszorg/thuishulp nodig heeft. Daarbij stelt [eiser] dat hij op grond van het rapport van de deskundige A.L. van Summeren per week 2,42 uur thuiszorg/thuishulp nodig heeft tegen een vergoeding van € 20,-- per uur.
Univé heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

9.2  In rechtsoverweging 4.4 heeft de rechtbank overwogen dat [eiser] in de betreffende periode een uitval heeft van 2,42 – {(0,85 + (0,52 : 2)} = 1,31 uren per week. Aangezien de toekomstige schade een verlenging van die periode is, zal de rechtbank voor de berekening van de schade uitgaan van hetzelfde aantal uren uitval.
Aangezien de thuiszorg/thuishulp deels wordt opgevangen door mantelzorg en het een nieuwe periode (na 1 januari 2008) betreft, zal de rechtbank een uurvergoeding van € 14,-- hanteren. Immers, ook hier geldt dat de vergoedingen à contant worden afgerekend. Per jaar komt de vergoeding neer op (48 x 1,31 x € 14,--) = € 880,32.

9.3  Met Univé is de rechtbank van oordeel dat de looptijd van de termijn, tot aan het 80e levensjaar, te lang is. Immers, ver voor het 80e levensjaar wordt doorgaans al hulp ingeroepen.
De rechtbank zal voor de berekening uitgaan van een termijn waarvan het einde ligt op vijf jaar na de (mogelijke) nieuwe AOW-leeftijd van 67 jaar, te weten tot aan het 72e levensjaar van [eiser] in 2055. De termijn is dan (2055 – 2008) = 47 jaar. De NRL kapitaalsfactor die bij de leeftijd en de termijn hoort, is dan 24,3077. De toekomstige schade is dan: (24,3077 x € 880,32) = € 21.398,55. Naar het oordeel van de rechtbank zou Univé dat bedrag aan [eiser] moeten betalen.

9.4  Echter, in punt 40 van de conclusie van antwoord stelt Univé dat zij inzake de kosten huishoudelijke hulp is uitgegaan van een bedrag van € 11.667,70. Univé heeft dat bedrag ook daadwerkelijk betaald. Gezien hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 9.3 heeft overwogen, zal de rechtbank beslissen dat Univé aan [eiser] betaalt het restant bedrag van: (€ 21.398,55 - € 11.667,70) = € 9.730,85.
  LJN BM7022