Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 161105 AWBZ-zorg niet voldoende kwaliteit, vergoeding wzh ouders, kosten adm rompslomp

Rechtbank Arnhem (meervoudig) 16-11-2005: Begroting kosten huishoudelijke hulp:
Gezien de aard, de diversiteit en de omvang van de door de deskundige [betrokkene 2] vastgestelde hulpbehoefte is het niet zeker dat hulp door een via de AWBZ bekostigde thuiszorginstelling aan [eiseres] de continuïteit en kwaliteit verschaft waarop zij aanspraak heeft.  [eiseres] behoef(de)t daarom niet die voor RVS goedkoopste vorm van hulpverlening in te schakelen en de aan haar toe te kennen vergoeding behoeft evenmin langs die weg fictief berekend te worden. (...)

De door de ouders in hun vrije tijd aldus voor [eiseres] verrichte werkzaamheden doet, naast de mogelijkheid tot verplaatsing van deze schade op grond van artikel 6:107 BW, eveneens bij [eiseres] een voor vergoeding in aanmerking komende schadepost ontstaan. Een op die omstandigheid afgestemd abstract tarief daarvoor was f 12,50 (€ 5,67) per uur. In de omstandigheid dat het NPP dat tarief voor mantelzorg in 2004 heeft gesteld op € 8,- per uur vindt de rechtbank aanleiding om [eiseres] te volgen in haar aangepaste berekening waarin zij dat tarief hanteert met ingang van 1 januari 2005. Over de daarvóór liggende periode, te beginnen op 4 oktober 1992 toen het dochtertje van [eiseres] terugkeerde uit het ziekenhuis en opvang nodig had, zal tussen partijen moeten worden afgerekend tegen het oude tarief van € 5,67 per uur.

Vervolgens rijst de vraag welke rekenkundige gevolgen moeten worden verbonden aan het gewijzigde uitgangspunt van [eiseres] dat haar ouders in de nabije toekomst de zorg niet meer zullen verlenen. (...) Om de hierboven onder 10 vermelde reden wordt aangenomen dat [eiseres] daartoe een particuliere hulp zal inschakelen. Het te vergoeden commerciële tarief daarvoor stelt [eiseres] op een (gemiddeld) bedrag van € 25,- per uur, wat zij in haar berekening vanaf april 2007 verder als (nog te indexeren) uitgangspunt neemt. De rechtbank volgt [eiseres] hierin niet. Niet valt in te zien wat de rechtsgrond ervoor is om in deze berekening af te zien van de feitelijke mogelijkheid om op grond van de AWBZ een persoonsgebonden budget voor zorg, hulp en begeleiding toegekend te krijgen. Het bestaan van die mogelijkheid betekent eenvoudig linksom (bij het vaststellen van de omvang van de schade) of rechtsom (waar het gaat om de schadebeperkingsplicht van [eiseres]) dat daarmee in het individuele geval rekening behoort te worden gehouden indien en zolang deze voorziening in de huidige omvang bestaat.(..)

De rechtbank kan zich wel verenigen met het door [eiseres] geformuleerde voorbehoud terzake zoals dat in de rechtspraak (gerechtshof Arnhem 30 november 2004, LJN: AR8527) reeds is aanvaard. Dat het (periodiek) aanvragen van een PGB zal leiden tot administratieve rompslomp die [eiseres] zélf niet zal kunnen verdragen en verwerken is evident. Dat kan echter niet een reden zijn om het maar na te laten, nu in de eerste plaats de overheid heeft gezorgd voor een faciliteit dienaangaande door PGB budgethouders die werkgever worden/zijn van hun hulpverlener kosteloos door de Sociale Verzekeringsbank te laten ondersteunen en in de tweede plaats eventuele verdere uitvoeringskosten, bijvoorbeeld die van een zaakwaarnemer, voor rekening van RSV kunnen worden gebracht.
In dit oordeel ligt niet besloten dat alle ná april 2007 voor vergoeding in aanmerking komende uren slechts behoeven te worden gekapitaliseerd tegen de voor [eiseres] geldende eigen bijdrage in het kader van het PGB, zoals RVS voorstaat. Daarmee behoeft niet te worden volstaan omdat het denkbaar is dat de zorgbehoefte waarmee bij een PGB rekening wordt gehouden minder is dan de zorgbehoefte die de deskundige [betrokkene 2] heeft vastgesteld. Dat is ook waarschijnlijk nu het PGB een kariger collectieve voorziening is die onder meer ook rekening houdt met (theoretisch aanwezige) mantelzorg. Het verschil tussen beide indicaties dient RVS als aansprakelijke partij te vergoeden. Het zal van de aard van de krachtens het PGB niet voor vergoeding in aanmerking komende zorguren afhangen tegen welk tarief dat moet gebeuren. Dat zal een commercieel tarief moeten zijn om, in de situatie dat de ouders van [eiseres] in ondersteunende zin wegvallen, haar in staat te stellen daadwerkelijk externe hulp in te roepen.(..)  
LJNAV0527