Rb Arnhem 290807 concrete begroting niet goed mogelijk, rb. zal schatten; 2 uur a € 7,50 tot 60
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 290807 concrete begroting niet goed mogelijk, rb. zal schatten; 2 uur hulp per week
4.19. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij door het ongeval niet meer volledig in staat is het huishouden zelf te doen. Voor zover zij daartoe de financiële middelen had - hetgeen niet steeds het geval was - heeft zij tegen betaling de hulp van derden ingeschakeld. De eerste tijd na het ongeval is meer hulp verleend dan daarna, waar het veelal om drie à vier uur per week ging tegen betaling van een uurtarief van aanvankelijk fl. 15,00 en later EUR 6,50. Daarnaast heeft eenmalig een grote schoonmaak plaatsgevonden. Tot en met 2005 heeft [eiseres] de geleden schade - deels onderbouwd met stukken - concreet begroot op EUR 7.658,91. Voor de daarna geleden schade heeft zij een berekening gemaakt die uitgaat van drie uren hulp per week à EUR 7,50 per uur gedurende 48 weken per jaar, een rekenrente van 2% en een looptijd tot haar 100e levensjaar. In totaal heeft zij de schade wegens huishoudelijke hulp begroot op EUR 37.038,91.
4.20. London heeft ook met betrekking tot deze schadepost het causaal verband tussen de gestelde behoefte aan huishoudelijke hulp door derden en het ongeval betwist. Verder meent London dat [eiseres] gebruik zou hebben kunnen of moeten maken van Thuiszorg of een persoonsgebonden budget (PGB) had kunnen en had moeten aanvragen. Overigens betwist London dat [eiseres] kosten voor huishoudelijk hulp heeft gemaakt, dat die hulp tegen de gestelde tarieven is verleend en acht zij de gehanteerde looptijd niet aanvaardbaar.
4.21. Voor de onderhavige schadepost geldt in wezen hetzelfde als hiervoor met betrekking tot het verlies van arbeidsvermogen is overwogen en beslist: een concrete schadebegroting langs de gebruikelijke weg is niet goed mogelijk en daarom zal de schade zo goed mogelijk worden geschat. Daarbij zal het volgende tot uitgangspunt worden genomen. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] voor het ongeval wegens lichamelijke (of psychische) klachten was aangewezen op huishoudelijke hulp. Direct na het ongeval was dat wel het geval, in het begin, in haar revalidatieperiode, wat meer dan later. Geabstraheerd wordt van de omstandigheid dat [eiseres] niet steeds daadwerkelijk kosten voor huishoudelijk hulp heeft gemaakt omdat zij de middelen daartoe niet steeds bezat. Dat die behoefte er is en was - mede gelet op de woonsituatie van [eiseres], met een vaak afwezige partner en veel huisdieren - is tot op zekere hoogte voldoende aannemelijk. Het (met stukken onderbouwde) bedrag dat [eiseres] heeft gevorderd voor de periode vanaf 13 juni 1997 tot en met 1998 - EUR 1.170,75 - komt de rechtbank niet onredelijk voor en zal worden toegewezen. Vanaf ongeveer 1999 waren er ook de (niet-ongevalsgerelateerde) knieklachten en later de maagoperatie. Gelet op het voorgaande is het redelijk ervan uit te gaan dat [eiseres] ook zonder het ongeval in enige mate behoefte zou hebben gehad aan huishoudelijk hulp. Het enkelbandletsel dat [eiseres] in 2001 na een val heeft opgelopen wordt niet ten nadele van haar meegewogen, omdat - zo volgt uit hetgeen zij daarover ter comparitie heeft verklaard - mogelijk het ongevalsletsel die val (mede) heeft veroorzaakt. Alles overziend is het redelijk met ingang van 1999 uit te gaan van een hulpbehoefte van, naar schatting, 2 uren per week. Tot en met 2002 gaat [eiseres] uit van een uurtarief van (omgerekend en afgerond) EUR 5,50 per uur, hetgeen niet onredelijk is. Op basis van 48 weken huishoudelijk hulp per jaar - eveneens een aanvaardbaar uitgangspunt - bedraagt de schade over die periode op jaarbasis EUR 528,00 (2 uren x EUR 5,50 x 48 weken), dus tot en met 2002 (4 jaren) EUR 2.112,00. Voor de periode 2003 tot en met 2005 gaat [eiseres] uit van EUR 6,50 per uur, eveneens een marktconform bedrag. De schade over die periode bedraagt dan EUR 1.872,00. Voor de jaren daarna gaat [eiseres] uit van een uurtarief van EUR 7,50. Ook dat is niet onredelijk. De schade over 2006 bedraagt op grond daarvan EUR 720,00 (2 uren x EUR 7,50 x 48 weken) en die over de eerste acht maanden van 2007 EUR 480,00 (8/12 x EUR 720,00). In de lichamelijke gezondheidstoestand van [eiseres], die ook zonder ongeval naar redelijke verwachting niet optimaal zou zijn, ziet de rechtbank aanleiding de looptijd van deze schadepost voor de toekomst te beperken tot het 60e levensjaar van [eiseres]. Uitgaande van de hiervóór berekende jaarschade en de gebruikelijke rekenrente van 3% en rekeninghoudend met de statistische sterftekansen van [eiseres] en de fiscale component komt de toekomstige schade, gekapitaliseerd per 1 september 2007, neer op een bedrag van (afgerond) EUR 11.485,00.
4.22. In de voorgaande berekeningen is er geen rekening mee gehouden dat [eiseres] gedurende een deel van de looptijd van deze schadepost mogelijk tegen een gereduceerd tarief, via een thuiszorgorganisatie of door middel van een PGB, zou (hebben) kunnen voorzien in huishoudelijk hulp. Daar staat tegenover dat ook buiten beschouwing is gelaten dat [eiseres] af en toe tijdelijk, zoals in het kader van een grote schoonmaak en in de periode na de operatie waarbij haar enkel zal worden vastgezet, meer behoefte aan huishoudelijke hulp heeft of zal hebben. Daarom zal zonder verdere aftrek of bijtelling de optelsom van de hiervoor begrote bedrag, dus EUR 17.839,75, worden toegewezen wegens door het ongeval veroorzaakte kosten van huishoudelijke hulp. LJN BB3640