Rb Zutphen 040511 Whiplash; vergoeding hh mantelzorg € 13,00, ook al vanwege geen verweer
- Meer over dit onderwerp:
Rb Zutphen 040511 Whiplash; vergoeding hh mantelzorg € 13,00, ook al vanwege geen verweer
Huishoudelijke hulp
5.28. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van haar behoefte aan huishoudelijke ondersteuning een ‘Indicatiestelling huishoudelijke zorg’ laten opstellen, die uitkomt op 4 uren en 30 minuten (productie 36 bij dagvaarding). Het NRL heeft deze schadepost berekend op € 69.939,00, uitgaande van een looptijd tot een leeftijd van [gedaagde] van 75 jaar. Het aanvankelijk door ASR ingenomen standpunt dat deze schadepost in het dossier van de partner van [gedaagde] zou zijn afgewikkeld, heeft zij laten vallen. De medisch adviseur van ASR concludeert dat [gedaagde] over voldoende mogelijkheden beschikt voor een aangepaste en gedoseerde manier van werken. Hij ziet slechts een indicatie voor incidentele, niet-dagelijkse en evident zwaardere inspanningen zoals de voorjaarsschoonmaak.
De rechtbank acht de weergegeven beperkingen in de indicatiestelling voldoende onderbouwd. Bovendien speelt een rol dat de partner van [gedaagde] eveneens bij hetzelfde ongeval betrokken is geweest, zodat hij niet volledig in staat is (geweest) om lacunes in de mogelijkheden van [gedaagde] als mantelzorger op te vangen. De medisch adviseur van ASR geeft blijk van een (te) zonnig beeld van de zwaarte van huishoudelijke activiteiten. Gelet op de drukke baan van [gedaagde] voor het ongeval is aannemelijk dat met de geboorte van het eerste kind (2006) ook zonder ongeval huishoudelijke hulp aanwezig zou zijn geweest. Daarom zal de behoefte aan huishoudelijke hulp tot 1 januari 2006 worden bepaald op 4 uren en 30 minuten. Vanaf 1 januari 2006 wordt de huishoudelijke hulp als gevolg van het ongeval gesteld op 1 uur en 30 minuten uitgaande van huishoudelijke hulp gedurende 3 uur per week in de situatie zonder ongeval.
Uit het verslag van de indicatiestelling blijkt dat om economische redenen de huishoudelijke hulp via de mantelzorg is opgevangen. Daarom heeft [gedaagde] tot 1 januari 2009 gerekend met een tarief van € 8,50 per uur. Voor de periode vanaf 1 januari 2009 tot 1 januari 2012 kan worden gerekend met het door [gedaagde] voorgestelde bedrag van € 13,00 per uur, nu ASR tegen de berekende bedragen geen verweer heeft gevoerd.
Nu deze schadepost, anders dan het verlies van verdienvermogen, met veel minder onzekerheden is omgeven en het bovendien een veel minder groot bedrag betreft, komt het geraden voor met voorgaande uitgangspunten ook de schade voor de periode na 1 januari 2012 te berekenen. LJN BQ3332