GHSHE 190520 al dan niet schending informed consent; stelling dat betrokkene (geheel) van operatie zou hebben afgezien onvoldoende onderbouwd
- Meer over dit onderwerp:
GHSHE 190520 plastisch chirurg aangesproken voor necrose tepel en tepelhof na mastopexie en nazorg terzake; hof gelast deskundigenbericht, vraagstelling plastisch chirurg
- al dan niet schending informed consent; stelling dat betrokkene (geheel) van operatie zou hebben afgezien onvoldoende onderbouwd
Preoperatieve fase: informed consent
3.7.
[appellante] verwijt [geintimeerde 2] dat zij voorafgaande aan de operatie haar niet, althans onvoldoende, heeft gewezen op de risico’s, haar niet heeft gewezen op de bijzondere risico-verhogende omstandigheden vanwege de eerdere operaties en het feit dat er reeds een ontsteking aanwezig was en haar evenmin heeft geïnformeerd over de aanvullende risico’s van het - op verzoek van [appellante] - niet-herplaatsen van de protheses. Daarnaast maakt zij [geintimeerde 2] het verwijt dat zij over onvoldoende informatie beschikte over de eerdere operaties en deze ook niet heeft opgevraagd. [appellante] stelt dat als zij volledig zou zijn geïnformeerd, zij van de operatie zou hebben, afgezien althans deze op een andere wijze zou hebben laten uitvoeren, bijvoorbeeld door het terugplaatsen van kleinere protheses om het infectiegevaar te verkleinen.
3.7.1.
Het hof overweegt als volgt.
Voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst is de toestemming van een patiënt vereist. Een patiënt kan in beginsel slechts toestemming geven voor een behandeling indien hij daarover adequaat is geïnformeerd (informed consent).
De hulpverlener dient de patiënt op duidelijke wijze in te lichten over de voorgestelde behandeling. Bij het verstrekken van informatie dient de hulpverlener zich te laten leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijs dient te weten ten aanzien van de aard en het doel van de behandeling, de te verwachten gevolgen en de risico's daarvan, over eventuele alternatieven en over de vooruitzichten.
Gebreken in de voorlichting door de hulpverlener brengen niet zonder meer mee dat de hulpverlener vervolgens jegens de patiënt aansprakelijk is voor eventuele schade die voortvloeit uit de behandeling. De informatieplicht van de hulpverlener strekt er - voor zover in dit verband van belang - toe de patiënt in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken voor het al dan niet ondergaan van de behandeling.
Dat een patiënt niet voor de operatie zou hebben gekozen indien de hulpverlener niet zou zijn tekortgeschoten bij het informeren van de patiënt, kan niet zonder meer worden aangenomen. Het is aan de patiënt om te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat hij, indien hij op een voldoende duidelijke wijze was geïnformeerd over het aan de behandeling verbonden risico hij als redelijke patiënt in de gegeven omstandigheden niet zou hebben gekozen voor deze behandeling, of dat hij om redenen van persoonlijke aard niet voor deze behandeling zou hebben gekozen.
3.7.2.
Blijkens het medisch dossier, waaronder de Einwilligungsverklarung, is [appellante] over de normale risico’s van de operatie door [geintimeerde 2] voorafgaande aan de operatie geïnformeerd. In het licht daarvan heeft [appellante] onvoldoende weersproken dat zij daarover is geïnformeerd.
Dat [geintimeerde 2] [appellante] ook heeft geïnformeerd over door [appellante] gestelde verhoogde risico’s in verband met haar eerdere (borst)operaties, het feit dat zij op 9 juni 2013 aan beide borsten een ontsteking had en haar wens om geen implantaten te (her)plaatsen, is niet vermeld in het medisch dossier. Dit betekent dat er niet van kan worden uitgegaan dat [geintimeerde 2] haar daarover heeft geïnformeerd. Naar het oordeel van het hof had zij als redelijk handelend, redelijk bekwaam plastisch chirurg [appellante] daarover moeten informeren.
3.7.3.
Wat betreft het verwijt dat [geintimeerde 2] nadere informatie over de eerdere operaties had moeten opvragen, heeft [geintimeerde 2] onweersproken aangevoerd dat van de in 1986 uitgevoerde mastopexie geen informatie meer aanwezig is en dus ook niet meer kon worden opgevraagd. Wat betreft de in 2005 in Tsjechië verrichte borstvergroting is van belang dat uit het medisch dossier blijkt dat [appellante] zich op 22 maart 2005 tot de [de kliniek voor plastische chirurgie] heeft gewend in verband met de nacontrole daarvan. Om die reden gaat het hof er met [geintimeerde 2] vanuit dat zij van die behandeling voldoende op de hoogte was en er geen reden was om nadere informatie daarover op te vragen. Voor zover [geintimeerde 2] zich ook op deze grond beroept op het ontbreken van informed consent faalt ook deze grondslag.
3.7.4.
De conclusie is dan ook dat is voldaan aan het vereiste van informed consent.
Nu is voldaan aan het vereiste van informed consent, behoeft de stelling van [appellante] dat zij als zij volledig zou zijn geïnformeerd, de overeenkomst niet zou hebben gesloten dan wel de operatie op een andere wijze zou hebben laten plaatsvinden, geen bespreking. Daarenboven, indien geoordeeld zou moeten worden dat informed consent wel ontbrak, heeft [appellante] gelet op het feit dat zij op 19 juni 2013 aan beide borsten ontstekingen had, haar stelling dat zij (geheel) zou hebben afgezien van deze operatie onvoldoende onderbouwd. Dit geldt ook voor de stelling dat zij in dat geval althans zou hebben gekozen voor een andere operatie, te weten het terugplaatsen van kleinere protheses om het infectiegevaar te verkleinen. [geintimeerde 2] heeft betwist dat door terugplaatsen van kleinere protheses het infectiegevaar wordt verkleind en aangevoerd dat deze plaatsing juist risico’s kan opleveren. Het had daarom op de weg van [appellante] gelegen haar stelling nader toe te lichten, dat heeft zij ook in het licht van haar eigen wens dat er juist geen protheses zouden worden teruggeplaatst niet (voldoende) heeft gedaan. Derhalve staat niet vast dat indien [appellante] op een voldoende duidelijke wijze was geïnformeerd over het aan de operatie verbonden risico zij als redelijke patiënt in de gegeven omstandigheden niet zou hebben gekozen voor deze operatie. Ook daarom komt [geintimeerde 2] geen beroep toe op het ontbreken van informed consent.
3.7.5.
Voor zover [appellante] zich ten aanzien van de pre-operatieve fase beroept op de schending van de dossierplicht faalt op grond van het bovenstaande ook dit verwijt.