Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 251114 lekkende PIP-borstimplantaten; geen schending informed consent

Hof 's-Hertogenbosch 251114 voorshands oordeel dat kliniek aansprakelijk is voor lekkende PIP-borstimplantaten; geen schending informed consent

vervolg op: rb-maastricht-191011-geen-aansprakelijkheid-voor-lekkende-borstprothesen-mede-vanwege-voldoende-voorlichting-tzv-risico

Informed consent

3.7.
Als nog meer subsidiaire grondslag voor haar vordering heeft [appellante] aangevoerd dat zij niet of onvoldoende door (de bij) Boerhaave (werkzame arts) is ingelicht over de risico’s van lekken of scheuren van de implantaten, noch over de gevolgen van een eventuele lekkage. De grieven IV en V hebben betrekking op de afwijzing door de rechtbank van deze grondslag.
Het hof verwerpt deze grieven echter.
De stelling van [appellante] dat zij niet op het risico van lekkage is gewezen, wordt als feitelijk onjuist verworpen. In het door haar ondertekende toestemmingsformulier staat immers expliciet dat zij ervan op de hoogte is gebracht dat lekkage in een enkel geval kan optreden. [appellante] heeft ter comparitie bij de rechtbank ook zelf met zoveel woorden verklaard dat [de behandelend arts] haar heeft gezegd dat er mogelijk lekkages kunnen optreden.
Wat betreft de gevolgen van een eventuele lekkage stelt het hof voorop dat Boerhaave ([de behandelend arts]) [appellante] uiteraard niet kon en niet hoefde te wijzen op de gevolgen van het lekken van industriële gel uit ondeugdelijke implantaten. Boerhaave was er toen immers niet mee bekend dat de, aanvankelijk goedgekeurde, implantaten die bij [appellante] zouden worden ingebracht, frauduleus met deze verkeerde gel waren gefabriceerd, waarbij het hof er in dit verband veronderstellenderwijs van uit gaat dat de implantaten van [appellante] tot deze categorie behoorden.
[appellante] heeft onvoldoende gesteld en niet aannemelijk gemaakt dat aan een lekkage van deugdelijke implantaten zodanige gezondheidsrisico’s verbonden waren dat Boerhaave haar voor de gevolgen daarvan had moeten waarschuwen, en evenmin dat áls Boerhaave haar daarvoor wel had gewaarschuwd, zij op die grond van een borstvergroting had afgezien. Uit de brief van de Minister van 14 februari 2012 blijkt dat de (later ondeugdelijk gebleken) implantaten waren goedgekeurd en waren voorzien van een CE-markering, waardoor destijds de chirurgen mochten uitgaan van bewezen veiligheid, aldus deze brief. Tegenover de door Boerhaave overgenomen stelling in deze brief dat de NVCP van mening is dat het gebruik van borstimplantaten een verantwoorde medische ingreep is en dat ondanks het tijdelijk verbod daarvan in de Verenigde Staten, in de afgelopen 30 tot 40 jaar in talrijke wetenschappelijke beoordelingen en onderzoeken geen verband is aangetoond tussen siliconen prothesen en optredende ziektes, heeft [appellante] niets gesteld waaruit zou moeten worden afgeleid dat Boerhaave haar toch voor mogelijke schadelijke gevolgen van lekkages had moeten waarschuwen.
Tenslotte heeft [appellante] op geen enkele wijze onderbouwd dat haar huidige gezondheidsklachten het gevolg zouden (kunnen) zijn van lekkage van deugdelijke implantaten.

3.8.
Het hof houdt ieder verder oordeel aan.
Aan partijen zal eerst de gelegenheid worden geboden een akte te nemen – tegelijkertijd op dezelfde roldatum, en uitsluitend over het voorlopig oordeel van het hof in r.o. 3.6.3.5 - waarna een comparitie van partijen zal plaatsvinden om hetgeen in r.o. 3.5.2, 3.6.3.3 en 3.6.3.5 is overwogen, met partijen te bespreken. Op de rolzitting van 25 november 2014 dienen partijen zowel beiden een akte te nemen, als verhinderdata op te geven voor de comparitie van partijen.
Als partijen op deze punten nog nadere informatie in het geding willen brengen dienen zij dat tenminste twee weken voor de zitting aan de wederpartij en het hof toe te zenden.
Het hof verzoekt [appellante] tevens om een globaal overzicht van de door haar geleden schade op te stellen en tenminste twee weken voor de zitting aan de wederpartij en het hof toe te zenden, opdat enig inzicht bestaat in de omvang van die schade. ECLI:NL:GHSHE:2014:4936