Rb Breda 020211 gebrekkig informed consent bij stamceltherapie; volgt schadevergoeding
- Meer over dit onderwerp:
Rb Breda 020211 gebrekkig informed consent bij stamceltherapie; volgt schadevergoeding
2.8. Op grond van het voorgaande kan vastgesteld worden, dat mevrouw [gedaagde] is geslaagd in het bewijs dat zij op 5 augustus 2005 bij het nemen van haar beslissing ten aanzien van het ondergaan van de stamcelbehandeling in Turkije, en ook op 7 augustus 2005 toen zij op weg was naar Duitsland voor de afname van beenmerg, onvoldoende is geïnformeerd over de effectiviteit, de experimentele status en de risico’s van de stamceltherapie.
2.9. Voorts diende zij te bewijzen dat zij niet voor deze behandeling had gekozen als zij adequaat geïnformeerd was geweest, met name ten aanzien van het experimentele status van de behandeling en de daaraan verbonden risico’s.
2.10. De rechtbank acht mevrouw [gedaagde] ook in dat bewijsonderdeel geslaagd.
In dat kader wordt in aanmerking genomen dat mevrouw [gedaagde] en haar echtgenoot op hun verzoek om informatie slechts succesverhalen te horen hebben gekregen. Mevrouw [gedaagde] heeft verklaard dat, als met haar besproken was wat in de overeenkomst en de Appendix I stond, zij beslist niet meteen akkoord gegaan was met de behandeling en zich nader beraden had, ook met haar neurochirurg. Haar echtgenoot [man], die toch al sceptisch stond ten opzichte van de behandeling, heeft verklaard dat hij, als hij geweten had wat in de Appendix I stond, dat stuk niet getekend zou hebben en dat hij, had hij de inhoud van artikel 3.4 van de overeenkomst gekend, zijn vrouw beslist afgeraden zou hebben dat stuk ooit te tekenen. Daarmee acht de rechtbank in voldoende mate bewezen dat mevrouw [gedaagde] geen toestemming had gegeven voor de stamcelbehandeling en de daaraan voorafgaande beenmergafname, als zij toereikend geïnformeerd was geweest om een keuze te kunnen maken.
2.11. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat mevrouw [gedaagde] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs omtrent de informatievoorziening en haar daarop gebaseerde toestemming tot de behandeling, zoals verwoord in de bewijsopdracht.
Voorts dient beoordeeld te worden of uit de bewezen geachte feiten en omstandigheden afgeleid kan worden dat sprake was van bedrog door Cells4health c.q. dwaling aan de zijde van mevrouw [gedaagde], grond voor vernietiging van de overeenkomst, of (subsidiair) van toerekenbaar tekortschieten zijdens Cells4health als grondslag voor ontbinding van de overeenkomst.
2.12. Voor het bewijs van bedrog van de zijde van Cells4health vindt de rechtbank onvoldoende grond in de bewezen geachte feiten. Van opzettelijke misleiding door het opzettelijk doen van onjuiste mededelingen of opzettelijke verzwijging is niet gebleken.
2.13. Van dwaling is sprake als een overeenkomst tot stand is gekomen bij een onjuiste voorstelling van zaken, te wijten aan inlichtingen van de wederpartij. De overeenkomst is vernietigbaar als deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten.
Het beroep op dwaling slaagt waartoe het navolgende wordt overwogen.
2.14 De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld, dat mevrouw [gedaagde] niet is geïnformeerd over de effectiviteit en risico’s van de stamceltherapie, noch over de voorwaarden waaronder de behandeling werd verricht zoals vermeld in de overeenkomst en de appendix. Aan mevrouw [gedaagde] zijn slechts succesverhalen voorgehouden van deze nieuwe in het buitenland toegepaste behandeling, terwijl men in Nederland nog niet zover was. Zij werd een “zeer geschikte kandidaat” voor de behandeling geacht. Onder die naar thans is vastgesteld onjuiste en onvolledige voorstelling van zaken heeft zij toegestemd in de kostbare, in Turkije te verrichten stamcelbehandeling als laatste mogelijkheid om verbetering te brengen in de invaliditeit tengevolge van een dwarslaesie.
Voorts is bewezen geacht dat zij niet voor de stamceltherapie gekozen zou hebben als zij adequaat geïnformeerd was geweest. Daarmee staat vast dat mevrouw [gedaagde] bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet gesloten zou hebben en dat deze op grond van dwaling vernietigbaar is.
2.15. Vernietiging van de overeenkomst heeft tot gevolg dat deze geacht wordt nooit te hebben bestaan. Dit betekent dat de vordering in conventie van Cells4health tot betaling van de resterende kosten voor de behandeling afgewezen zal worden en dat de door mevrouw [gedaagde] reeds betaalde € 7.500,= wegens onverschuldigde betaling aan haar terugbetaald moet worden. Wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het moment van betaling op
7 augustus 2005.
2.16. Voorts leidt hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat mevrouw [gedaagde] door aan Cells4health toe te rekenen onzorgvuldig handelen ten onrechte een stamcel-
behandeling heeft ondergaan. Voor de ten gevolge van dit onrechtmatig handelen geleden materiële en immateriële schade is Cells4health aansprakelijk.
2.17 In dat kader vordert mevrouw [gedaagde] vergoeding van geleden materiële schade:
EUR 370,11 wegens telefoonkosten vanuit Turkije en EUR 525,= wegens diverse onkosten tijdens de ziekenhuis-opname van 21 dagen in het St. Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg in verband met de opgetreden complicatie na de stamcelbehandeling.
Deze schadeposten zijn als onvoldoende weersproken toewijsbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het moment van lijden van de schade zoals hierna in de uitspraak vermeld.
2.18. Wegens smartengeld vordert mevrouw [gedaagde] EUR 20.000,=. Aan deze vordering legt zij ten grondslag dat zij een stamcelbehandeling in Turkije heeft ondergaan, waarvoor zij geen toestemming had gegeven als zij adequaat was geïnformeerd over de effectiviteit en de veiligheid van de behandeling en over de experimentele, niet wetenschappelijk onder-bouwde status van deze behandeling. Vervolgens is zij 4 dagen na de operatie ontslagen uit het Turkse ziekenhuis met een ontstoken, open en vochtlekkende wond aan haar rug, waarvoor zij kort na terugkeer in Nederland in het ziekenhuis is opgenomen en gedurende 21 dagen is behandeld, onder meer met een drain voor het lekkend liquor. Tijdens de ziekenhuisopname werd ter voorkoming van hersenvliesontsteking het baclofenpompje operatief losgekoppeld en verplaatst. De spasticiteit verergerde daardoor sterk. Het pompje werd 1½ maand later weer operatief teruggeplaatst. Pas na ruim 3 maanden was de wond dicht. In die periode was zij vrijwel geheel aan bed gebonden.
De door mevrouw [gedaagde] ingeschakelde medisch adviseur drs. [D] constateert in zijn advies van 13 november 2006 (prod. 9 antwoord) dat door de behandelend revalidatiearts een duidelijke achteruitgang in het functioneren is vastgesteld ten opzichte van de situatie van voor de stamcelbehandeling. Staande transfers kon zij na de behandeling niet meer zelfstandig maken. De sta-functie is nog niet terug op het oude niveau ondanks vooruitgang door revalidatie. Hoewel een verdere vooruitgang niet is uitgesloten, zal een mogelijk toe te kennen BI-percentage enkele procenten tot maximaal 10% bedragen, aldus de medisch adviseur gegeven de informatie van revalidatiearts [S].
2.19. Cells4health voert verweer tegen het gevorderde smartengeld en stelt – zonder de nare nasleep van de stamcelbehandeling te willen bagatelliseren – dat het gestelde functieverlies niet bewezen is, dat een wondontsteking voor kan komen bij een operatieve ingreep en dat littekens nu eenmaal het gevolg zijn van een operatie. Cells4health acht een immateriële schadevergoeding van EUR 20.000,= niet gerechtvaardigd in de gegeven omstandigheden.
2.20. De rechtbank is van oordeel dat mevrouw [gedaagde] gecompenseerd dient te worden voor de ten onrechte ondergane stamcelbehandeling en de complicaties die zich daarbij c.q. daarna hebben voorgedaan als rechtstreeks gevolg van de behandeling. Bij de begroting van deze immateriële schade wordt rekening gehouden met de pijn en spanning van de ten onrechte ondergane behandeling en de littekens daarvan, de ziekenhuisopname in Nederland (21 dagen) en de operatieve behandelingen in verband met de wondontsteking en het lekkend vocht, de tijdelijke toename van de spasticiteit, de duur van de herstelperiode tot het dichten van de wond (ruim 3 maanden) en de bedgebondenheid in die periode. Deze schade-factoren zijn op zich niet, althans onvoldoende door Cells4health betwist.
Ook is voldoende aannemelijk geworden, getuige ook de verklaringen van de revalidatiearts van mevrouw [gedaagde], dat er sprake is van functieverlies vergeleken bij de situatie voor de behandeling. Hoge staande transfers kan mevrouw [gedaagde] niet meer zelfstandig maken, de medisch adviseur spreekt over een mogelijk toe te kennen BI percentage van enkele procenten. De rechtbank neemt hierbij met name in aanmerking dat dit laatste stukje zelfstandig functioneren is verloren gegaan en niet is hersteld.
2.21. Al deze factoren in aanmerking genomen begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding op EUR 7.500,= vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2005.
2.22. De gevorderde schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet is niet nader door mevrouw [gedaagde] onderbouwd of aannemelijk gemaakt en zal worden afgewezen. LJN BP2954