RBNNE 140422 schending informed consent door operatie in aanwezigheid van en deels door een arts-assistent te laten uitvoeren
- Meer over dit onderwerp:
RBNNE 140422 schending informed consent door operatie in aanwezigheid van en deels door een arts-assistent te laten uitvoeren
- verzocht 50 uur x € 300,- + 21 %, toegewezen 25 uur x € 300,00 + 21% = € 9.075,00
2
De feiten
2.1.
[X] werkt sinds 2007 als verloskundige in Harlingen. Zij werkt samen met twee ziekenhuizen in de regio, met name met MCL. [X] kent de gynaecologen van MCL als collega's.
2.2.
Op 19 november 2014 is [X] in MCL geopereerd, waarbij [X] een totale hysterectomie (hierna: TLH) heeft ondergaan. Dit houdt in dat de baarmoeder en de baarmoedermond zijn verwijderd. [X] wilde niet dat een arts-assistent bij de operatie aanwezig zou zijn, onder meer omdat in het verleden door een arts-assistent een fout is gemaakt tijdens een operatie.
2.3.
Voorafgaand aan de baarmoederverwijdering werd afgesproken dat de hoofdbehandelaar van [X] gynaecoloog [A] (hierna: [A] ) zou zijn. [A] verricht zelf geen TLH's. Op 16 oktober 2014 werd een consult ingepland met gynaecoloog [B] (hierna: [B] ) ter voorbereiding van de operatie. Tijdens dit consult heeft [B] aan [X] voorgesteld om de operatie samen met gynaecoloog [C] (hierna: [C] ) uit te voeren. Er was sprake van een grote baarmoeder, hetgeen technisch lastiger is. [B] had minder ervaring met het uitvoeren van een TLH dan [C] .
2.4.
Kort voor de operatie op 19 november 2014 en vlak voordat [X] onder narcose ging, heeft [C] aan [X] gemeld dat [B] niet bij de operatie aanwezig zou zijn, omdat hij een cursus had. De operatie is vervolgens uitgevoerd door [C] met assistentie van arts-assistent [V]. De arts-assistent heeft ook een deel van de operatie uitgevoerd. [X] is opgenomen geweest van 19 tot en met 22 november 2014.
2.5.
In het medisch dossier van [X] dat na de opname in MCL is opgemaakt, verder te noemen het klinisch dossier, staat onder het kopje anamnese vermeld, voor zover van belang:
"Anamnese (…)
[de rechtbank: schuin geschreven staat onder de tekst anamnese vermeld:]
19-11-'14
Operateur: [C] + [B]
Hfdbeh: [A] .
Opname-indicatie: TLH
(…)
16/1/14 Echo's: (…)
(…)
Gevoeligheid: ⁎ Geen arts-assistent. Geen verpl. uit Harlingen
(…)."
2.6.
Vervolgens staat onder het kopje status praesens vermeld, voor zover van belang:
"(…)
Conclusie en beleid:
11/11 gesproken met pte
⁎ wil geen arts-assistent bij OK
⁎ op afd. geen verpleegkundigen uit Harlingen
⁎ wil professioneel benaderd worden, niet te amicaal
(…)
19/11-14 TLH met morcellator
(…) (…)
[de rechtbank: daaronder staat een kleine tekening]
(…)."
2.7.
Onder het kopje decursus staat ten slotte vermeld, voor zover van belang:
"(…)
21/11/14 TLH met morcellator + 2
(…) A/ Heel verdrietig. Alles komt boven. Veel aan haar hoofd
gehad laatste tijd.
(…)
(…) ligt regelmatig huilend in bed. gordijnen dicht.
(…)
c/ Status na TLH, heel emotionele pte.
Bl - Aandacht voor psychologische begeleiding ivm pte zelf
(…)."
2.8.
Een deel van het medisch dossier, namelijk het deel dat tijdens de poliklinische periode is opgemaakt (verder te noemen het poliklinisch dossier), met daarin een verslag van het consult dat op 16 oktober 2014 had plaatsgevonden (zie hiervoor onder 2.3.), is MCL kwijtgeraakt.
2.9.
Op 14 april 2016 heeft [X] zich gewend tot psycholoog M.E.J. [G] (hierna: [G] ). In door [G] opgestelde verslagen van gesprekken met [X] staat vermeld, voor zover van belang en verkort weergegeven:
- 14-04-2016: "(…) Uitnodigen 3 gynaecologen in de spreekkamer. (…).
- 24-06-2016: " Ziet het niet zitten om gesprek aan te gaan met de gynaecologen. (…) Wat blijft is de emotie rondom de doorgemaakte ingreep die als traumatisch wordt beleefd. De suggestie om dit te bewerken met EMDR neemt ze in overweging. (…).
- 14-09-2016: "(…) Ik doe haar de optie voor EMDR waar ze wel wat voor voelt. Wanneer de lading eraf gehaald kan worden is wellicht de impact van de diverse confrontaties minder, zullen de emoties minder zijn wat uiteindelijk ten goede zal komen aan haar energie. (…)
- 12-10-2016: " EMDR sessie gedaan. Pte blokt af. (…)
- 25-09-2017: " Schuldgevoel blijft over haar apathische houding tijdens de ingreep. Levensgeschiedenis lijkt zich te herhalen; (…).
- 23-10-2017: " Emotioneel doorbraak voorgeschiedenis en moment van operatie ingaan. Tijdens darm spoelen hevige herinneringen aan moment van operatie. EMDR indicatie voor deze opdringende ervaring (traumatisch geladen) daarvoor afspraken gemaakt. (…).
- 4-12-2017: "(…) In gesprek met gynaecolo(o)g(en)? Lijkt wel helpful voor haar. Wil haar verhaal kwijt, helderheid in de omgang, belang dat zij weten (…).
- 15-05-2018: " Afspraak maken gynaecologen via secretaresses check animo…(…) In basket bericht verzonden naar collega's [A] , [B] en [C] met cc [H] .
- 6-09-2018: "(…) Besproken hoe gesprek aan te gaan: 2 zaken: hoe procedure is verlopen tav OK en welke gevolgen heeft dit gehad (schets van een dag) (…).
- 21-10-2018: " gezamenlijk gesprek waarbij [X] [de rechtbank: [X] ] haar verhaal heeft kunnen vertellen in aanwezigheid van [A] [de rechtbank: [A] ], [C] [de rechtbank: [C] ], [I] en [B] [de rechtbank: [B] ]. Gericht op klachtbeleving waarbij een ieder onthutst was en geen idee had van de lijdensdruk. Iedereen heeft gereageerd met empathie. Ook warm afscheid na einde gesprek.
- 8-11-2018: "(…) [A] heeft daarna nog als enige gereageerd met een brief die zij als warm heeft ontvangen (…) Nu functioneert ze in model van rollercoaster waarbij ze zichzelf voortdurend opkrikt en vervolgens in vrije val zich in allerlei bochten, creatief net bewegen om zichzelf te verzorgen, te ontlasten en verschonen etc. (…)."
2.10.
Bij brief van 18 november 2019 heeft de advocaat van [X] MCL aansprakelijk gesteld voor de schade die [X] heeft geleden, ten gevolge van - kort gezegd - het feit dat tegen de uitdrukkelijke wens van [X] in een arts-assistent bij de operatie aanwezig is geweest en dat deze arts-assistent haar heeft geopereerd, waardoor MCL onder meer in strijd met het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit van [X] heeft gehandeld, met geestelijk letsel tot gevolg.
Aan het eind van de brief is een schriftelijke verklaring van [X] opgenomen. Hierin staat, voor zover van belang:
"(…) Voorafgaand aan de operatie werd mij bij de intake op de afdeling door de AIOS verteld, dat de maatschap de eigen agenda bepaalt en dat de gemaakte afspraak met patiënten daaraan ondergeschikt is. Mijn man wilde dat ik de operatie zou afzeggen, maar ik weigerde. Ik gaf aan dat wij de gynaecologen echt konden vertrouwen, ik de afspraken goed besproken had, géén AIOS en daarom [C] [de rechtbank: [C] ] en [B] [de rechtbank: [B] ] samen. Ik dit in het dossier had laten vastleggen.
Ik herleef het moment dat ik op OK onder narcose ga. Dat mij verteld wordt dat [B] er niet is, omdat hij 'plotseling' een EPIC cursus heeft. Ik herbeleef mijn angst, ik kan niet praten terwijl ik me afvraag wie er komt assisteren.
(…)
Ik herbeleef mijn paniek op de OK. (…)."
2.11.
Medirisk, de aansprakelijkheidsverzekeraar van MCL, heeft de aansprakelijkheid bij brieven van 30 april 2020 en 27 november 2020 van de hand gewezen.
2.12.
In een ongedateerde schriftelijke verklaring van [D] , de echtgenoot van [X] , staat vermeld, voor zover van belang:
" [X] [de rechtbank: [X] ] heeft een maand voor de operatie een gesprek gehad op de afdeling met een arts assistent, co-assistent en verpleegster.
Na dit gesprek kwam zij verward thuis, zij vertelde mij dat het gesprek erg vervelend was geweest omdat de arts assistent meldde dat 2 operateurs hoogst ongebruikelijk was. Er altijd arts assistenten aanwezig waren bij operaties, dus ook bij de operatie van [X] ; zij geen uitzondering was. Dat de patiënten de arts assistenten niet zien omdat zij te voorschijn zouden komen als de patiënt onder narcose was, zij was erg ontdaan.
Ik heb [X] geadviseerd de operatie af te zeggen, zij luisterde niet naar mij omdat zij vertrouwde op de gynaecologen.
(…)."
2.13.
In een e-mailbericht van 8 maart 2022 heeft anesthesioloog [E] geschreven, voor zover van belang:
"(…)
Ik heb samen met collega [F] naar haar anesthesielijst gekeken.
Onze beide namen staan erbij, maar we weten niet meer waarom dat zo is.
Kunnen ons de casus ook niet herinneren.
Maar uit de opgeslagen metingen blijkt nergens uit dat er paniek zou zijn geweest, bijvoorbeeld in stijging van de hartslag en/of bloeddruk.
(…)."
3
Het verzoek
3.1.
[X] verzoekt de rechtbank om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat MCL met de operatie op 19 november 2014 heeft gehandeld in strijd met informed consent en daarmee toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst jegens [X] en daarmee tevens onrechtmatig heeft gehandeld jegens [X] ;
2. te verklaren voor recht dat MCL jegens [X] aansprakelijk is voor alle door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het handelen in strijd met informed consent op 19 november 2014, vermeerderd met de wettelijke rente;
3. te verklaren voor recht dat [X] door het onder punt 1 genoemd handelen door MCL zodanig ernstig in haar persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b BW, dat zij recht heeft op vergoeding van de door haar geleden integriteitsschade, vermeerderd met wettelijke rente;
4. de kosten ex artikel 1019aa Rv te begroten op een bedrag zoals de rechtbank redelijk voorkomt aan de hand van het gevoerde partijdebat;
5. MCL en Medirisk hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder ook het griffiegeld, met bevel aan MCL en Medirisk om dit bedrag binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking aan [X] te voldoen;
6. Medirisk te veroordelen om ex artikel 7:954 lid 1 BW de schadevergoeding rechtstreeks aan [X] uit te keren;
7. dan wel een andere beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
8. en tot slot dag en uur te bepalen waarop behandeling van dit verzoekschrift zal aanvangen.
3.2.
Het verweer van MCL en Medirisk strekt tot afwijzing van het verzoek.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4
Het geschil en de beoordeling daarvan
[X] niet-ontvankelijk?
4.1.
Het verzoek van [X] strekt te komen tot aansprakelijkheid van MCL en vergoeding van haar schade, uit te keren door Medirisk. Gelet op de mogelijkheid dat partijen tot nader overleg en een minnelijke regeling komen indien de rechtbank beslist dat MCL aansprakelijk is voor de schade die [X] heeft geleden, kan [X] in haar verzoek worden ontvangen. Het verweer van MCL en Medirisk dat de zaak zich niet leent voor een behandeling in een deelgeschilprocedure, omdat mogelijk getuigenverhoren en één of meerdere deskundigenonderzoeken nodig zijn ter beoordeling van de aansprakelijkheidsvraag, zal de rechtbank passeren. De rechtbank acht zich aan de hand van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over de voorliggende aansprakelijkheidsvraag. Het beroep van MCL en Medirisk op niet-ontvankelijkheid van [X] zal daarom worden afgewezen.
Tekortkoming in nakoming behandelingsovereenkomst?
4.2.
Tussen partijen is in geschil of MCL in strijd heeft gehandeld met het vereiste van informed consent, door de operatie van [X] in aanwezigheid van en deels door een arts-assistent te laten uitvoeren, tegen de uitdrukkelijke en schriftelijk vastgelegde wens van [X] in. Partijen twisten over de vraag of MCL door die handelwijze in strijd met de zorgplicht van een goed hulpverlener heeft gehandeld en tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst, met geestelijk letsel tot gevolg. De rechtbank stelt vast dat het tussen partijen bestaande geschil of er tijdens de uitvoering van de TLH een fout is gemaakt door de operateurs met fysiek letsel tot gevolg, niet voorligt in de onderhavige deelgeschilprocedure.
4.3.
[X] stelt, verkort weergegeven, dat de behandelend artsen en arts-assistent de verplichting van informed consent hebben geschonden, waardoor MCL in strijd met de zorgplicht van een goed hulpverlener heeft gehandeld. Volgens [X] heeft zij zowel op 16 januari 2014 als op 11 november 2014 in haar medisch dossier laten vastleggen dat zij niet wenste dat een arts-assistent bij de operatie aanwezig zou zijn. Tijdens het consult met gynaecoloog [B] op 16 oktober 2014 heeft [X] dit aan [B] laten weten. Het stond [B] vrij om het verzoek van [X] te weigeren, maar [B] ging akkoord met het verzoek en zou de operatie uitvoeren. Gezien de grote omvang van de baarmoeder en de complexe operatie zou [B] de operatie samen uitvoeren met gynaecoloog [C] , zoals schriftelijk is vastgelegd in het dossier. Op die manier werd ook het punt opgelost dat [X] geen arts-assistent bij de operatie aanwezig wilde hebben. Op het moment dat [X] op de operatietafel lag is het [X] opgevallen dat alleen [C] aanwezig was. Volgens [X] heeft zij aan [C] gevraagd waar [B] was en zij raakte in paniek toen [C] haar vertelde dat [B] plotseling een cursus had en niet bij de operatie aanwezig zou zijn. [X] stelt dat zij vervolgens niets meer kon uitbrengen en bevroor, terwijl de anesthesist haar onder narcose bracht. Het lukte haar niet meer om de operatie te stoppen. De artsen in wie [X] haar vertrouwen had gesteld, hebben dit vertrouwen geschonden. Als gevolg van deze aantasting in haar integriteit bij één van de meest intieme ingrepen - de verwijdering van haar baarmoeder - heeft [X] psychisch letsel opgelopen. [X] heeft mede vanwege gebeurtenissen in haar verleden, de schending van haar uitdrukkelijke wens door artsen met wie zij destijds dagelijks samenwerkte, als traumatisch ervaren. Indien [X] had geweten dat de operatie door een arts-assistent zou worden uitgevoerd, had zij geen toestemming gegeven voor het uitvoeren van de operatie en was zij naar een ander ziekenhuis gegaan, aldus [X] .
4.4.
MCL en Medirisk betwisten, samengevat weergegeven, dat het feit dat een arts-assistent aanwezig is geweest bij de operatie, zoals te doen gebruikelijk is in een opleidingsziekenhuis, kan worden gekwalificeerd als onzorgvuldig handelen. Voor zover [X] stelt dat het onzorgvuldig handelen is gelegen in handelen in strijd met informed consent wijzen MCL en Medirisk erop dat [X] ten onrechte het informed consent vereenzelvigt met de door haar aan de zaalarts en de co-assistent geuite wensen. [X] stond achter de gestelde indicatie voor een operatie en de operatie werd gepland. Aan het vereiste van informed consent is wel degelijk voldaan, aldus MCL en Medirisk. De operatie zou in eerste instantie worden uitgevoerd door [C] . Vanwege uitstel van de operatie in verband met het overlijden van de moeder van [X] , was [B] de eerste die plek had. [B] had echter minder ervaring met het uitvoeren van een TLH dan [C] . Omdat sprake was van een grote baarmoeder heeft [B] aan [X] voorgesteld om de operatie samen met [C] uit te voeren. Dit was niet medisch noodzakelijk, maar gynaecologen opereren in het geval van een grote baarmoeder vaker gezamenlijk, aldus MCL en Medirisk. Uiteindelijk is het programma omgegooid en was [C] de operateur, zoals volgens MCL en Medirisik primair de bedoeling was. Noch [C] , noch [B] kan zich er iets van herinneren dat [X] zou hebben verzocht dat er bij de operatie geen arts-assistent aanwezig mocht zijn. Dit is volgens MCL en Medirisk niet expliciet zo benoemd en al zeker niet als een ontbindende voorwaarde voor het doorgaan van de operatie. Zo dit het geval zou zijn geweest, dan zou dit door de behandelend gynaecoloog zijn opgepakt en zou hiermee rekening zijn gehouden, aldus MCL en Medirisk.
4.5.
[X] heeft volgens MCL en Medirisk enkel bij de vooropname op 11 november 2014 gemeld dat zij liever niet wilde dat een arts-assistent bij de operatie aanwezig zou zijn. In dit verband hebben MCL en Medirisk ter zitting betoogd dat in reactie daarop tegen [X] is gezegd dat dat niet kon worden gegarandeerd. Het MCL is immers een opleidingsziekenhuis. MCL en Medirisk hebben voorts aangevoerd dat [C] voorafgaand aan de operatie geen kennis heeft kunnen nemen van de aantekeningen van 11 november 2014, omdat het de gewoonte is dat de gynaecologen zich aan de hand van het poliklinisch dossier voorbereiden op een operatie en niet aan de hand van het klinisch dossier, waarin de door [X] genoemde aantekeningen zijn opgenomen, aldus MCL en Medirisk. [C] heeft [X] ervan op de hoogte gesteld dat [B] niet bij de operatie aanwezig zou zijn, toen [X] op de holding lag, aldus MCL en Medirisk. Op de holding is een patiënt nog helder en aanspreekbaar. Er lag zo'n 15 minuten tussen deze mededeling en het moment dat [X] onder narcose werd gebracht. Volgens MCL en Medirisk had [X] alle ruimte om aan [C] , die zij goed kende, aan te geven dat zij hier bezwaar tegen had. Er was volgens MCL en Medirisk geen sprake van paniek bij [X] , hetgeen wordt bevestigd door de metingen van de anesthesioloog. MCL en Medirisk betwisten dan ook dat de wens van [X] dat er geen arts-assistent bij de operatie aanwezig zou zijn onderdeel van de geneeskundige behandelingsovereenkomst was. Van onzorgvuldig handelen is geen sprake geweest, aldus MCL en Medirisk. Ook betwisten MCL en Medirisk dat uit de medische stukken blijkt dat het feit dat er een arts-assistent bij de operatie aanwezig is geweest, heeft geleid tot de psychische klachten die [X] ervaart. Het causaal verband ontbreekt, aldus MCL en Medirisk.
4.6.
De rechtbank stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Artikel 7:450 BW bepaalt dat voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst toestemming van de patiënt is vereist. De hulpverlener is op grond van artikel 7:448 BW verplicht de patiënt op duidelijke wijze in te lichten over de voorgestelde behandeling, zodat de patiënt in staat is om te beslissen of hij al dan niet toestemming voor de behandeling zal geven. Voor een geslaagd beroep op schending van deze informatieplicht, dient degene die zich daarop beroept te stellen en zo nodig te bewijzen dat als hij voldoende was ingelicht, hij als redelijk handelend patiënt en/of om redenen van persoonlijk aard niet voor deze behandeling zou hebben gekozen (zie HR 23 november 2001, NJ 2002, 386 en NJ 2002, 387). Het toestemmingsvereiste uit artikel 7:450 BW en de informatieplicht uit artikel 7:448 BW worden gezamenlijk aangeduid als informed consent. Voorts bepaalt artikel 7:453 BW dat de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen. Dit betekent dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat uit het klinisch medisch dossier van [X] , dat is opgemaakt door MCL tijdens de vooropname, voldoende kan worden afgeleid dat [X] kenbaar heeft gemaakt dat zij geen arts-assistent bij de operatie aanwezig wilde hebben. Dit is in de 'anamnese' onder het kopje 'gevoeligheid' uitdrukkelijk vermeld. Ook onder het kopje 'status praesens' staat vermeld dat [X] op 11 november 2014 heeft aangegeven dat zij geen arts-assistent in de OK wilde hebben. Dat [C] dit niet wist, omdat de operateurs bij de voorbereiding op de operatie slechts kennis nemen van het poliklinisch dossier, komt voor rekening en risico van MCL. Naar het oordeel van de rechtbank mocht [X] ervan uitgaan dat de betreffende operateurs, voor zover zij dit nog niet wisten, hiervan op de hoogte zouden worden gebracht. Hierbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat MCL (en ook Medirisk) ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat informatie die genoteerd is tijdens het preoperatief gesprek - in dit geval op 11 november 2014 - aan de operateur bekend wordt gemaakt indien de informatie van belang is voor de operatie. Naar het oordeel van de rechtbank is de genoteerde aantekening dat [X] geen arts-assistent in de operatiekamer aanwezig wilde hebben van groot belang voor de operateurs die de TLH bij [X] zouden uitvoeren, omdat uit deze aantekening kan worden afgeleid dat zij haar toestemming voor een operatie in het bijzijn van een arts-assistent onthield. Indien het verweer dat het klinisch dossier voorafgaand aan de operatie niet door de operateurs wordt gelezen juist is, dan had het in de gegeven omstandigheden op de weg gelegen van degene die de notitie op 11 november 2014 heeft gemaakt om deze informatie met de operateurs te delen.
4.8.
Daar komt bij dat vaststaat dat op 16 oktober 2014 al een consult met [B] had plaatsgevonden ter voorbereiding op de operatie en dat [B] tijdens dit consult aan [X] heeft voorgesteld om de operatie samen met [C] uit te voeren. Dit staat vermeld in het klinisch dossier. Onder het kopje 'anamnese' is immers genoteerd dat de operatie op 19 november 2014 door [B] en [C] als operateurs zou worden uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank mocht [X] ervan uitgaan dat de door haar op 16 oktober 2014 met [B] gemaakte afspraak, althans de door [B] gedane toezegging, - te weten [B] en [C] als operateurs -, wat schriftelijk in het klinisch dossier is genoteerd, onderdeel van de geneeskundige behandelingsovereenkomst ging uitmaken. Het feit dat [B] en [C] zich de afspraak of toezegging niet kunnen herinneren, kan MCL niet baten. Zoals gezegd staat vast dat [B] aan [X] heeft voorgesteld om de operatie samen met [C] uit te voeren en niet in geschil is dat zij dit voorstel heeft geaccepteerd. Het verweer van MCL dat dit niet betekent dat daarmee aan [X] de garantie is gegeven dat zij niet door een arts-assistent zou worden geopereerd, zal de rechtbank als onvoldoende adequaat onderbouwd passeren. Dit kan namelijk niet uit het poliklinisch dossier worden afgeleid, omdat dit deel van het medisch dossier met daarin de vastlegging van het consult van 16 oktober 2014 ontbreekt. Ook dit komt naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van MCL als zorg verlenende partij. Het verweer van MCL dat tijdens de vooropname op 11 november 2014 tegen [X] is gezegd dat de afwezigheid van een arts-assistent niet kon worden gegarandeerd volgt ook niet uit het klinisch dossier. Een schriftelijke aantekening van die gestelde mededeling ontbreekt, terwijl wel twee keer staat genoteerd dat [X] geen arts-assistent bij de operatie aanwezig wilde hebben. De rechtbank is daarom van oordeel dat uit het klinisch dossier niet kan worden afgeleid dat MCL niet aan die wens kon of wilde tegemoetkomen.
4.9.
Het verweer van MCL en Medirisk dat de mededeling dat MCL de afwezigheid van een arts-assistent niet kon garanderen uit de schriftelijke verklaring van [X] zelf kan worden afgeleid - zoals opgenomen in de aansprakelijkstelling van 18 november 2019 - en ook uit de schriftelijke verklaring van de echtgenoot van [X] , zal de rechtbank passeren. In die schriftelijke verklaringen van [X] en haar echtgenoot staat vermeld dat de arts-assistent in opleiding heeft gezegd dat met patiënten gemaakte afspraken in de praktijk door de maatschap werden geschonden, op het moment dat de patiënt onder narcose was. De rechtbank is van oordeel dat [X] , die zelf samenwerkte met de operateurs [B] en [C] , er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de door haar met MCL gemaakte afspraak, althans toezegging, door MCL zou worden nageleefd, ondanks dat een arts-assistent in opleiding aan [X] heeft meegedeeld dat de praktijk heel anders is. Aan die mededeling heeft [X] niet de wetenschap hoeven ontlenen dat zij tegen de mededeling van de gynaecoloog van MCL in alsnog door een arts-assistent zou worden geopereerd.
4.10.
Het verweer van MCL en Medirisk dat tijdig, ongeveer vijftien minuten voordat [X] onder narcose werd gebracht, melding is gemaakt van de afwezigheid van [B] , zodat [X] nog alle ruimte had om aan te geven dat zij daar bezwaar tegen had, acht de rechtbank onvoldoende voor de conclusie dat [X] stilzwijgend zou hebben ingestemd met de aanwezigheid en de uitvoering van de operatie door een arts-assistent. Daargelaten de vraag of [C] de afwezigheid van [B] op de holding aan [X] heeft gemeld, of op het moment dat [X] al in de operatiekamer op de operatietafel lag zoals [X] heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat ter zitting voldoende duidelijk is geworden dat [X] zich ten tijde van de mededeling in een penibele situatie bevond, waarbij zij bevroor na de mededeling dat [B] afwezig was. Gelet op de korte tijd tussen de mededeling en het moment waarop [X] onder narcose werd gebracht, heeft [C] er niet vanuit mogen gaan dat [X] stilzwijgend zou hebben ingestemd met een schending van de gemaakte afspraak. Van een uitdrukkelijke instemming van [X] was geen sprake. Ook de betwisting van MCL en Medirisk dat sprake was van paniek bij [X] zal de rechtbank passeren, gelet op de verklaringen van [X] ter zitting over haar penibele situatie ten tijde van de mededeling en de omstandigheid dat MCL en Medirisk de mogelijkheid van bevriezen in geval van angst en paniek niet hebben weersproken.
4.11.
Het voorgaande in onderling verband en in samenhang beschouwend is de rechtbank van oordeel dat MCL in strijd heeft gehandeld met het vereiste van informed consent, door zonder toestemming van [X] de operatie uit te laten uitvoeren in het bijzijn van een arts-assistent en door deze arts-assistent een deel van de operatie te laten uitvoeren. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [X] voldoende heeft onderbouwd dat als zij had geweten dat de TLH in aanwezigheid van een arts-assistent zou worden uitgevoerd, zij om redenen van persoonlijke aard niet voor deze behandeling in MCL zou hebben gekozen. Door niettemin tot het uitvoeren van de TLH zonder [B] over te gaan, heeft MCL ook de met [X] gemaakte afspraak, althans toezegging geschonden. Daarbij komt dat MCL een voor [X] onveilige situatie heeft gecreëerd door [X] , pas kort voordat zij onder narcose werd gebracht, te laten weten dat de operatie zonder [B] zou plaatsvinden. Dit brengt mee dat MCL tekortgeschoten is in de nakoming van de behandelingsovereenkomst.
Schade
4.12.
Ten aanzien van de door [X] verzochte verklaringen voor recht dat MCL aansprakelijk is voor de immateriële schade van [X] en dat [X] door het handelen van MCL in haar persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b BW overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b BW heeft de benadeelde - voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat - recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 14 september 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1243) is van voornoemde aantasting in de persoon "op andere wijze" in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De Hoge Raad heeft voorts geoordeeld dat ook als het bestaan van geestelijk letsel - vastgesteld naar objectieve maatstaven - niet kan worden aangenomen, niet uitgesloten is dat de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106 aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in de persoon "op andere wijze" sprake is. Ook heeft de Hoge Raad geoordeeld dat van een aantasting in de persoon "op andere wijze" als hiervoor bedoeld niet reeds sprake is bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat door het tegen de wil van [X] uitvoeren van de TLH door een arts-assistent sprake is geweest van een zodanige schending van de lichamelijke en geestelijke integriteit van [X] , dat de rechtbank MCL aansprakelijk acht voor de immateriële schade die [X] heeft geleden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de aard en ernst van de schending van de lichamelijke en geestelijke integriteit van [X] met zich brengt dat sprake is van een aantasting in de persoon "op andere wijze" zoals hiervoor bedoeld in rechtsoverweging 4.13. De rechtbank is van oordeel dat [X] voldoende adequaat heeft onderbouwd dat de mededeling van [C] , kort voorafgaand aan het moment dat zij onder narcose ging en de operatie daadwerkelijk werd uitgevoerd in aanwezigheid van een arts-assistent, dermate ingrijpend is geweest - waarbij zij gevoelens van angst en onveiligheid heeft ervaren - dat [X] is aangetast in haar persoon. Door de korte tijd tussen de mededeling en het moment waarop [X] onder narcose ging, heeft [X] haar wil niet meer voldoende kunnen uiten, waardoor inbreuk is gemaakt op het zelfbeschikkingsrecht van [X] . Gelet daarop, alsmede op de daaruit voortvloeiende psychische gevolgen die blijken uit de verslaglegging van [G] , is de rechtbank van oordeel dat [X] recht heeft op vergoeding van de door haar geleden integriteitsschade. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de verklaring voor recht ter zake van de immateriële schade op grond van door haar geleden integriteitsschade toewijsbaar acht. Op dit moment is nog niet duidelijk welke schade daar precies uit voortvloeit. Deze schade hoeft ook niet te worden vastgesteld in de onderhavige procedure. De verzochte verklaring voor recht ten aanzien van de wettelijke rente over de geleden schade zal als niet betwist en gegrond op de wet eveneens worden toegewezen. De afzonderlijk gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van de integriteitsschade zal gelet op het vorenstaande worden afgewezen. Deze schade maakt immers deel uit van de toegewezen verklaring voor recht ter zake van de immateriële schade.
4.14.
Volgens MCL en Medirisk bestaat er geen causaal verband tussen de zonder toestemming van [X] uitgevoerde operatie in het bijzijn van een arts-assistent en haar psychische problemen. [X] zou daarom geen recht hebben op vergoeding van haar schade. De rechtbank heeft hiervoor echter al geoordeeld dat MCL gehouden is tot vergoeding van de door [X] geleden immateriële schade, omdat sprake is van een zodanige inbreuk van het zelfbeschikkingsrecht dat sprake is van aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 BW. In dat verband behoeft de vraag of sprake is van causaal verband tussen de zonder toestemming van [X] uitgevoerde operatie in aanwezigheid van een arts-assistent en haar psychische problemen geen beantwoording meer. Het speelt dan hooguit een rol bij de bepaling van de hoogte van de schade. De vraag is echter of [X] ook aanspraak kan maken op vergoeding van de door haar gevorderde materiële schade. In dat geval moet komen vast te staan dat MCL [X] geestelijk letsel heeft toegebracht en dat dit geestelijk letsel in verband staat met de zonder haar toestemming uitgevoerde operatie in aanwezigheid van een arts-assistent. In dat geval kan worden geoordeeld dat MCL ook aansprakelijk is voor de hierdoor geleden materiële schade. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Uit de overgelegde verslagen van psycholoog [G] (zie rechtsoverweging 2.9.) kan naar het oordeel van de rechtbank voldoende worden afgeleid dat de operatie door een arts-assistent, ondanks haar uitdrukkelijke wens dat geen arts-assistent aanwezig zou zijn, een zeer ingrijpende gebeurtenis is geweest voor [X] , waarvoor zij hulp heeft gezocht bij een psycholoog. Uit de verslagen volgt voorts dat [A] , [B] en [C] bij het herstelproces van [X] betrokken zijn geweest. Dat sprake is van causaal verband tussen het psychisch letsel van [X] en de zonder haar toestemming uitgevoerde operatie in aanwezigheid van een arts-assistent acht de rechtbank voldoende aangetoond. Tegen die achtergrond acht de rechtbank het verweer van MCL en Medirisk dat alleen een onafhankelijke deskundige het oorzakelijk verband kan aantonen tussen de operatie en de door [X] gestelde psychische schade te verstrekkend. Voor zover de rechtbank MCL aldus moet begrijpen dat zij ook betwist dat sprake is van psychisch letsel merkt de rechtbank op dat het bestaan van geestelijk letsel in de zin van artikel 6:106 BW niet een in de psychiatrie erkend ziektebeeld vereist (Hoge Raad 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:1024). De rechtbank acht het causaal verband tussen de zonder toestemming van [X] uitgevoerde operatie in het bijzijn van een arts-assistent en de door [X] geleden psychische schade dan ook voldoende aanwezig. De gevorderde verklaring voor recht dat MCL jegens [X] aansprakelijk is voor de geleden materiële schade van [X] , waarvan de rechtbank overigens aanneemt dat die beperkt van aard is, acht de rechtbank daarom toewijsbaar.
Begroting kosten
4.15.
De wet bepaalt in art. 1019aa lid 1 Rv dat de rechter de kosten van de procedure moet begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking dient te nemen. Bij de begroting van de kosten dient de rechter de dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het moet redelijk zijn dat de kosten zijn gemaakt en ook de hoogte van de kosten moet redelijk zijn.
4.16.
[X] stelt dat voor de kosten van dit deelgeschil dient te worden uitgegaan van een tijdsbesteding van 50 uren, tegen een uurtarief van € 300,- vermeerderd met 21 % BTW. MCL en Medirisk hebben tot hun verweer aangevoerd dat de tijdsbesteding van 50 uren bovenmatig is. Het geschil gaat in de kern immers alleen om de vraag of er tussen partijen een afspraak is gemaakt, aldus MCL en Medirisk. Het aanvankelijk gevoerde verweer tegen het uurtarief hebben MCL en Medirisk ter zitting niet herhaald, waarbij ter zitting is aangegeven dat tegen het gehanteerde uurtarief geen bezwaar bestaat.
4.17.
De rechtbank acht een besteding van 50 uren aan deze zaak bovenmatig gelet op het feit dat de gemachtigde van [X] een gespecialiseerd advocaat is, alsmede op de aard en de complexiteit van de zaak. De kantonrechter begroot de kosten van dit deelgeschil daarom op € 9.075,00 (op basis van 25 uren), te vermeerderen met het door [X] betaalde griffierecht ad € 309,00. De rechtbank begrijpt het verzoek van [X] om MCL en Medirisk hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding aldus dat zij daarmee doelt op voornoemde (buitengerechtelijke) kosten. Gelet op het feit dat de aansprakelijkheid van MCL is komen vast te staan, acht de rechtbank de hoofdelijke veroordeling van MCL en (haar verzekeraar) Medirisk om dit bedrag binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking aan [X] te voldoen toewijsbaar.
4.18.
Het verzoek om Medirisk te veroordelen om ex artikel 7:954 lid 1 BW de schadevergoeding rechtstreeks aan [X] uit te keren zal als niet betwist en gegrond op de wet worden toegewezen.
4.19.
Het verzoek van [X] om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat de aard van de deelgeschilprocedure zich verzet tegen dit verzoek. Artikel 1019bb Rv bepaalt dat tegen de beschikking op het onderhavige verzoek geen voorziening openstaat. Dit strookt niet met de ratio van de deelgeschilprocedure. Het feit dat de mogelijkheid van hoger beroep eventueel in een bodemprocedure kan worden gecreëerd, acht de rechtbank onvoldoende om de verzochte uitvoerbaarheid bij voorraad toe te wijzen ECLI:NL:RBNNE:2022:1294