Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Roermond 230305 Van der S./Bergemo; BGK vallen i.p. onder schulddeling ex 6:101 BW, tenzij...

Rb Roermond 230305 Van der S./Bergemo; BGK vallen i.p. onder schulddeling ex 6:101 BW, tenzij...

2 Vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
[eiseres] heeft rijdend op een paard van [X] onder begeleiding van een instructrice van [X] een buitenrit gemaakt. [eiseres] is tijdens deze rit van het paard gevallen. [eiseres] heeft daardoor ernstige letsel opgelopen. Interpolis, de schadeverzekeraar van [X] , heeft aangeboden 50% van de schade van [eiseres] te vergoeden. [eiseres] is onder voorbehoud daarmee akkoord gegaan.

3 Vordering en stellingen van [eiseres]
vordert na eiswijziging, waartegen geen verzet is aangevoerd, [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.885,82, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.509,50 vanaf 21 februari 2004, over € 1.389,93 vanaf 4 mei 2004 en over € 1.885,82 vanaf 19 oktober 2004 en de proceskosten.
Verder vordert [eiseres] te verklaren voor recht dat [X] gehouden is de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade in verband met de buitengerechtelijke kosten steeds binnen 14 dagen na declaratiedatum geheel te vergoeden tegen behoorlijk bewijs van kwijting, voor zover deze kosten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets, bij gebreke waarvan wettelijke rente is verschuldigd over het volledige factuurbedrag vanaf 14 dagen na facturering.
[eiseres] stelt daartoe het volgende.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand niet onder de schuldverdeling vallen en volledig door Interpolis dienen te worden vergoed.

4 Verweer van [X]
concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
[X] voert daartoe het volgende verweer.
50% van de buitengerechtelijke kosten zijn voldaan, zodat er niets meer is te vorderen. Het eigen schuld percentage van artikel 6:101 B.W. ziet ook op de buitengerechtelijke kosten.
[X] voert nog diverse andere verweren, waarvoor verwezen wordt naar de inhoud van de conclusies van antwoord en dupliek.

5 Beoordeling van het geschil
Art. 6:101 (voor zover van belang) luidt als volgt:
1. Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.

Art. 6:96 (voor zover van belang) luidt als volgt:
2. Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking:
b. redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid;
c. redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, wat de kosten onder b en c betreft, behoudens voor zover in het gegeven geval krachtens artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de regels betreffende proceskosten van toepassing zijn.

Beide voormelde artikelen zijn geplaatst in afdeling 6.1.10 B.W. Artikel 6:101 is mede blijkens de plaatsing in afd. 6.1.10 in beginsel van toepassing op alle wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding en dus ook op artikel 6:96 B.W.
Wanneer vaststaat dat de schade mede gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, dan wordt de verplichting tot schadevergoeding verminderd, aldus de aanhef van art. 101, lid 1. In het oorspronkelijk ontwerp was bepaald dat de vergoedingsplicht dan gematigd wordt. Matiging suggereert dat de verplichting tot schadevergoeding eerst in volle omvang ontstaat en dat vervolgens de rechter de bevoegdheid heeft die te matigen. Dat is echter niet de opvatting die in de vastgestelde wetstekst is gevolgd. De verplichting tot schadevergoeding wordt van rechtswege verminderd en ontstaat dus niet eerst in volle omvang, maar dadelijk in verminderde omvang. Van matiging is hier dus geen sprake.
Dit volgend heeft [eiseres] geen vordering meer op [X] . Beide partijen hebben zowel aan het overkomen ongeval als aan het dispuut over de schuldvraag voor de helft bijgedragen.
Het zou anders zijn indien de benadeelde zou uitgaan van een schuldverdeling van 50/50 en de wederpartij van een schuldverdeling 0/100 te haren gunste. Wanneer dan het standpunt van de benadeelde partij zegeviert heeft zij recht op volledige vergoeding van de buitengerechtelijke kosten op grond van de billijkheidsregel van artikel 6:101 B.W.. Dit laatst is evenwel gesteld noch gebleken.
Nu door [eiseres] volledige vergoeding wordt gevorderd van de buitengerechtelijke kosten, terwijl [X] reeds 50% van deze kosten (behoudens een bedrag van € 64,38 waaromtrent [eiseres] niets nader heeft gesteld) heeft voldaan, dient de vordering van [eiseres] te worden afgewezen.
Dit betekent dat de overige verweren van [X] niet meer relevant zijn en dus niet meer besproken behoeven te worden.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. ECLI:NL:RBROE:2005:8002