RB Zwolle 240304 neuropsy. onderzoek door Verdock, preoccupatie met disfunctioneren, aggravatie
- Meer over dit onderwerp:
RB Zwolle 24-03-2004 neuropsychologisch onderzoek
1.8 Op 14 en 21 maart 2000 vond een neuropsychologisch onderzoek plaats. Naar aanleiding daarvan heeft drs. Verdonck op 2 mei 2000 een aan dr. Jansen gericht rapport uitgebracht. De conclusie van dit rapport luidt aldus:
" Afgaande op de resultaten bij dit klinisch neuropsychologisch onderzoek ben ik van mening dat er bij mevrouw [eiseres] geen aanwijzingen zijn voor een organisch cerebraal dysfunctioneren. Er zijn geen indicaties voor specifieke posttraumatische neuropsychologische functiestoornissen welke het algehele functioneren nadelig kunnen beïnvloeden en welke rechtstreeks en uitsluitend herleid zouden kunnen worden tot het ongeval d.d. 15 februari 1997. Er zijn af en toe enige lichte problemen met betrekking tot de aandachts- en geheugenfunctie doch deze problemen zijn weinig consistent, niet concordant en imponeren niet als organisch en cerebraal bepaald. Veeleer lijken deze samen te hangen met de praeoccupatie met haar dysfunctioneren, de hinder die zij ondervindt van de pijn- en andere subjectief ervaren klachten en eveneens met de beschreven aggravatie. De door betrokkene gepresenteerde problemen op neuropsychologisch gebied worden door de bevindingen bij dit onderzoek niet geobjectiveerd. Evenmin zijn er aanwijzingen voor een posttraumatische deterioratie der cognitieve vermogens.
Op grond van de anamnese, de resultaten bij het persoonlijkheidsonderzoek en de observaties bij het klinisch neuropsychologisch onderzoek ben ik van mening dat er bij mevrouw [eiseres] aanwijzingen zijn voor een onevenwichtige en kwetsbare persoonlijkheidsstructuur met een sterke neiging tot het somatiseren van psychische problematiek. Er zijn duidelijke aanwijzingen voor een ernstige somatische fixatie en een breed geconditioneerd beeld. Er bestaat enige acceptatieproblematiek ten aanzien van de pijnklachten. Er zijn tekenen van een zeer licht posttraumatisch stress syndroom, grotendeels in remissie. Er zijn aanwijzingen voor een subjectief ervaren vermindering van vitaliteit en energie. Het massale persisterende klachtenpatroon wordt mede bepaald door de functionele en af en toe bewuste aggravatie.
Er zijn aanwijzingen voor praeëxistente en niet-ongevalsgerelateerde psychologische factoren, samenhangend met de persoonlijkheidsstructuur.
Op strikt neuropsychologische gronden zijn er geen beperkingen voor de functies van het ADL. De zelfverzorgingsactiviteiten en het verrichten van loonvormende arbeid. Ook ten aanzien van sportieve- en recreatieve activiteiten zijn er op strikt neuropsychologische gronden geen beperkingen. Er zijn op strikt neuropsychologische gronden geen belemmeringen van de psychische of mentale belastbaarheid. Het algehele functioneren en daarmee de psychische belastbaarheid wordt nadelig beïnvloed door de pijnklachten en andere subjectief ervaren vermindering van vitaliteit en energie, de ernstige somatische fixatie en het breed geconditioneerde beeld, de acceptatieproblematiek, het zeer licht posttraumatisch stress syndroom, grotendeels in remissie en de beschreven aggravatie.
Tevens wordt het algehele functioneren nadelig beïnvloed door de praeëxistente en niet-ongevalsgerelateerde psychologische factoren, samenhangend met de persoonlijkheidsstructuur; deze factoren spelen mede een belangrijke rol bij het massaal persisterend klachtenpatroon. LJN AO9003 Over deze zaak ook Mr. E.M. van Orsouw in TVP