Rb Den Haag 300715 auto met lekke band tot stilstand brengen op spitsstrook is, gelet op de omstandigheden, niet onrechtmatig
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 300715 auto met lekke band tot stilstand brengen op spitsstrook is, gelet op de omstandigheden, niet onrechtmatig
2 Feiten
2.1.
Op 20 augustus 2013 is [eiser] met zijn auto met kenteken [kenteken] (hierna: “auto [eiser] ”) op de A4 in botsing gekomen met de voor hem rijdende Seat Leon met kenteken [kenteken] (hierna: “de Seat”). De Seat was op zijn beurt in botsing gekomen met een daarvoor rijdende Hyundai met Belgisch kenteken [kenteken] (hierna: “auto [X] ”), bestuurd door [X] (hierna: “ [X] ”).
2.2.
[X] had even daarvoor op de meest linkerbaan van de A4 een lekke band gekregen. Hij was vervolgens van de linkerbaan naar de spitsstrook aan de rechterzijde van de A4 gereden. Door het gebruik van de vluchtstrook als spitsstrook was er geen vluchtstrook.
2.3.
Toedracht van het ongeluk is dat [X] zijn auto tot stilstand heeft gebracht op de spitstrook. Een direct achter de auto van [X] rijdende auto is tijdig naar links van rijstrook gewisseld. De Seat kon de auto van [X] niet meer ontwijken en is er tegenaan gebotst en vervolgens is [eiser] met zijn auto op de Seat gebotst.
2.4.
Als gevolg van de botsing is schade toegebracht aan de auto [eiser] . CED Nederland B.V., handelend onder de naam CED Automotive, heeft het bedrag van schade bepaald op € 4.940,00. Zij heeft een bedrag van € 97,41 in rekening gebracht voor het opstellen van haar rapport.
2.5.
NBM is verantwoordelijk voor het regelen van schade veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen in Nederland.
3 Vordering, grondslag en verweer
3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van NBM tot betaling van een bedrag van € 5.884,41, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.940,00 en over een bedrag van € 847,00 vanaf 20 augustus 2013 en over een bedrag van € 97,41 vanaf 6 september 2013 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van NBM in de kosten van deze procedure, de nakosten daarbij inbegrepen.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [X] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door zijn auto zonder verkeersnoodzaak op de spitsstrook tot stilstand te brengen, waardoor hij een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen, die zich in de vorm van een ongeval heeft verwezenlijkt. [X] had moeten doorrijden naar de pechhaven, die zich op ongeveer 400 meter afstand bevond, nu een lekke band doorrijden niet in de weg staat. De wielen slaan niet vast en de motor blijft doorlopen.
3.3.
NBM voert verweer, waarop hieronder, voor zover relevant, nader zal worden ingegaan.
4 Beoordeling
4.1.
Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende weersproken, het volgende vast. [X] heeft direct, nadat hij een lekke band had gekregen de gevarenlichten van de auto aangezet en zijn snelheid verminderd naar ongeveer 80 kilometer per uur. Hij heeft een stuk met zijn auto met de lekke band gereden, heeft vaart geminderd, omdat de auto ging slingeren en is van de meest linker naar de meest rechter rijstrook gegaan. Er was geen vluchtstrook aanwezig, waar [X] naar toe kon. De vluchtstrook fungeerde als spitsstrook. Een vluchthaven bevond zich op ongeveer 400 meter en een bord met een verwijzing hierna op ongeveer 100 meter. [X] zag zich genoodzaakt de auto te stoppen op de spitsstrook, omdat hij het niet langer verantwoord achtte om door te rijden. Direct voor het moment dat [X] zijn auto liet uitrijden op de spitsstrook om deze tot stilstand te brengen, reed [X] met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur en met knipperende veiligheidslichten. Diverse auto’s hebben [X] ingehaald en de auto die direct voor de Seat reed, heeft op tijd van rijstrook kunnen wisselen. Geconcludeerd kan worden dat [X] derhalve niet plotseling en abrupt is gestopt. Het rijgedrag van andere automobilisten, die de auto van [X] konden ontwijken, bevestigt dat zij met het handelen van [X] rekening hebben kunnen houden.
4.2.
De hierboven geschetste omstandigheden – (i) [X] zag zich genoodzaakt te stoppen, (ii) [X] heeft maatregelen genomen om andere automobilisten zijn omstandigheden kenbaar te maken en (iii) er was geen vluchtstrook – in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen de conclusie dat [X] geen verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen. De omstandigheid dat [X] mogelijk, technisch gezien, had kunnen doorrijden met de lekke band – hetgeen thans niet meer kan worden vastgesteld – en de omstandigheid dat zich 400 meter verderop een vluchthaven bevond, maken dit oordeel, gelet op de aangehaalde omstandigheden, niet anders.
4.3.
Nu [X] geen verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen, kan niet worden geconcludeerd dat hij jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld. De vorderingen van [eiser] dienen dan ook te worden afgewezen.
4.4.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.ECLI:NL:RBDHA:2015:10584