Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 090823 tot stilstand remmen vanwege hond op (of nabij) snelweg leidt tot aansprakelijkheid voor schade achteroprijder

RBDHA 090823 tot stilstand remmen vanwege hond op (of nabij) snelweg leidt tot aansprakelijkheid voor schade achteroprijder

2. De feiten

2.1.
Op zaterdag 14 juli 2018 vond op de A20 in Maasland een verkeersongeval plaats, waarbij twee auto's waren betrokken. Op het moment van het verkeersongeval was het ongeveer 11:10 uur.

2.2.
Beide auto's reden op de linker rijstrook van de snelweg, vanuit Rotterdam in de richting Naaldwijk. Op dit stuk snelweg gold een maximumsnelheid van 130 km per uur.

2.3.
De voorste auto, een Kia Picanto (kenteken), werd bestuurd door [ X ] . Deze auto was in het kader van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) verzekerd bij TVM.

2.4.
De achterste auto, een Renault Megane (kenteken), werd bestuurd door [ Y ] (hierna: [ Y ] ). Deze auto was WAM-verzekerd bij Euro Insurances DAC, gevestigd in Ierland. AMS is in Nederland wettelijk vertegenwoordiger voor de schadeafhandeling van Euro Insurances DAC.

2.5.
Het verkeersongeval betrof een aanrijding waarbij de rechtervoorkant van de Renault Megane de linkerachterkant van de Kia Picanto raakte.

2.6.
De politie heeft naar aanleiding van het verkeersongeval verschillende processenverbaal opgesteld.

2.7.
De inzittende van de Renault Megane, de heer [ Z ] , heeft schade opgelopen. AMS heeft de schade in lijn met de Schuldloze Derde (bedrijfsregeling 7) in behandeling genomen.

2.8.
Op 26 januari 2023 is tussen Euro Insurances DAC en de heer [ Z ] een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is overeengekomen dat AMS aan [ Z ] een bedrag van in totaal € 13.500 betaald als vergoeding van de geleden en mogelijk nog te lijden schade.

3. Het geschil

3.1.
AMS vordert, na vermindering van eis op zitting, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

I. Voor recht te verklaren dat TVM als WAM-verzekeraar aansprakelijk is voor de schade ontstaan uit het ongeval;

Subsidiair:

II. Voor recht te verklaren dat TVM gedeeltelijk aansprakelijk is voor de schade ontstaan uit het ongeval, door de rechtbank in goede justitie te bepalen percentage;
III. Voor recht te verklaren dat [ X ] aansprakelijk is voor de schade, door Uw rechtbank in goede justitie te bepalen percentage.

Zowel primair als subsidiair:

I. TVM te veroordelen om de betalingen die AMS reeds heeft gedaan naar aanleiding van het ongeval terug te betalen, inclusief wettelijke rente;
II. TVM te veroordelen in de met deze procedure gemoeide kosten advocaat en proceskosten, te vermeerderen met nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met € 85 in geval van betekening alsmede te verhogen met de wettelijke rente over de (na)kosten, te rekenen vanaf de bedoelde termijn tot de algehele voldoening.

3.2.
AMS legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [ X ] heeft onrechtmatig gevaarzettend gehandeld door stil te staan en/of plotseling te remmen op de snelweg. Deze gedraging leidt volgens AMS tot een gevaarlijke situatie en vormt een overtreding van artikel 34 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Daarnaast was [ X ] niet in het bezit van een geldig rijbewijs en had hij alcohol gedronken. Daarom is TVM als WAM verzekeraar aansprakelijk voor de geleden schade.

3.3.
TVM voert verweer. TVM betwist dat sprake is van onrechtmatig handelen, omdat [ X ] als bestuurder van de Kia vanwege verkeersnoodzaak, voor een overstekende hond, heeft geremd. De bestuurder van de Renault heeft niet tijdig geremd en/of onvoldoende afstand gehouden. Daarom is TVM als WAM-verzekeraar niet of beperkt aansprakelijk. TVM concludeert tot niet-ontvankelijkheid van AMS, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van AMS, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van AMS in de kosten van deze procedure.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4. De beoordeling

Bevoegdheid rechter en toepasselijk recht

4.1.
Omdat Euro Insurances DAC gevestigd is in Ierland draagt deze zaak een internationaal karakter. Gelet op de plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan is de rechtbank Den Haag relatief bevoegd om van dit geschil kennis te nemen (artikel 7 lid 2 Verordening (EU) nr. 1215/2012). Aangezien de schade zich in het onderhavige geval voordoet in Nederland, is Nederlands recht op de vordering van toepassing (artikel 4. I Verordening (EG) nr. 864/2007).

Aansprakelijkheid

4.2.
De rechtbank acht voor de beoordeling van de aansprakelijkheid het volgende van belang. Bij de beoordeling of de gevaarzetting onrechtmatig in de zin van artikel 6: 162 van het Burgerlijk Wetboek is, is afhankelijk van de toetsing van de gedraging aan een aantal gezichtspunten. Het gaat daarbij niet alleen om de schending van specifieke verkeers- of veiligheidsnormen. Ook ongeschreven normen zijn van belang. In dat kader is een weging van de zogenaamde kelderluikcriteria aan de orde (HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR: 1965:AB7079). Daarom moet niet alleen worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de kans op schade, de ernst van de gevolgen, en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.

4.3.
Tussen partijen staat vast dat [ X ] zijn auto plotseling tot stilstand heeft gebracht op de linker rijstrook van de snelweg. TVM betwist de onrechtmatigheid van het maken van deze plotselinge stop. Zij voert in dit kader aan dat [ X ] moest stoppen als gevolg van een verkeersnoodzaak. Volgens TVM werd [ X ] plotseling geconfronteerd met een overstekende, loslopende hond. Volgens TVM stond de hond pal op de rijstrook vóór de Kia waardoor [ X ] genoodzaakt was om in een split-second een noodstop te maken. Hierbij verwijst TVM naar de eerste alinea onder het kopje 'Toedracht' in het proces-verbaal overgelegd als productie I (pagina 4 van 26), waarin de politie schrijft: 'De bestuurder van de Kia voorzien van het kenteken SP-121-G, reed op de A20 links in de richting van de Burgemeester Elzenweg te Naaldwijk. Ter hoogte van hectometer plaatje 14.2 zag de bestuurder een hond oversteken. De bestuurder was vervolgens vol in de remmen gegaan om een aanrijding met de hond te voorkomen. ' Volgens TVM was uitwijken te gevaarlijk voor het overige verkeer.

4.4.
De rechtbank is van oordeel dat TVM de verkeersnoodzaak niet voldoende feitelijk heeft onderbouwd en daarmee de onrechtmatigheid niet voldoende heeft betwist. Uit het proces-verbaal, waar TVM naar verwijst, blijkt namelijk niet waar de hond op het moment van de plotselinge stop stond. Dat blijkt ook niet uit de overige processen-verbaal van de politie, waaronder de getuigenverklaringen van [ X ] en [ Y ] . [ X ] verklaart op 14 juli 2018: 'lk reed over de snelweg en er stond een hond. Ik moest wel afremmen. Als ik niet had afgeremd dan was het ongeluk misschien wel nog groter geworden.' [ Y ] verklaart bij het eerste verhoor op 14 juli 2018: '( ... ) Ik zag dat de Kia voor mij op z'n rem ging voor een hond die overstak.' En bij het tweede verhoor op 24 juli 2018 verklaart [ Y ] : 'Ik heb wel een hond op de rechter vluchtstrook gezien'. Hieruit kan niet worden afgeleid waar de hond precies stond, wat de afstand tot de hond was, of het noodzakelijk was om te stoppen en of het niet mogelijk was om uit te wijken. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat sprake is geweest van een plotselinge stop vanwege verkeersnoodzaak. Dit betekent dat de onrechtmatigheid van het gevaarzettend handelen van [ X ] vast komt te staan, nu de kans op een ongeval en het oplopen van letsel in de gegeven omstandigheden - door het plotseling remmen en stoppen op de linker rijstrook van de snelweg (in strijd met artikel 34 lid 2 RVV 1990 en artikel 5 WVW 1 994) - dermate groot is, dat [ X ] zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat TVM als WAM-verzekeraar aansprakelijk is voor de geleden schade.

Eigen schuld

4.5.
Nu vaststaat dat [ X ] op grond van het plotseling remmen schuld draagt, rijst vervolgens de vraag of [ Y ] als achteroprijder eigen schuld verweten kan worden. TVM stelt dat [ Y ] niet tijdig heeft geremd en/of onvoldoende afstand heeft gehouden. Weliswaar geldt als hoofdregel dat men steeds tot zijn voorganger zodanige afstand moet bewaren dat men achter hem kan stoppen als hij plotseling remt. Echter is in dit geval duidelijk geworden dat [ X ] plotseling is gestopt op de linkerbaan van de snelweg waar 130 km/uur wordt gereden. In deze context ziet de rechtbank geen aanleiding om eigen schuld aan de zijde van [ Y ] aan te nemen, omdat van het achteropkomende verkeer in redelijkheid niet verwacht kan worden dat het rekening houdt met het plotseling stoppen op de linkerbaan van de snelweg. Ook niet omdat niet gebleken is dat [ Y ] in zodanige mate onoplettend is geweest dat dit hem kan worden toegerekend.

Met dank aan mw. mr. I.K. Verhoeks, Schade Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/RBDHA-090823