RBROT 030424 kettingbotsing met bruidsstoet op A15; geen aansprakelijkheid; niet zonder reden geremd, eiser hield onvoldoende afstand
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 030424 kettingbotsing met bruidsstoet op A15; geen aansprakelijkheid; niet zonder reden geremd, eiser hield onvoldoende afstand
2De feiten
2.1.
Op 12 maart 2022 omstreeks 15:37 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de meest linker rijstrook van de A15 nabij Ridderkerk (hierna: het verkeersongeval). Het verkeersongeval betreft meerdere kop-staartbotsingen.
2.2.
Van het verkeersongeval zijn met een mobiele telefoon filmbeelden gemaakt die op de internetsite dumpert.nl zijn gezet met de naam: “Trouwstoet wordt rouwstoet”.
(zie https://www.dumpert.nl/item/100025196_f4bb15aa red. LSA LM)
2.3.
Bij dit verkeersongeval was betrokken een personenauto van het merk Volvo S60, met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Volvo). In de registratieset van de politie wordt de bestuurder van de Volvo aangeduid als: [naam 1].
2.4.
Bij het verkeersongeval waren verder betrokken:
a. een zwarte personenauto van het merk Mercedes, met een Marokkaanse vlag op het dak (hierna: auto 1);
b. een grijze personenauto van het merk Audi (hierna: auto 2);
c. een (witte) Mercedes AMG, met kenteken [kenteken 2] (hierna: auto 3), bestuurd door [naam 2]. Deze personenauto is (WAM-)verzekerd bij NN.
d. een (zwarte) personenauto van het merk Mercedes AMG, met kenteken [kenteken 3] (hierna: auto 4), bestuurd door [naam 3]. Deze personenauto is (WAM-)verzekerd bij Provinzial.
2.5.
De Volvo is achterop auto 4 gebotst.
2.6.
In de registratieset van de politie is opgenomen:
Toedracht
De aanleiding van de toedracht is niet geheel duidelijk. Er hebben diverse kopstaart aanrijdingen plaatsgevonden. 2 betrokken voertuigen waren gehuurd voor een bruidsstoet.
Van de aanrijding werd een video opname gemaakt. Hieruit is alleen op te maken dat diverse voertuigen een kop staart aanrijding hebben gehad. (...)
Volgens diverse getuigen werd gesproken over asociaal rijgedrag door de voertuigen die bij de bruidsstoet horen.
2.7.
[naam 3] heeft op 4 november 2022 een schriftelijke verklaring afgelegd, die onder meer luidt:
Ik, [naam 3], verklaar hierbij op 12 maart 2022 omstreeks 15.30 uur niet onderdeel te zijn geweest van de trouwstoet. Het doel van het huren van de auto was om een dagje Rotterdam te bezoeken. Ik, [naam 3] heb de huurauto opgehaald in Duitsland en ben vervolgens naar Zaltbommel gereden om daar de volgende personen, [naam 4], [naam 5] en [naam 6], op te halen, vervolgens reden wij richting Rotterdam, op de A16 raakte[n] wij verwikkeld in wat later bleek te zijn een trouwstoet. Hierbij verklaren wij alle[n] niet onderdeel te zijn geweest van de trouwstoet.
Op het moment dat wij aan het rijden waren naar bestemming, kwamen wij dus terecht in een trouwstoet. Al gauw re[ed]den de auto’s voor en achter ons al vrij dicht op elkaar. Doordat er zo dicht op elkaar werd gereden, trapte de voorste al snel op de rem waardoor de twee auto’s voor mij ook op de rem trapte[n] en ik genoodzaakt was om afstand te nemen. Echter was er niet veel ruimte om afstand te nemen waardoor ik genoodzaakt was om uit te wijken naar links. Op dat moment wanneer ik probeerde uit te wijken naar links kwam er een ander voertuig met volle vaart tegen de achterkant van mijn auto. Vervolgens week ik af naar links en op dat moment kwam er weer een ander voertuig met volle vaart op de achterkant van mijn auto.
2.8.
[eiser] heeft NN en Provinzial aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt als gevolg van het verkeersongeval. Zowel NN als Provinzial hebben dekking onder de verzekering geweigerd.
3Het geschil
3.1.
De vordering van [eiser] luidt - zakelijk weergegeven - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat NN en/of Provinzial, al dan niet hoofdelijk, aansprakelijk is/zijn jegens [eiser] voor de ten gevolge van het verkeersongeval van 12 maart 2022 geleden en nog te lijden schade, nader op te maken in de buitengerechtelijke fase,
2. NN en/of Provinzial, al dan niet hoofdelijk, te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente,
3. NN en/of Provinzial, al dan niet hoofdelijk, te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Zowel het verweer van NN als van Provinzial strekt tot niet ontvankelijkheid van [eiser], althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser] in de kosten van de procedure, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente.
4De beoordeling
Bevoegdheid
4.1.
Tussen partijen is niet meer in geschil dat de rechtbank, team handel en haven (en niet de kantonrechter) bevoegd is van deze zaak kennis te nemen.
De grondslag van de vordering
4.2.
[eiser] grondt zijn vordering tot schadevergoeding op onrechtmatige daad (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW). Daartoe stelt [eiser] het volgende. Auto 3 en auto 4 hebben gevaarlijk rijgedrag vertoond (artikel 5 jo. artikel 5a Wegenverkeerswet (WVW). Auto 3 en auto 4 waren op een snelweg aan het bumperkleven. Auto 3 en auto 4 gingen plotseling remmen, botsten tegen elkaar aan en verspreidden zich over meerdere rijbanen. Het verkeer dat achter hen reed kon niet meer uitwijken. Auto 3 en auto 4 maakten deel uit van een trouwstoet (van gehuurde auto’s). Subsidiair stelt [eiser] dat artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) is overtreden omdat de bestuurders van auto 3 en auto 4 hun auto’s niet tijdig tot stilstand konden brengen.
De verweren
4.3.
Zowel NN als Provinzial stellen zich op het standpunt dat [eiser] niet ontvankelijk is, althans bij onvoldoende belang heeft bij de procedure, om het volgende. Uit de registratieset van de politie blijkt dat de bestuurder van de Volvo [naam 1] is, wonende te Vlissingen. Dat zijn andere personalia dan die van de eiser in deze procedure ([eiser]). [eiser] wordt in de registratieset van de politie niet genoemd.
4.4.
NN voert verder de volgende verweren:
- Auto 3 en de Volvo zijn niet met elkaar in aanrijding gekomen. De Volvo is zelfstandig met auto 4 in aanrijding gekomen. De aansprakelijkheid betreft dus louter een aangelegenheid tussen auto 4 en de Volvo.
- Auto 3 heeft niet voor gevaar op de weg gezorgd. Auto 3 heeft niet gebumperkleefd en maakte geen deel uit van een trouwstoet.
- Als er al is gebumperkleefd, was dit slechts gedurende een hele korte tijd. Voorts ontbreken - in geval er zou zijn gebumperkleefd - de voor aansprakelijkheid vereiste relativiteit en de causaliteit. De Volvo treft hetzelfde verwijt als hij auto 3 maakt. Ook de bestuurder van de Volvo was niet in staat om deze tijdig tot stilstand te brengen. Daarmee heeft hij ook zelf in strijd gehandeld met artikel 19 RVV. De geschonden norm strekt daarmee niet tot bescherming van de Volvo. De causaliteit ontbreekt omdat het handelen van (de bestuurder van) auto 3 niet tot de schade van de Volvo heeft geleid. Die schade is uitsluitend ingetreden omdat de Volvo niet in staat was tijdig tot stilstand te komen en daardoor tegen auto 4 aanreed. Dit zou ook zonder het gesteld onrechtmatig handelen van auto 3 het geval zijn geweest.
- Voor zover de aansprakelijkheid van auto 3 wordt aangenomen, is er sprake van eigen schuld aan de zijde van de Volvo.
4.5.
Provinzial voert verder de volgende verweren:
- De gestelde (materiele en immateriële) schade is niet onderbouwd.
- Auto 4 heeft geen gevaarlijk rijgedrag vertoond of een andere verkeersfout gemaakt. Auto 4 maakte geen deel uit van een trouwstoet en heeft niet gebumperkleefd. Auto 4 kwam ongewild in een rij met auto’s terecht. De voorste auto (waarschijnlijk auto 1) begon te remmen, waardoor ook de auto daarachter begon met remmen. Auto 4 heeft geprobeerd een botsing te voorkomen door de afstand ten opzichte van zijn voorligger te vergroten en uit te wijken naar links (de vluchtstrook). Terwijl auto 4 daarmee bezig was, werd die van achteren aangereden door auto 3. Hierdoor werd auto 4 naar de vluchtstrook geduwd, waar hij hard van achteren werd geraakt door de Volvo.
- Voor zover de aansprakelijkheid van auto 4 wordt aangenomen, is er sprake van eigen schuld aan de zijde van de Volvo.
Bestuurder van de Volvo
4.6.
[eiser] stelt dat hij ten tijde van het verkeersongeval de bestuurder van de Volvo was. Gelet op de betwisting daarvan door gedaagden, onder verwijzing naar de in de registratieset van de politie opgenomen gegevens, staat niet vast dat [eiser] de bestuurder was van de Volvo. [eiser] heeft tijdens de zitting een specifiek bewijsaanbod gedaan, inhoudend dat zowel de partner van [eiser] als de politieagenten die na het ongeval ter plaatse waren als getuigen kunnen worden gehoord. Op [eiser] rust conform de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de bewijslast van de stelling dat hij ten tijde van het ongeval de Volvo bestuurde. Dit betekent in beginsel dat aan [eiser] het bewijs hiervan wordt opgedragen. In dit geval geeft de rechtbank deze bewijsopdracht echter niet, omdat in het midden kan worden gelaten of [eiser] de bestuurder van de Volvo was. Zelfs als komt vast te staan dat [eiser] ten tijde van het verkeersongeval de bestuurder was van de Volvo kan dit niet leiden tot het door [eiser] beoogde rechtsgevolg, de aansprakelijkheid van auto 3 en auto 4 voor de door [eiser] als gevolg van het verkeersongeval geleden schade, zoals de rechtbank hierna zal overwegen.
Toedracht van het ongeval
4.7.
Op [eiser] rust op grond van artikel 150 Rv. de bewijslast van de door hem gestelde toedracht van het verkeersongeval. Niet ter discussie staat dat door het remmen van auto 1 de bestuurders van de auto’s die zich in een rijtje daarachter bevonden allemaal moesten remmen in een poging om een aanrijding met de voorliggende auto te voorkomen. Na het zien van de beelden van het ongeval (zie r.o. 2.2), die tijdens de mondelinge behandeling ook met partijen zijn besproken, stelt de rechtbank vast dat auto’s 1 tot en met 4 zich zeer dicht op elkaar bevonden op het moment vlak voor het ongeval. De afstand tussen de Volvo en auto 4 was iets ruimer, maar nog steeds dicht op elkaar gelegen. Ook blijkt uit de beelden dat op het dak van auto 1 een grote Marokkaanse vlag gespannen was.
artikel 5 WVW
4.8.
Het gevaarlijke rijgedrag van auto 3 en auto 4 bestaat volgens [eiser] uit het bumperkleven waardoor, toen auto 1 ging remmen, ook de zich daarachter bevindende auto’s moesten remmen. Hierbij is volgens [eiser] relevant dat auto 3 en auto 4 onderdeel uitmaakten van een Marokkaanse trouwstoet. Auto 3 en auto 4 behoorden, zo stelt [eiser], tot een groep waarvan ook auto 1 en auto 2 deel uitmaakte. In de registratieset van de politie staat ook dat getuigen hebben verklaard dat de voertuigen die bij de bruidstoet hoorden asociaal rijgedrag vertoonden.
4.9.
De auto die als eerste remde was auto1. Door dit remmen ontstond de kettingbotsing. De rechtbank oordeelt dat niet is komen vast te staan dat auto 3 en auto 4 ten tijde van het verkeersongeval deel uitmaakten van een trouwstoet. De Marokkaanse vlag op de auto 1 is onvoldoende om aan te nemen dat auto 3 en auto 4 deel uitmaakte van een groep waar ook de bestuurder van auto 1 deel van uitmaakte. Dat de bestuurder en inzittenden van auto 3 evenals de bestuurder en inzittenden van auto 4 allemaal jongvolwassenen zijn die afkomstig zijn uit dezelfde regio maakt evenmin dat er sprake is van een groep waarvan ook de bestuurder van auto 1 deel uitmaakte. De groepsvorming met de bestuurder van auto 1 (en/of auto 2) is hiermee immers niet vast te stellen.
4.10.
In de registratieset van de politie wordt wel gesproken over een trouwstoet, maar het wordt niet duidelijk of de politie die kwalificatie zelf maakt of alleen overneemt van getuigen. Uit de registratieset volgt ook niet welke auto’s allemaal tot de vermeende trouwstoet zouden behoren. Twee betrokken voertuigen zouden zijn gehuurd voor een trouwstoet. Op de mondelinge behandeling heeft NN betwist dat auto 3 een gehuurde auto was. Dat auto 3 onderdeel zou uitmaken van de trouwstoet kan ook niet uit de registratieset worden afgeleid. Verder heeft de bestuurder van auto 4 verklaard (zie r.o. 2.7) dat hij geen onderdeel uitmaakte van een trouwstoet. De vier inzittenden van auto 4 hebben eveneens verklaard geen onderdeel uit te maken van een trouwstoet. Bij de verdere beoordeling zal er dus vanuit worden gegaan dat auto 3 en auto 4 ten tijde van het verkeersongeval geen onderdeel uitmaakten van een groep waartoe ook auto 1 behoorde.
4.11.
Ook zonder onderdeel uit te maken van een trouwstoet kan bumperkleven gevaarlijk rijgedrag opleveren. Het gevaar zit in dat geval in het niet tijdig tot stilstand kunnen brengen van het voertuig. Het risico op een kettingbotsing is groter wanneer auto’s dichter op elkaar rijden. De rechtbank zal dit bespreken bij de behandeling van artikel 19 RVV, hierna. Dat het bumperkleven op andere wijze (dan het niet tijdig tot stilstand kunnen brengen van de auto) gevaarlijk rijgedrag heeft opgeleverd is door [eiser] niet gesteld.
4.12.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] nog aangevoerd dat kort voor het verkeersongeval auto 3 en auto 4 met grote vaart van een oprit de snelweg opreden, de Volvo passeerden zowel via de middelste rijbaan rechts van de Volvo als over de vluchtstrook links van de Volvo en daarna op de linker rijbaan, achter auto 1 en auto 2, voor de Volvo zijn gaan rijden. NN en Provinzial hebben op de zitting aangevoerd dat deze toedracht nu pas wordt gesteld en dat zij hierover nog geen gesprek met hun verzekerden/de bestuurders van auto 3 en auto 4 hebben kunnen voeren. Zij betwisten deze toedracht bij gebrek aan wetenschap.
4.13.
De rechtbank stelt vast dat het door [eiser] gestelde gedrag van auto 3 en auto 4 op de oprit niet blijkt uit de filmbeelden van het verkeersongeluk (r.o. 2.2). Zelfs als ervan uitgegaan wordt dat auto 3 en auto 4 dit gedrag hebben vertoond, is niet vast komen te staan dat door dit gedrag het verkeersongeval is veroorzaakt. Zoals [eiser] immers zelf stelt zijn auto 3 en auto 4 na deze inhaalactie achter auto 2 gaan rijden op de linker rijbaan. Het is het remmen van auto 1 geweest – wat daarna plaatsvond – dat uiteindelijk de kettingbotsing heeft veroorzaakt. De Volvo had, nadat hij was ingehaald op de oprit door auto 3 en auto 4, afstand tot deze auto’s kunnen en moeten bewaren.
Artikel 19 RVV
4.14.
Volgens vaste rechtspraak brengt het enkel achterop rijden door de bestuurder van een auto bij een andere auto niet zonder meer met zich mee dat de bestuurder van de achteroprijdende auto een verkeersfout heeft gemaakt. Hoewel de bestuurder van de achteroprijdende auto voldoende afstand tot zijn voorganger (en daarmee overzicht) moet houden, kunnen er zich immers ook situaties voordoen waarbij de achteroprijdende bestuurder niet aansprakelijk is voor de kop-staartbotsing. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de bestuurder van de vooroprijdende auto plotseling zonder reden/noodzaak remt, waardoor een botsing ontstaat.
4.15.
De Volvo is achterop auto 4 gereden. De bestuurder van auto 4 kan voor dit ongeval aansprakelijk zijn als hij zonder reden of noodzaak heeft geremd. Naar het oordeel van de rechtbank hebben auto 3 en auto 4 niet zonder reden/noodzaak geremd. Uit de beelden van het ongeval (zie r.o. 2.2) blijkt dat het auto 1 is die plotseling en onverwacht heeft geremd. Auto 2, auto 3, auto 4 en de Volvo hebben als gevolg daarvan ook moeten remmen. Dat de Volvo niet tijdig tot stilstand kon worden gebracht, kan auto 3 en auto 4 dus niet verweten worden, niet als eigen aansprakelijkheid en niet als groepsaansprakelijkheid. ECLI:NL:RBROT:2024:3106