Overslaan en naar de inhoud gaan

GEA Curaçao 300616 KG: hartinfarct na niet toedienen antistollingsmedicijn; causaal verband voorshands aangenomen; NAf 50.000 aanvullend voorschot

GEA Curaçao 300616 KG: hartinfarct na niet toedienen antistollingsmedicijn; causaal verband voorshands aangenomen; NAf 50.000 aanvullend voorschot

2 De feiten

2.1.
Op 18 maart 2014 is bij [eiser] in het Sehos een hartkatheterisatie uitgevoerd in verband met een verminderde doorbloeding van de hartspier door een vernauwing in de kransslagaders. Bij [eiser] zijn er twee stents geplaatst.

2.2.
Na de operatie is aan [eiser] geen antistollingsmedicijn toegediend.

2.3.
Op 30 maart 2014 is er bij [eiser] een myocardinfarct, oftewel een hartinfarct, opgetreden. [eiser] is opnieuw geopereerd en er zijn vier stents bijgeplaatst.

2.4.
Na aansprakelijkstelling door [eiser] heeft Medirisk namens Sehos bij brief van 1 februari 2016 aansprakelijkheid erkend voor de schade als gevolg van het niet toedienen van antistolling.

2.5.
Uit een verslag van Hartcentrum Curaçao d.d. 17 februari 2014 volgt, voor zover van belang:

“Anamnese
Sinds 2009 inspanningsgebonden druk op de borst en ‘kansa’. De laatste tijd progressief, vroeger met name bij heuvel op lopen nu ook last op vlakke wegen.
(…)
Echocardiografie (beschrijving Römer)
Goede systolische linkerkamerfunctie. Linkerventrikelhypertrofie. Lichte dilatatie rechter ventrikel met goede functie.”

2.6.
Uit een rapport van cardioloog J.W.Ph. Römer d.d. 10 februari 2016 volgt, voor zover van belang, het navolgende:

“De belastbaarheid van patiënt is sinds het voorwandinfarct in significante mate afgenomen indien vergeleken wordt met de klinische situatie tussen de electieve PCI van de RDA en het moment van de stentthrombose en daarna. (…) Hoewel zijn restfunctie voor wat betreft de prognose/levensverwachting niet in de slechte categorie valt (…), lijkt zijn belastbaarheid duidelijk afgenomen tov vóór het infarct. (…) De heer [eiser] had een goede belastbaarheid en algemene conditie. Dat was ook de reden dat hij coronaire interventie liet doen, om meer onbeperkte fysieke arbeid te kunnen verrichten.

2.7.
Medisch adviseur W.C.G. Blanken heeft bij brieven van 23 juni 2014, 25 juni 2015 en 17 mei 2016 namens [eiser], op basis van de beschikbare medische informatie, medische adviezen gegeven. Uit het medisch advies van 23 juni 2014 volgt, voor zover van belang, het navolgende:

“Uw cliënt werd op 18 maart 2014 gedotterd en er werden twee stents geplaatst. Een stent is en soort van buisje dat een vanwege een vernauwing behandelde kransslagader open houdt. Na het plaatsen van een dergelijke stent moet er worden gestart met antistolling om te zorgen dat er geen trombose en thrombosering ofwel verstopping van een stent optreedt.
(…)
In conclusie is er bij uw client als gevolg van het ten onrechte nalaten van antistolling een verstopping opgetreden van een belangrijke kransslagader aan de voorzijde van het hart. Als gevolg hiervan is het hartinfarct ontstaan.
Het optreden van dit hartinfarct is te wijten aan de verstopping in de stent en daardoor een onvoldoende doorbloeding van de hartspier.”

2.8.
Uit het medisch advies van Blanken van 17 mei 2016 volgt, voor zover van belang, het navolgende:

“Zoals ik u (…) al heb aangegeven is men bij uw cliënt vergeten om bloedverdunners (…) voor te schrijven. Als gevolg hiervan is een stent dicht gaan zitten en werd uw cliënt getroffen door een myocardinfarct.
Voorafgaand aan de eerste procedure, (…) was er sprake van een goede systolische linkerkamer functie. Dat betekent dat er in het geval van uw cliënt weliswaar aanwijzingen waren voor een verminderde doorbloeding van de achterzijkant van het hart maar de pompfunctie van het hart was goed.
(…)
Bij de nieuwe katheterisatie is er echter vastgesteld dat de functie van het hart verminderd is.
Bij een controle echografie op 15 april 2014, (…) werd gezien dat de functie van de linker hartkamer was afgenomen. Er bleek wel enige verbetering te zijn opgetreden in vergelijking met 30 maart 2014, maar er was geen sprake van een volledig herstel.
(…)
Als gevolg van het niet voorschrijven van antistolling na het plaatsen van de stent is er een trombose opgetreden. Als gevolg van deze trombose is er een beschadiging van de hartspier opgetreden.
(…)
Bij uw cliënt kan ervan worden uitgegaan dat er sprake is van een gecombineerd percentage blijvende functionele invaliditeit van minimaal 35 tot 45%.”

2.8.
Medirisk heeft namens Sehos na de erkenning van aansprakelijkheid en voorafgaande aan het kort geding een tweetal voorschotten op de te betalen schadevergoeding aan [eiser] toegekend. In totaal is een bedrag van NAf 65.000,- aan [eiser] betaald.

2.9 .
Er heeft geen gezamenlijk (deskundigen)onderzoek plaatsgevonden naar het causaal verband tussen het niet voorschrijven van het antistollingsmiddel en de schade, de daaruit voortvloeiende klachten en beperkingen zo daarvan sprake is, de restverschijnselen en de invloed daarvan op de verdien capaciteit.

3 Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, verkort weergegeven, dat het Gerecht Sehos veroordeelt om
- aan [eiser] bij wijze van voorschot op de uiteindelijke schadevergoeding te betalen het bedrag van Naf. 135.000,-, in verband met de wettelijke rente te verdelen als NAf 49.000,- op de materiele schade en NAf 90.000,- op de immateriële schade, dan wel een door het Gerecht in goede justitie vast te stellen voorschot en onderverdeling;
- aan [eiser] bij wijze van voorschot op de uiteindelijke schadevergoeding maandelijks te betalen te blijven betalen een netto bedrag van NAf 1.850,-;
- te vermeerderen met de wettelijke rente en met buitengerechtelijke kosten ten bedrage van NAf 10.812,-, kosten rechtens.

3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser], verkort weergegeven, ten grondslag dat hij als gevolg van het niet toedienen van antistollingsmiddel (de medische fout) een hartinfarct heeft gehad, waardoor zijn hartspier blijvend is beschadigd en de functie van zijn linker hartkamer is verminderd. Daardoor is zijn belastbaarheid afgenomen en ondervindt hij blijvende klachten en beperkingen waardoor hij schade lijdt. Sehos heeft aansprakelijkheid voor de medische fout erkend en dient de schade die [eiser] als gevolg daarvan lijdt, te vergoeden.

3.3. 
[eiser] stelt dat hij als gevolg van de fout in een financieel penibele situatie terecht is gekomen. Hij exploiteerde voor de operatie een Truck di Pan, maar is sinds de medische fout vrijwel volledig arbeidsongeschikt. Hij is al twee jaar van een inkomen verstoken. De achterstanden zijn opgelopen en hij is schulden aangegaan om het hoofd boven water te houden. [eiser] heeft een gezin te onderhouden en heeft derhalve spoedeisend belang bij interventie van het Gerecht.

3.4.
Sehos heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

3 De beoordeling

4.1.
De vordering van [eiser] betreft een geldvordering in kort geding. Het Gerecht stelt voorop dat voor de vraag of plaats is voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding de rechter niet alleen zal hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening (HR 29 maart 1985, NJ 1986, 84).

4.2.
Het Gerecht is van oordeel dat aan de zijde van [eiser] sprake is feiten en omstandigheden (zie 3.3) die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Dat is door Sehos niet voldoende gemotiveerd betwist.

Causaal verband

4.3.
Sehos betwist niet dat er een medische fout is gemaakt door [eiser] na de hartkatheterisatie geen antistollingsmiddel toe te dienen en heeft aansprakelijkheid erkend voor de door [eiser] als gevolg daarvan geleden schade. Daarmee staat vast dat [eiser] een vordering tot schadevergoeding heeft op Sehos. Sehos betwist echter de door [eiser] gestelde causaliteit tussen de medische fout en het hartinfarct dat daarna is opgetreden.

4.4.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het antistollingsmiddel na de eerste hartkatheterisatie toegediend had moeten worden. Voorts staat als onbetwist vast dat het antistollingsmiddel dient ter voorkoming van verstopping van de aders en/of daarbij geplaatste stents en dus (mede) ter voorkoming van een hartinfarct. Daarmee is het causaal verband, mede gelet op het korte tijdsverloop tussen de eerste hartkatheterisatie en het hartinfarct (12 dagen), naar het voorlopig oordeel van het Gerecht voorshands gegeven, tenzij er andere aanwijzingen zijn voor het ontstaan van het hartinfarct. Sehos heeft daartoe aangevoerd dat – naar het Gerecht begrijpt – het hartinfarct ook kan zijn ontstaan door de reeds bestaande hartklachten van [eiser] die tot de eerste hartkatheterisatie hebben geleid, althans dat de kans op een hartinfarct daardoor reeds was verhoogd.

4.5.
Ter doorbreking van het causaal verband, zoals Sehos stelt, dient aannemelijk te worden dat het hartinfarct dat [eiser] heeft getroffen, ook zou zijn ontstaan als hem wel het antistollingsmiddel zou zijn toegediend. Sehos heeft die stelling onvoldoende gemotiveerd. Aanwijsbare factoren, anders dan het niet toedienen van het antistollingsmiddel, waardoor zo kort na de eerste hartkatheterisatie toch een kransslagader c.q. stent verstopt is geraakt, is niet gebleken. Immers, de tijdens de eerste hartkatheterisatie geplaatste stents waren nu juist bedoeld om de vernauwingen open te houden en de doorbloeding van de hartspier te bevorderen en daarbij functioneerde de pompfunctie van het hart op dat moment goed, zo volgt uit de adviezen van medisch adviseur Blanken.

4.6.
Voor zover Sehos stelt dat zij niet de beschikking heeft gehad over medische stukken teneinde haar stelling betreffende het causaal verband te onderbouwen, kan dat niet aan [eiser] worden tegengeworpen. Desgevraagd is gebleken dat Sehos, althans Medirisk, afgezien van het rapport van cardioloog Römer, over de medische stukken beschikte op basis waarvan ook medisch adviseur Blanken heeft geadviseerd. Het had weliswaar op de weg van [eiser] gelegen om het rapport van cardioloog Römer en de medische adviezen van Blanken aan Sehos te verstrekken (het had de voortgang van het schaderegelingstraject mogelijk positief kunnen beïnvloeden), maar het ontbreken daarvan staat niet aan een medisch standpunt zijdens Sehos in de weg. Op basis van de voorhanden medische stukken heeft Sehos immers ook een standpunt over de aansprakelijkheid geformuleerd.

4.7.
Voor zover Sehos, tot slot, heeft bedoeld te stellen dat [eiser] door zijn medische voorgeschiedenis al een verhoogde kans had op dichtslibben van andere aderen en dat hij daardoor op enig moment een hartinfarct zou hebben gehad, leidt dat niet tot doorbreking van het medische causaal verband, maar zou dat mogelijk consequenties kunnen hebben voor de omvang van de schade kunnen hebben. Daarvoor is verder medisch onderzoek noodzakelijk.

4.8.
Op grond van de thans overgelegde stukken is naar het oordeel van het Gerecht in dit kort geding voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] door het niet toedienen van het antistollingsmiddel een hartinfarct heeft gekregen.

Omvang van de schade

4.9. 
[eiser] heeft gesteld dat hij als gevolg van het hartinfarct last heeft van kortademigheid, vermoeidheid, veranderend gedrag en dat hij verwerkingsproblemen heeft in de zin van een post traumatisch stressstoornis. Door deze klachten is hij beperkt belastbaar en is hij niet in staat een inkomen te verwerven. Verder lijdt hij schade door verhoogde kosten huishoudelijke hulp, kinderopvang, verlies zelfwerkzaamheid en immateriële schade. Sehos heeft de diverse schadeposten en in het bijzonder de berekening van de schade uitvoerig betwist.

4.10.
Vooropgesteld zij dat in een kort geding slechts in beperkte mate vooruit kan worden gelopen op de uitkomst van een bodemprocedure, aangezien niet met volledige zekerheid kan worden bepaald, wat de daadwerkelijke uitkomst van de bodemprocedure zal zijn, met name ook gezien het feit dat partijen de gelegenheid hebben om hun stellingen c.q. verweer op het punt van de schade in een procedure van een uitvoeriger gemotiveerde onderbouwing te voorzien. In de onderhavige zaak is de discussie op het punt van de schade nog onvoldoende uitgekristalliseerd. In het vervolgtraject zullen partijen zich zo nodig dienen te beraden over nader onderzoek naar de eventuele invloed een predispositie c.q. van pre-existente klachten op de omvang van de schade en over een nadere onderbouwing van de door beide partijen gestelde uitgangspunten bij de schadeberekening. Het Gerecht houdt daarmee rekening bij de beoordeling van het gevorderde voorschot.

4.11.
Op basis van de thans beschikbare informatie acht het Gerecht wel voldoende aannemelijk dat [eiser] als gevolg van de medische fout thans lichamelijke en psychische klachten heeft waardoor hij geen arbeid of andere werkzaamheden c.q. activiteiten kon verrichten en waardoor hij (inkomens)schade heeft geleden en in de toekomst zal lijden. Ten aanzien van het verlies arbeidsvermogen stelt het Gerecht vast dat beide partijen er van uit gaan dat [eiser] vóór de medische fout een inkomen uit de Truck di Pan genereerde. Nu hij (thans nog) niet kan werken staat vast dat [eiser] inkomensschade lijdt. Het Gerecht acht voorts gelet op hetgeen [eiser] is overkomen, namelijk het onverwachts getroffen worden door een hartinfarct, aannemelijk dat in de bodemprocedure in ieder geval een substantieel bedrag aan immateriële schadevergoeding zal worden toegewezen. In het midden kan thans blijven hoe hoog deze (inkomens)schade precies is, voor zover [eiser] in dit kort geding slechts een voorschot op zijn schadevergoeding vordert. Sehos heeft reeds een voorschot verstrekt van NAf 65.000,- en stelt dat dat bedrag thans voldoet. [eiser] vordert – na aftrek (door het Gerecht) van het tussentijds verstrekte nadere voorschot van NAf 35.000,- – nog een aanvullend bedrag van NAf 100.000,-. Het Gerecht is tegen de achtergrond van het hiervoor overwogene en op grond van de wederzijdse schadeberekeningen, van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de door [eiser] gestelde schade een nader voorschot van NAf 50.000,- in elk geval rechtvaardigt. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen. Weliswaar is er een restitutierisico, inhoudende dat er een kans bestaat dat [eiser] indien hij in de bodemzaak de procedure zou verliezen de reeds aan hem betaalde voorschotten niet (geheel) kan terugbetalen, doch alles afwegende is het Gerecht van oordeel dat de vordering van [eiser] moet worden toegewezen tot een bedrag van NAf 50.000,-.

4.12.
Voor zover [eiser] een maandelijks voorschot op de schade vordert, wordt dat afgewezen, nu het kort geding daarvoor geen grondslag biedt omdat het door [eiser] gevorderde bedrag er op is gericht de volledige schade zoals hij stelt te lijden, te vergoeden.

4.13.
Nu de voorschotten onder algemene titel zijn betaald, zal ook het onderhavige voorschot onder algemene titel worden toegewezen, zodat de vordering tot betaling van wettelijke rente vooralsnog wordt afgewezen.

4.14.
Sehos zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris, NAf 547,95 aan verschotten en NAf 1.390,- aan griffierechten. ECLI:NL:OGEAA:2016:59