Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 170407 whiplash, k.g. hoger beroep; € 1.526,50 voorschot op kosten fysio. toegewezen

Hof Arnhem 17-04-07 whiplash, k.g. hoger beroep; € 1.526,50 voorschot op kosten fysiotherapie toegewezen
4.2  Voor de vraag of plaats is voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding zal de rechter niet alleen dienen te onderzoeken of de vordering van de eiser voldoende aannemelijk is, maar ook - kort gezegd - of een spoedeisend belang bestaat, terwijl hij bij de afweging van de belangen van partijen mede het restitutierisico zal hebben te betrekken. De grief heeft betrekking op de eerste factor, te weten die van de aannemelijkheid van de vordering van [appellante]. (...)

4.5  Waar het om gaat is of voldoende aannemelijk is dat [appellante], gelet op alle omstandigheden en in het bijzonder de adviezen van deskundigen, de ten processe bedoelde fysiotherapeutische behandeling in redelijkheid nodig heeft kunnen achten als remedie voor klachten die moeten gelden als het gevolg van de aanrijding voor welker gevolgen Allianz aansprakelijk is. Die vraag beantwoordt Allianz ontkennend:
?  omdat de fysiotherapie geen adequate behandeling is;
?  omdat onvoldoende vaststaat dat de klachten een ongevalsgevolg zijn.

4.6  Met betrekking tot het oorzakelijk verband tussen het ongeval en de klachten van [appellante] (uit de stukken doemt het bij een ongeval als het onderhavige passende klassieke beeld van rug-, nek- en schouderklachten op) heeft Allianz zich in eerste aanleg en ook nog bij haar memorie van antwoord op het standpunt gesteld dat daarvan nog moest blijken. In eerste aanleg betoogde zij dat [appellante] “voor de muziek uitliep” en dat partijen het erover eens waren dat voor de vaststelling van het oorzakelijk verband onderzoek door onafhankelijke medisch specialisten nodig was. Ook in haar memorie van antwoord zegt Allianz dat de medische causaliteit tussen partijen nog in geding is en die vraag door een medisch deskundige beantwoord moet gaan worden.

4.7  Wat daarvan ook zij, in elk geval is nadien door [appellante] een rapport overgelegd van de door beide partijen ingeschakelde neuroloog [A.] van 25 oktober 2006, aldus van enkele dagen voor het nemen van de memorie van antwoord in het principaal hoger beroep en kennelijk ten tijde van het opstellen van die memorie nog niet bij Allianz bekend.Volgens Allianz – die op dit rapport bij akte van 2 januari 2007 heeft gereageerd moet dat rapport buiten beschouwing blijven omdat het dateert van na het bestreden vonnis zoals zij ook in haar memorie van antwoord onder 28 de in hoger beroep door [appellante] ingebrachte producties irrelevant, immers tardief achtte. Dat baseert Allianz op de stelling dat de vraag of de eerste rechter zijn voorlopig oordeel terecht heeft gegeven, moet worden beantwoord naar het moment waarop hem om een oordeel werd gevraagd, met inachtneming van de stukken welke partijen toen in het geding hadden gebracht. Die stelling miskent echter het karakter van het hoger beroep waarin het geschil tussen partijen binnen de door de grieven getrokken grenzen opnieuw beoordeeld moet worden. Niet het bestreden vonnis staat dus ter beoordeling maar het geschil tussen partijen. Het door Allianz ter ondersteuning van haar standpunt aangevoerde arrest HR 25 november 2005 beslist niet anders. (...)

5  De motivering van de beslissing in het incidenteel hoger beroep
5.1  Aldus komt het voorwaardelijk ingestelde incidenteel hoger beroep aan de orde. Daarin heeft Allianz zich bij haar enige grief beklaagd over rechtsoverweging 4.2 van het bestreden vonnis. Blijkens de toelichting op deze grief bedoelt Allianz daarmee te betogen dat de eerste rechter ten onrechte een voldoende spoedeisend belang bij [appellante] aanwezig heeft geacht om deze geldvordering in kort geding toe te wijzen.

5.2  Het hof acht de grief ongegrond. [appellante] heeft onbestreden aangevoerd dat zij geen inkomsten (meer) heeft en haar stelling dat zij tot betaling van de nota van de fysiotherapeut niet in staat was is daardoor aannemelijk. Daarmee is haar spoedeisend belang gegeven bij een tot dekking van deze kostend strekkend voorschot op de haar toekomende schadevergoeding. Ook afgewogen tezamen met de mate van aannemelijkheid van de vordering en het restitutierisico acht het hof dit spoedeisend belang voldoende om de door [appellante] gevraagde voorziening te rechtvaardigen.
LJN BA4904