Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb. Arnhem 030907 prins carnaval valt van podium; geen spoedeisend belang bij voorschot

Rb. Arnhem 030907 prins carnaval valt van podium; geen spoedeisend belang bij voorschot op schadevergoeding
2.1.  Stichting Carnavalsoptocht Regio Arnhem heeft op 18 februari 2007 een carnavalsoptocht in Arnhem georganiseerd. [eiser] was als prins carnaval aanwezig bij de prijsuitreiking van die carnavalsoptocht in een zaal van concertgebouw Musis Sacrum te Arnhem. Deze zaal was gehuurd door De On-Ganse. Stichting Carnavalsoptocht Regio Arnhem heeft een aantal uren gebruik gemaakt van deze zaal.

2.2.  In opdracht van De On-Ganse is een tijdelijk(e) podium/tribune van steigers en houten vloerdelen gebouwd in de zaal. [eiser] en zijn echtgenote zaten helemaal achteraan op het podium, dat circa drie meter hoog was. Achter dit podium was een gordijn bevestigd. Toen [eiser] op enig moment wilde gaan zitten, is hij met zijn stoel achterover van het podium gevallen.

2.3.  [eiser] heeft De On-Ganse op 26 februari 2007 aansprakelijk gesteld voor zijn val van het podium. De On-Ganse is verzekerd bij Delta Lloyd. Delta Lloyd is na de melding een onderzoek gestart naar de toedracht van het voorval.

3.  Het geschil

3.1.  [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter Delta Lloyd c.s. veroordeelt over te gaan tot uitbetaling van EUR 12.000,- aan [eiser] (naar de voorzieningenrechter aanneemt als voorschot op de uiteindelijke schadevergoeding).

3.2.  [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat De On-Ganse onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, nu zij een derde heeft ingeschakeld die het podium heeft gebouwd, hetgeen ondeugelijk is gedaan, ten gevolge waarvan [eiser] ten val is gekomen. [eiser] heeft hierdoor letsel aan zijn rechterschouder en -arm opgelopen en heeft daardoor 10 weken niet kunnen werken. Thans is hij weer aan het werk, omdat hij als zelfstandige geen arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft en geen inkomsten meer had. [eiser] heeft echter nog steeds pijnklachten. De On-Ganse, en daarmee haar verzekeraar Delta Lloyd, is op grond van artikel 6:171 BW aansprakelijk voor de schade die [eiser] heeft geleden. Tot op heden heeft Delta Lloyd c.s. deze aansprakelijkheid echter nog niet erkend en is zij evenmin overgegaan tot uitbetaling van een (voorlopige) schadevergoeding.

3.3.  Delta Lloyd c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling
4.1.  De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.

4.2.  De vordering van [eiser] tot betaling van (een voorschot op de) schadevergoeding is door [eiser] onderbouwd met facturen van zijn eenmansbedrijf die dateren van voor zijn val en met verklaringen van getuigen die bij de val aanwezig waren. Een medische verklaring ontbreekt en evenmin is duidelijk wie het podium heeft gebouwd. Echter wat er verder zij van de grondslag van de vordering en de omvang van de schade, waar op basis van de thans beschikbare gegevens door Delta Lloyd op goede gronden vraagtekens bij kunnen worden gezet, als spoedeisend belang heeft [eiser] gesteld dat hij inmiddels door zijn reserves heen is. Dit is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van het vereiste spoedeisend belang, nu [eiser] zijn gewone werkzaamheden weer heeft hervat en dus weer inkomsten geniet. De voorzieningenrechter zal derhalve de gevorderde voorziening weigeren.
LJN BB2720