Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 160119 Ondanks relatief gering belang, bgk volledig toegewezen, muv kantoorkosten

RBROT 160119 Ondanks relatief gering belang, bgk volledig toegewezen, muv kantoorkosten 
- 9 uur x € 235,- + 6% + 21% btw; toegewezen 8 uur x € 235,00 + 21%; kantoorkosten afgewezen

De feiten 

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.

2.1
[verzoeker] is op 24 augustus 2016 betrokken geraakt bij een verkeersongeval.

Hij reed op zijn scooter toen hij werd aangereden door een auto, en hij als gevolg daarvan ten val kwam.

2.2
De firma Greenval Insurance DAC (gevestigd te Dublin, Ierland) is de verzekeraar van de bestuurder van de auto. Zij wordt in Nederland vertegenwoordigd door Dekra.

2.3
[verzoeker] heeft als gevolg van dit ongeval schade opgelopen aan zijn scooter, horloge, schoenen en broek. Daarnaast had hij een schaafwond aan zijn rechterknie.

2.4
Dekra heeft op 2 september 2016 de aansprakelijkheid voor het verkeersongeval en de daaruit voor [verzoeker] voortvloeiende schade erkend.

2.5
Dekra heeft aan [verzoeker] € 1.520,- uitgekeerd, zijnde een voorschot onder algemene titel ter vergoeding van (geleden) materiële schade (scooter, kleding en schoeisel).

2.6
De advocaat van [verzoeker] zond een (eerste) factuur gedateerd 21 oktober 2016 ter zake buitengerechtelijke kosten van € 1.446,67 (incl. BTW en kantoorkosten).

Dekra heeft die factuur voldaan.

2.7
Een tweede factuur ter zake buitengerechtelijke kosten van de advocaat van [verzoeker] ad € 1.544,60 (incl. kantoorkosten en BTW) is onbetaald gebleven.

2.8.
Partijen hebben daarna per e-mail enkele berichten uitgewisseld over een minnelijke regeling, die enerzijds ziet op een aan [verzoeker] nog uit te keren bedrag aan immateriële schadevergoeding en anderzijds een bedrag ter zake (een aanvullend voorschot op de) buitengerechtelijke kosten aan de advocaat van [verzoeker] .

2.9.
De advocaat van [verzoeker] zond op 18 juli 2018 het volgende e-mailbericht aan de schadebehandelaar bij Dekra:
(…)

Bij nader inzien, en ter voorkoming van een procedure, wil ik u nog een laatste (heel redelijk) voorstel doen om de zaak tot een einde te brengen.

Dit houdt in dat uw cliënt nog een openstaande slotbetaling van € 750,- betaalt en mij nog op de BGK een bedrag van € 500,- ex BTW.

(…)

2.10.
Dekra heeft dat voorstel bij e-mail van 30 juli 2018 niet geaccepteerd.

2.11.
Vervolgens heeft de advocaat van [verzoeker] onderhavige deelgeschilprocedure aanhangig gemaakt met de indiening van het verzoekschrift op 2 oktober 2018.

2.12.
Daags voor de mondelinge behandeling van het verzoekschrift zond Dekra op 23 november 2018 een e-mail bericht aan de advocaat van [verzoeker] waarin zij alsnog het voorstel van 18 juli 2018 (vermeerderd met rente) accepteert.

Het verzoek 

3.1
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om bij beschikking -voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad- Dekra te veroordelen tot betaling van:

de voorgestelde slotuitkering van € 750,- aan schadevergoeding;

een aanvullend voorschot op de buitengerechtelijke kosten van € 1.544,60 (incl. kantoorkosten en BTW), vermeerderd met de wettelijke rente;

de kosten van de onderhavige procedure, door de advocaat van [verzoeker] begroot op € 2.804,66 (incl. 6% kantoorkosten, 21% btw en griffierecht).

3.2
Ter toelichting op dat verzoek heeft [verzoeker] -samengevat weergegeven en voor zover thans van belang weergegeven- het volgende aangevoerd.

Dekra heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het [verzoeker] overkomen ongeval erkend. Dat betekent dat zij gehouden is de volledige schade van [verzoeker] te vergoeden, daarmee ook de volledige buitengerechtelijke kosten die hij heeft moeten maken om ‘zijn recht te halen’.

3.3
Partijen hebben onderhandeld over een minnelijke regeling, teneinde een procedure te voorkomen. Van de zijde van de advocaat van [verzoeker] is een laatste handreiking gedaan in de e-mail van 18 juli 2018 (aangehaald onder de feiten). De advocaat van [verzoeker] was destijds bereid de nog openstaande factuur aan buitengerechtelijke kosten te stellen op een bedrag van € 500,-. Voorts is in die e-mail verzocht een slotkering te doen aan [verzoeker] ter hoogte van een bedrag van € 750,- in aanvulling op het reeds uitgekeerde bedrag van € 1.520,- aan schadevergoeding. Het bedrag van € 750,- betreft volgens [verzoeker] een billijke vergoeding ter zake smartengeld om dat hij gedurende een periode van 8 maanden pijnklachten aan zijn knie heeft ondervonden.

3.4
Dekra heeft dat voorstel niet geaccepteerd. De onderhandelingen tussen partijen zijn gestaakt. Er is met andere woorden een impasse ontstaan. [verzoeker] zag zich om die reden genoodzaakt deze deelgeschilprocedure te starten zodat dit punt beslecht kan worden, en de voortgang van de letselschadeafhandeling niet langer wordt belemmerd.

Het eerder gedane voorstel is daarmee komen te vervallen.

In deze procedure vordert [verzoeker] de volledige buitengerechtelijke kosten.

[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat alle gedeclareerde werkzaamheden de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan en daarom vergoed moeten worden door Dekra.

De bestede uren zijn gemaakt (het gaat om correspondentie, telefoontjes etc.) en er is geen wanverhouding tussen de kosten van rechtsbijstand en de uiteindelijke schadevergoeding.

Tot slot heeft [verzoeker] verzocht Dekra te veroordelen in de kosten van deze procedure, op grond van het bepaalde in art. 1019aa Rv. De kosten van het opstellen en indienen van het onderhavige verzoek bedragen 9 uur x € 235,- per uur, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% btw, en een bedrag van € 79,- aan griffierecht, zijnde in totaal het bedrag van € 2.804,66, waarvan betaling door Dekra wordt verzocht.

Het verweer 

4.1
Dekra heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van het verzoek.

4.2
Samengevat weergegeven betoogt zij het navolgende.

Het meningsverschil tussen partijen ziet uitdrukkelijk niet op de betaling van het smartengeld. Dekra was en is nog steeds bereid het bedrag van € 750,- aan [verzoeker] te voldoen, onder de voorwaarde dat daarmee de zaak is afgedaan én zonder dat Dekra daar bovenop enige buitengerechtelijke kosten hoeft te voldoen.

En dat laatste is de kern van het geschil tussen partijen. Wat Dekra betreft wordt dit deelgeschil niet gevoerd voor de benadeelde ( [verzoeker] ) maar is de insteek een vergoeding te krijgen voor -in de visie van Dekra buitensporige- buitengerechtelijke kosten. De eerste factuur ter zake buitengerechtelijke kosten heeft Dekra voldaan, de tweede factuur heeft Dekra onbetaald gelaten. Wat haar betreft zijn daarmee alle buitengerechtelijke kosten voldaan.

Het betreft een eenvoudige zaak, met relatief gering letsel tot gevolg (een schaafwond).

De opgevoerde kosten staan niet in verband met de schade en de eenvoud van de zaak en kunnen daarom de toetsing aan de dubbele redelijkheidstoets ex art. 6:96 lid 2 BW niet doorstaan. Een rechtvaardiging voor het gevorderde bedrag is door de advocaat van [verzoeker] ook niet gegeven. Voor zover er is gecorrespondeerd in deze kwestie, is dat onnodig geweest en heeft dat niet kunnen bijdragen aan het verloop van de zaak. De kosten zijn simpelweg te hoog. Daar komt bij dat het uurtarief, € 235,- (excl. bijkomende kosten), onredelijk is. Dat uurtarief zou passen in een gecompliceerde letselschadezaak, maar daarvan is in dit geval geen sprake.

Tot slot wordt afzonderlijk verweer gevoerd tegen de verzochte proceskostenveroordeling ex art. 1019aa Rv. Zowel het aantal uren als het gehanteerde uurtarief is te hoog.

4.3
Op hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd, voor zover althans voor de uitkomst van de procedure van belang, wordt hierna teruggekomen.

De beoordeling

5.1
[verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikelen 1019w-1019cc Rv).

Vraag is vervolgens of er sprake is van een deelgeschil als bedoeld in de wet. Ingevolge het bepaalde in artikel 1019w lid 1 Rv moet het gaan om een geschil over of in verband met een deel van hetgeen ter zake de aansprakelijkheid voor schade door dood en letsel als rechtens geldt tussen de benadeelde en degene die aansprakelijk wordt gehouden en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering van de benadeelde. In artikel 1019z Rv is bepaald dat de rechter het verzoek afwijst voor zover de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. 
In de parlementaire geschiedenis is in dit verband onder meer opgemerkt dat de rechterlijke uitspraak in een deelgeschilprocedure partijen in staat moet stellen de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden (Kamerstukken II 2007/2008, 31 518, nr. 3 p. 2). Als ratio van de deelgeschilprocedure is genoemd de bevordering van de buitengerechtelijke onderhandelingen. Daarbij is opgemerkt dat de investering in tijd, geld en moeite moeten worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II 2007/2008, 31 518, nr. 3 p. 18). De rechter heeft hierbij een ruime beoordelingsvrijheid (Kamerstukken II 2007/2008, 31 518, nr. 8, p. 9).

5.2
Het onderhavige verzoekschrift heeft grotendeels betrekking op de vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten.

Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk gemaakt dat een beslissing over de buitengerechtelijke kosten mede kan bijdragen aan het treffen van een eventuele minnelijke regeling van de onderhavige kwestie, zodat geconcludeerd wordt dat deze kwestie wel degelijk onder het bereik van het onderhavig deelgeschil valt.

Dekra heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval en de gevolgen daarvan voor [verzoeker] erkend. Daarna zijn de onderhandelingen over een regeling op gang gekomen. Er is, zo blijkt uit het procesdossier en de toelichting die door de advocaten van beide partijen ter zitting hierop is gegeven, ook gesproken en onderhandeld over een totaalbedrag binnen een (finale) regeling. Met andere woorden, de eindstreep was in zicht. Tussen partijen is een impasse ontstaan, nu het onderhandelingstraject tussen hen is gestaakt als gevolg van de -voortdurende- discussie over de buitengerechtelijke kosten en de redelijkheid daarvan. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat partijen die impasse zelf kunnen doorbreken terwijl dat wel noodzakelijk is om het verdere schaderegelingstraject weer op gang te brengen.

5.3
[verzoeker] is in zoverre ontvankelijk in zijn verzoek.

Smartengeld

5.4
Ter zitting hebben partijen op het onderdeel van het verzochte smartengeld overeenstemming bereikt, zodat vastgesteld kan worden dat dat thans geen onderdeel van het geschil tussen hen is. Het eerder gevorderde bedrag van € 750,-, vermeerderd met wettelijke rente tot een bedrag van € 770,- zal door Dekra een [verzoeker] worden betaald zo is ter zitting vastgesteld. Dat bedrag zal hierna worden toegewezen.

Nog openstaande declaraties kosten rechtsbijstand (bgk)

5.5.1.
Zoals hiervoor al aangegeven spitst het debat tussen partijen zich toe op de redelijkheid van de buitengerechtelijke kosten van de advocaat van [verzoeker] , waarvan in deze zaak een vergoeding wordt gevorderd.

5.5.2.
Dekra heeft, samengevat, als verweer gevoerd dat de opgevoerde declaraties buitensporig zijn, gelet op in het bijzonder het relatief geringe schadebedrag dat aan de benadeelde is uitgekeerd en de eenvoud van de zaak.

5.5.3.
De vraag die derhalve voorligt is of de gevorderde kosten voldoen aan de dubbele redelijkheidtoets. In dat kader wordt overwogen dat ook in relatief eenvoudige zaken of zaken met een relatief gering procesbelang, de belangen van de benadeelde adequaat behartigd moeten worden. Wanneer de verhouding tussen de buitengerechtelijke kosten en de omvang van de schade namelijk de enige of doorslaggevende factor zou zijn, heeft dit als ongewenste consequentie dat de mogelijkheid op rechtsbijstand voor een slachtoffer met beperkte schade ernstig wordt beperkt, omdat nagenoeg alle kosten daarvan per definitie voor eigen rekening zouden komen.

5.5.4.
Dat mag er evenwel niet toe leiden dat die belangenbehartiger dit uitgangspunt aangrijpt om de professionele wederpartij op kosten te jagen door, kort gezegd, onnodig veel correspondentie te voeren. Een efficiënte tijdsbesteding die leidt tot een redelijke verhouding tussen de schadeomvang en de gedeclareerde buitengerechtelijke kosten, moet voor ogen worden gehouden. Op zichzelf genomen staat het de gemachtigde vrij om zijn cliënt te contacteren (en vice versa) waar daar behoefte aan is, maar tegelijkertijd dient een professioneel belangenbehartiger (zoals een advocaat) ervoor te waken dat de wederpartij (zoals een verzekeraar) uiteindelijk opdraait voor onnodige buitengerechtelijke werkzaamheden en de daarbij behorende declaraties.

Die professionele belangenbehartiger dient het dan tot zijn taak te rekenen zijn cliënt daarop te wijzen en -indien noodzakelijk- overbodige werkzaamheden én kosten te beperken.

Het is geenszins een regel dat een verzekeraar onbeperkt álle gemaakte buitengerechtelijke kosten moet voldoen. Het moet gaan om in redelijkheid gemaakte kosten.

5.6.
Dat uitgangspunt indachtig leidt de kantonrechter tot het oordeel dat de opgevoerde buitengerechtelijke kosten niet bovenmatig zijn. De nog openstaande factuur ziet op een tijdsbesteding van in totaal 5,83 uur over de periode van 26 oktober 2016 tot en met 5 februari 2017. De opgevoerde tijdsbesteding aan correspondentie en telefoon komt de kantonrechter redelijk voor en is ook noodzakelijk geweest, bezien tegen de achtergrond dat tussen de advocaat van [verzoeker] en Dekra veelvuldig is gecorrespondeerd over een finale regeling. Dat debat is zijdens Dekra zelfs nog voortgezet tot daags voor de zijdens, toen zij in haar e-mail van 23 november 2018 alsnog het eerder gedane voorstel van de advocaat van [verzoeker] accepteerde, zij het dat zij daarmee te laat was omdat het onderhavige verzoekschrift op 2 oktober 2018 ter griffie van de rechtbank is ontvangen.

Dat in dat verband (dus in kader van een minnelijke regeling) van de zijde van [verzoeker] een voorstel is gedaan om de buitengerechtelijke kosten te stellen op een bedrag van € 500,-, hetgeen dus een aanmerkelijk lager bedrag is dan de daadwerkelijk gemaakte kosten waarvan in deze procedure de betaling wordt verzocht, kan aan [verzoeker] niet worden tegengeworpen. Dat voorstel moet worden bezien tegen de achtergrond van de onderhandelingen die partijen destijds voerden en was, zo is aangevoerd, een handreiking richting Dekra. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] met dat voorstel een vergoeding voor de volledig buitengerechtelijke kosten heeft prijsgegeven.

5.7.
Verder wordt overwogen dat het door de advocaat van [verzoeker] in rekening gebrachte uurtarief van € 235,- (excl. bijkomende kosten) niet als onredelijk hoog kan worden aangemerkt voor een gespecialiseerd letselschadeadvocaat. Het uurtarief komt overeen met het landelijk gemiddelde dat ligt tussen € 225,- en € 240,-.

Gelet daarop ziet de kantonrechter geen reden voor matiging van het uurtarief.

5.8.
Dat is anders waar het betreft de beoordeling van de in rekening gebrachte kantoorkosten van 6%. Door de toenemende digitalisering valt zonder deugdelijke onderbouwing van de noodzaak van die kosten -die door de advocaat van [verzoeker] ook niet is gegeven- niet in te zien waarvoor deze kosten zijn gemaakt. De kantoorkosten worden gelet daarop geacht te zijn inbegrepen in het uurtarief van de advocaat.

5.9.
Al het voorgaande betekent dat Dekra aan [verzoeker] ten titel van voorschot op de buitengerechtelijke kosten nog een bedrag van € 1.459,- (tijdsbesteding x uurtarief + 21% btw) zal moeten voldoen.

Zij zal hierna worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag. De wettelijke rente daarover zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum is bepaald.

Kosten deelgeschil

5.10.
[verzoeker] heeft voorts verzocht om een vergoeding voor de kosten van deze procedure, begroot op € 2.804,66 (incl. kantoorkosten en btw).

Dekra heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.

5.11.
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1019aa Rv volgt dat ook (en zelfs) als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, de rechtbank de kosten van de procedure (ambtshalve) dient te begroten en dat dit alleen anders is indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Daarvan is in deze casus geen sprake, zodat de kantonrechter over zal gaan tot begroting van de kosten van dit deelgeschil. Ook die kosten moeten aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen.

Volgens de overgelegde specificatie van de advocaat van [verzoeker] is in totaal 9 uren besteed, onder meer aan het opstellen/redigeren van het verzoekschrift (3.5 uren), de mondelinge behandeling (inclusief reistijd, 3 uren) en voor het overige correspondentie en telefoon (zowel met de cliënt, rechtbank als de wederpartij, 2.5 uur).

De kantonrechter acht die declaratie grotendeels redelijk, zij het dat aantal bestede uren aan correspondentie en telefoon bovenmatig is. De opgegeven tijdsbesteding van 2,5 uren zal worden gematigd tot 1.5 uur. De gevorderde kantoorkosten van 6% worden, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder r.o. 5.8 is overwogen, afgewezen.

Uitgaande van een totale tijdsbestending van 8 uren (x € 235,-) komen de kosten op een totaal van € 2274,80, (incl. 21% btw ). Vermeerderd met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 79,- komt het totaal op € 2.353,80.

Dekra zal hierna worden veroordeeld tot betaling van deze kosten. ECLI:NL:RBROT:2019:302