Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 140709 rechtsbijstandverzekeraar vergoedt kosten, eiser lijdt geen schade

Hof Arnhem 140709 rechtsbijstandverzekeraar vergoedt kosten, eiser lijdt geen schade
4.33  Grief IV betreft de afwijzing van de vordering wegens buitengerechtelijke kosten (vonnis van 15 augustus 2007, r.o. 2.9). [appellant] stelt dat zijn vordering is gegrond op het bepaalde in artikel 6:96 BW in verbinding met het Rapport Voorwerk II. [geïntimeerde sub 1] heeft een wettelijke verplichting tot schadevergoeding jegens hem. Het betreft geen kosten ter instructie van de zaak waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te houden. De vordering is bij inleidende dagvaarding voldoende toegelicht. Tijdens de comparitie van partijen is niet om een toelichting verzocht, aldus steeds [appellant]. Hij biedt bewijs aan van zijn stellingen. Verder is volgens hem irrelevant dat hij een rechtsbijstandsverzekering heeft, waardoor hij zelf geen schade lijdt. Hij stelt dat het niet uitmaakt wie er wel of geen schade lijdt dan wel de toegewezen buitengerechtelijke kosten ontvangt, omdat alleen relevant is of de buitengerechtelijk door hem verrichte werkzaamheden een dergelijke kostenvergoeding rechtvaardigen.

4.34   Volgens Interpolis c.s. lijdt [appellant] geen schade wegens buitengerechtelijke kosten, doordat de kosten van zijn raadsman volledig door de rechtsbijstandsverzekeraar van [appellant] zijn vergoed.

4.35  Op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 onder c BW, waarop [appellant] de vordering kennelijk baseert, heeft [appellant] aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten als gevolg van het ongeval indien het redelijke kosten betreft die hij in redelijkheid heeft gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Het verweer van Interpolis c.s. komt erop neer dat, ook indien [appellant] dergelijke kosten heeft gemaakt, [appellant] op dit punt geen vermogensschade lijdt doordat de kosten reeds zijn betaald door zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Gezien dit verweer dient in dit geval, anders dan [appellant] betoogt, de toewijsbaarheid van de vordering niet alleen te worden beoordeeld naar de maatstaven van artikel 6:96 lid 2 onder c BW, maar dient ook vast te staan dat zijn vordering terzake nog niet is voldaan. [appellant] heeft niet betwist dat zijn rechtsbijstandsverzekeraar de gevorderde buitengerechtelijke kosten heeft voldaan. Het hof moet daarvan dus uitgaan. Dat betekent dat [appellant] geen schade heeft geleden, hetgeen wel een voorwaarde is voor toewijzing van buitengerechtelijke kosten. Het bewijsaanbod van [appellant] strekt er slechts toe dat het hof vaststelt dat aan de maatstaven van artikel 6:96 lid 2 onder c BW is voldaan en wordt daarom als niet terzake dienend gepasseerd. Grief IV faalt eveneens.LJN BJ3236