Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 030718 eigen schuld bromfiets leidt tot circa 75% korting op kostenveroordeling in deelgeschil

GHSHE 030718 bromfiets komt op 4,1 meter brede weg in botsing met 2,4 m brede bestelwagen; bestelwagen aansprakelijk; 
- eigen schuld bromfiets leidt tot circa 75% korting op kostenveroordeling in deelgeschil

Kosten; grief IV.

6.13.
Grief IV richt zich tegen de kostenveroordeling in de beschikking. [appellant] en [appellante] voeren allereerst aan dat art. 1019aa Rv slechts een begroting van de kosten van het deelgeschil voorschrijft. Een dergelijke begroting houdt nog geen veroordeling in. Voorts geldt, aldus [appellant] en [appellante] , dat de kosten van een behandeling van een deelgeschil naar evenredigheid met de eigen schuld van benadeelde moeten worden verminderd.

6.14.
Het hof overweegt hierover het volgende.

Voor zover [appellant] en [appellante] betogen dat geen kostenveroordeling kan worden uitgesproken, faalt hun betoog. Art. 1019aa Rv brengt tot uitdrukking dat de rechter de kosten begroot en daarbij, anders dan bij een proceskostenveroordeling, alle redelijke kosten als bedoeld in art. 6:96, lid 2 BW in aanmerking neemt. Art. 1019aa Rv staat niet in de weg aan een dergelijke kostenveroordeling indien zij is gevorderd. In deze zaak is een kostenveroordeling gevorderd. In zoverre faalt de grief.

Voor zover [appellant] en [appellante] betogen dat bij de begroting van de kosten ex art. 1019aa Rv rekening moet worden gehouden met de mate van eigen schuld van de benadeelde, slaagt de grief. Het met deze grief aangevoerde uitgangspunt is immers juist. [appellant] en [appellante] hebben echter niet in eerste aanleg bij wijze van tegenverzoek verzocht te verklaren voor recht dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] wijst er terecht op dat [appellant] en [appellante] een dergelijk tegenverzoek niet voor het eerst in hoger beroep kunnen instellen. Daarom zal het hof enkel in het kader van de behandeling van deze vierde grief, die tegen de begroting van de kosten is gericht, beoordelen of sprake is van zodanige mate van eigen schuld dat de door de rechtbank toegewezen kosten verminderd moeten worden.

Naar het oordeel van het hof laten de vaststaande feiten geen andere conclusie toe dan dat sprake is van een aanzienlijke mate van eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerde] . Zo blijkt uit de VOA genoegzaam dat [appellant] uiterst rechts reed, terwijl [geïntimeerde] met de Yamaha een rijlijn ter hoogte van danwel kort rechts naast de middenaslijn volgde. Indien [geïntimeerde] , zoals de verkeersregels eisen, zoveel mogelijk rechts had gehouden -zijn rijbaan was minimaal 1,80 meter breed- had het ongeval niet plaatsgevonden. Gelet daarop zal het hof de beslissing ten aanzien van de kostenveroordeling vernietigen en opnieuw rechtdoende de kosten met inachtneming van een aanzienlijke mate van eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerde] begroten op € 1.300,--. Voor een nadere billijkheidscorrectie acht het hof geen termen aanwezig.

Verzoek van [appellant] en [appellante] tot vaststelling van percentage eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerde]

6.15.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat [appellante] en [appellant] niet in die vordering worden ontvangen. ECLI:NL:GHSHE:2018:2822