Rb Amsterdam 230611 brasserie huurt poort, poort valt om; brasserie aansprakelijk, kosten (€ 3.894,27 + (5,5 uur x € 200.00 + 5% kantoorkosten + 19% btw) =) € 5.268,72
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 230611 brasserie huurt poort, poort valt om; brasserie aansprakelijk, kosten (€ 3.894,27 + (5,5 uur x € 200.00 + 5% kantoorkosten + 19% btw) =) € 5.268,72
2. De feiten
2.1. De heer en mevrouw [B] (hierna: [B] c.s.) zijn huurders van een brasserie in recreatiepark -- te --. Op 21 juli 2008 organiseerden zij een Tropical Party. In het kader van dit evenement hadden zij een poort gehuurd van het bedrijf mr. Diamond.
2.2. De poort is op 21 juli 2008 in delen aangevoerd en ter plaatse opgebouwd door de heer [B], tezamen met één van zijn medewerkers. De poort stond circa tien meter van de uitgang van de brasserie opgesteld en was bedoeld als toegangspoort. De poort was ongeveer 2.30 meter hoog en 2.00 meter breed. De staanders waren ongeveer 50 centimeter breed. De binnenzijde van de poort bestond uit houtplaat. De randen van de poort waren afgezet met een staalprofiel. De hoeken waren afgerond. De poort stond op een metalen kokerprofiel om de stabiliteit ervan te bewaken en was overigens nergens aan bevestigd.
2.3. Op 22 juli 2008 om 03:00 uur liep [A], toen hij de tropical party verliet, onder de poort door. Op dat moment viel de poort in de richting waarin [A] liep, waarbij de bovenzijde van de poort op de hiel van [A] terecht kwam. Direct nadat de poort is omgevallen, is de poort afgevoerd.
2.4. [B] c.s. zijn verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid bij Delta Lloyd. Delta Lloyd betwist aansprakelijk te zijn voor het ongeval dat [A] op 22 juli 2008 is overkomen.
3. Het verzoek
3.1. [A] heeft de rechtbank verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de aansprakelijkheid van Delta Lloyd voor de gevolgen van het [A] op 22 juli 2008 overkomen ongeval vast te stellen;
II. te bepalen dat Delta Lloyd aan [A] een voorschot op de door hem geleden schade ten bedrage van € 5.000,00 dient te voldoen;
III. de kosten van rechtsbijstand te begroten en te bepalen dat Delta Lloyd deze kosten aan [A] dient te voldoen binnen 14 dagen na de datum van de beschikking van de rechtbank.
3.2. [A] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de beëindiging van het geschil omtrent de aansprakelijkheid voor het ongeval kan bijdragen aan de totstandkoming van een tussen partijen te sluiten vaststellingsovereenkomst. [A] baseert de aansprakelijkheid van Delta Lloyd primair op de stelling dat [B] c.s. in hun bedrijf gebruik hebben gemaakt van de gebrekkige poort (artikel 6:181 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) jo. 6:173 lid 1 BW), zodat sprake is van risico-aansprakelijkheid van [B] c.s. Subsidiair stelt [A] dat [B] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld en op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk zijn voor de schade van [A].
3.3. Delta Lloyd voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Voor de beantwoording van de vraag of [B] c.s. aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:173 BW jo. 6:181 BW overweegt de rechtbank het volgende. Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:173 BW is vereist dat de poort niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, dat de poort daardoor een bijzonder gevaar opleverde voor [A] en dat dat gevaar zich heeft verwezenlijkt, en ten slotte dat [B] c.s. bekend waren met de mogelijkheid van het optreden van een bijzonder gevaar bij aanwezigheid van het gebrek.
4.2. [A] heeft gesteld dat de poort niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. [A] heeft daartoe aangevoerd dat, vanwege de grote omvang en het gewicht van de poort en het feit dat de poort bestemd was om onderdoor te lopen, van de poort verwacht mocht worden dat deze niet om zou vallen. Doordat de poort wel omviel voldeed de poort niet aan de aan de poort te stellen eisen en is de poort gebrekkig in de zin van artikel 6:173 BW. Het vallen van de poort is bovendien een bijzonder gevaar dat aan de aanwezigheid van die poort in een openbare ruimte kleeft. De poort is immers een groot gevaarte met een groot gewicht, waarvan het de bedoeling is dat er mensen onderdoor lopen. Vanwege deze specifieke eigenschappen van de poort is daar het bijzondere gevaar van het vallen op een onderdoorganger aan verbonden. Wanneer de poort op de onderdoorganger valt kan ernstig letsel ontstaan. Dit is een bekend en voorzienbaar gevaar, aldus steeds [A].
4.3. Delta Lloyd heeft aangevoerd dat tussen partijen weliswaar vast staat dat de poort is omgevallen, maar dat de oorzaak hiervan onduidelijk is gebleven. Er zijn vele mogelijke oorzaken voor het vallen van de poort denkbaar, die niets van doen hebben met een door [A] verondersteld gebrek van de poort. Het enkele vallen van de poort is in ieder geval geen gebrek in de zin van artikel 6:173 BW. Als al sprake zou zijn van een gebrek, dan is bovendien de regeling van de produktaansprakelijkheid van toepassing en zijn niet [B] c.s., maar is de producent van de poort aansprakelijk. Bovendien, indien al sprake zou zijn van een gebrek, dan vereist artikel 6:173 BW dat het gebrek een bijzonder gevaar moet opleveren. Dat zaken zoals een poort kunnen vallen en daardoor schade kunnen veroorzaken, is een algemeen gevaar. Van een bijzonder gevaar kan dus niet worden gesproken. Tenslotte is voor vestiging van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:173 BW nodig dat voldaan is aan het bekendheidsvereiste. Hierover is door [A] niets gesteld, aldus steeds Delta Lloyd.
4.4. De rechtbank overweegt als volgt. Op [A] rust in beginsel de bewijslast van de in artikel 6:173 BW gestelde eisen. Hij dient derhalve ten eerste te bewijzen dat sprake is van een gebrek in de zin van die bepaling. Daarvan is sprake als de poort niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Evident is dat de poort niet voldoet aan die eisen als de poort bij normaal gebruik omvalt, hetgeen volgens [A] het geval is. [A] heeft immers gesteld dat de poort is omgevallen terwijl hij op normale wijze onder de poort doorliep; hij is niet tegen de poort aangelopen, heeft de poort niet geduwd of anderszins aangeraakt zodat zijn eigen handelen in ieder geval niet de oorzaak van de val van de poort kan zijn geweest en de poort is ook niet door anderen aangeraakt. Delta Lloyd heeft dat niet betwist. Zij heeft uitsluitend aangevoerd dat de poort door [B] c.s. is opgebouwd overeenkomstig de instructies van de verhuurder, mr. Diamond, en dat de oorzaak van het vallen van de poort onduidelijk is gebleven. Dat neemt niet weg dat geconcludeerd dient te worden dat de poort bij normaal gebruik is omgevallen en dus niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, waardoor het als een gebrekkige poort in de zin van artikel 6:173 lid 1 BW is aan te merken.
4.5. Het verweer van Delta Lloyd, dat als er al sprake zou zijn van een gebrek, dan de producent van de poort aansprakelijk is en niet [B] c.s., wordt verworpen. Nu uit de eigen stellingen van Delta Lloyd volgt dat de oorzaak van het omvallen van poort onduidelijk is gebleven, is geen plaats voor het oordeel dat sprake is van een gebrek als bedoeld in afdeling 3 van titel 3, boek 6 BW waarvoor [B] c.s. niet aansprakelijk zijn, maar de producent van de poort wel.
4.6. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de poort, door het niet voldoen aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen, een bijzonder, niet aan de zaak inherent, gevaar opleverde voor personen of zaken. De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is. Immers, juist doordat de poort niet voldeed aan de eisen die men daaraan mocht stellen, kon deze omvallen en op de hiel van [A] belanden. Dit betreft geen algemeen gevaar dat aan de poort eigen was, zoals door Delta Lloyd gesteld. Immers, als de poort wel had voldaan aan de eisen die men daaraan mocht stellen, zou deze bij normaal gebruik niet het gevaar in zich bergen dat deze zou omvallen.
4.7. Tenslotte dient in het kader van de vraag naar aansprakelijkheid van [B] c.s. op grond van artikel 6:173 BW de vraag te worden beantwoord of dit bijzondere gevaar bekend was binnen de kring van personen waartoe [B] c.s. behoren. Immers, artikel 6:173 BW vereist niet dat [B] c.s. zelf bekend waren met het risico van omvallen van de poort bij aanwezigheid van het gebrek. De rechtbank is van oordeel dat ook aan dit bekendheidsvereiste is voldaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een omvallende poort ter grootte en gewicht van de poort als onderhavige een bijzonder gevaar voor personen oplevert.
4.8. De rechtbank concludeert op grond van al voorgaande dat [B] c.s. op grond van artikel 6:173 BW aansprakelijk zijn voor de schade die [A] als gevolg van het omvallen van de poort heeft geleden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen behoeft de vraag of [B] c.s. aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:162 BW geen bespreking meer.
4.9. De rechtbank zal, conform het verzoek van [A], vaststellen dat Delta Lloyd aansprakelijkheid is voor de gevolgen van het [A] op 22 juli 2008 overkomen ongeval.
4.10. De rechtbank zal het verzoek van [A] om te bepalen dat Delta Lloyd aan [A] een voorschot op de door hem geleden schade ten bedrage van € 5.000,00 dient te voldoen afwijzen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet worden gezegd dat toekenning van een voorschot in het onderhavige geval bijdraagt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen, te minder nu Delta Lloyd naar voren heeft gebracht dat zij tot bevoorschotting van [A] zal overgaan als geconcludeerd wordt tot aansprakelijkheid van [B] c.s. en [A] onderbouwing verstrekt voor zijn schade. Onder die omstandigheden is geen plaats voor vaststelling van een voorschot op geleden schade in een deelgeschilprocedure.
4.11. Het verzoek van [A] om de kosten van rechtsbijstand te begroten, zal worden toegewezen. Volgens [A] dienen de kosten van deze procedure door Delta Lloyd te worden gedragen. De kosten worden door [A] begroot op € 3.894,27 te vermeerderen met de kosten van zijn raadsman voor de voorbereiding van de zitting (2,5 uur), de heenreis naar de zitting per trein (1,5 uur), de terugreis per auto (1,5 uur) en de duur van de zitting (1 uur). Deze kosten dienen te worden begroot aan de hand van het uurtarief van mr. Laseur van € 200,00 te vermeerderen met 5% kantoorkosten en 19% btw. Delta Lloyd betwist niet dat [A] kosten van rechtsbijstand heeft gemaakt, maar betwist wel dat de gemaakte kosten in omvang redelijk zijn in zoverre dat volledige vergoeding van de reistijd van de raadsman van [A] volgens haar niet redelijk is.
4.12. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank heeft in deze beschikking vastgesteld dat Delta Lloyd aansprakelijk is voor het ongeval dat [A] op 22 juli 2008 is overkomen. Dat betekent dat als uitgangspunt heeft te gelden dat [A] de door hem werkelijk gemaakte kosten van de deelgeschilprocedure niet zelf hoeft te dragen. Op grond van artikel 1019aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden de kosten door de rechtbank begroot waarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Of deze kosten redelijk zijn hangt ervan af of de kosten in redelijkheid zijn gemaakt en of de hoogte van deze kosten redelijk is.
4.13. De rechtbank is van oordeel dat de kosten in redelijkheid zijn gemaakt. Immers deze zijn gemaakt teneinde een tussen partijen gerezen geschilpunt te beslechten opdat partijen buitengerechtelijk tot een vergelijk kunnen komen.
4.14. De rechtbank acht de hoogte van de kosten eveneens redelijk, met uitzondering van volledige vergoeding van de reistijd van de raadsman van [A] per trein. In de trein kan immers ook ander declarabel werk worden gedaan. De rechtbank zal een half uur van de gedeclareerde uren voor de treinreis vergoeden.
4.15. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank Delta Lloyd in de kosten in- en buiten rechte van deze deelgeschillenprocedure veroordelen, welke kosten, aan de zijde van [A] gemaakt, begroot worden op een bedrag van (€ 3.894,27 + (5,5 uur x € 200.00 + 5% kantoorkosten + 19% btw) =) € 5.268,72. LJN BR5467