Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 300616 kosten gevorderd € 7.032,49, begroot op 7,5 uur × € 240,00 + 21% BTW + griffierecht, totaal € 2.382,00

Rb Amsterdam 300616 aanrijding tussen bus en auto; nader onderzoek mbt toedracht en ernst aanrijding vereist; valt buiten bestek deelgeschil;
- kosten gevorderd € 7.032,49, begroot op 7,5 uur × € 240,00 + 21% BTW + griffierecht, totaal € 2.382,00

4.7.

[verzoekster] heeft verzocht om veroordeling van VGA in de kosten van het deelgeschil op grond van artikel 1019aa Rv.

4.8.
VGA heeft hiertegen ingebracht dat het voor [verzoekster] in de omstandigheden van dit geval duidelijk had moeten zijn dat haar verzoek zich niet leent voor beslechting in een deelgeschilprocedure. [verzoekster] heeft dan ook ten onrechte kosten gemaakt en verweerster onnodig op kosten gejaagd. Dientengevolge dient het verzoek tot betaling van de kosten te worden afgewezen en een kostenbegroting achterwege te blijven. Subsidiair is de omvang niet redelijk, aldus VGA.

4.9.
De rechtbank overweegt dat, ondanks de afwijzing van het verzoek, op de voet van artikel 1019aa Rv in beginsel begroting dient plaats te vinden van de kosten die [verzoekster] heeft gemaakt in het kader van de deelgeschilprocedure. Daarbij dient de rechter de zogenaamde redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dat betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrek onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.10.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen kan niet worden geconcludeerd dat het verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend. Het verzoek is immers ingesteld om een geschilpunt tussen partijen te beslechten, namelijk de aansprakelijkheid van VGA voor het door [verzoekster] gestelde letsel. Dit had kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Er zal dan ook worden overgegaan tot begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek op grond van artikel 1019aa Rv.

4.11.
Partijen zijn het erover eens dat de kosten betreffende het voorlopig getuigenverhoor geen kosten zijn in de zin van artikel 1019aa Rv. De rechtbank is van oordeel dat de door [verzoekster] begrote kosten voor het opmaken van het verzoekschrift in dit deelgeschil onredelijk zijn. Het verzoekschrift in deelgeschil is namelijk vrijwel identiek aan het verzoekschrift tot voorlopig getuigenverhoor. Daarbij valt op dat in beide verzoekschriften het jaartal van de aanrijding verkeerd is vermeld (2011 in plaats van 2010) terwijl [verzoekster] daarop bij het voorlopig getuigenverhoor is gewezen. De kosten van het opmaken van het verzoekschrift in deelgeschil van € 360 zullen dan ook niet in de begroting worden meegenomen. De rechtbank acht het door mr. Quispel gehanteerde uurtarief van € 240,00 vermeerderd met BTW niet onredelijk. Gelet op de in productie 9 vermelde tijdsbesteding gemoeid met ‘voorbereiden zitting’, ‘voorbespreking zitting’, ‘zitting’, ‘reistijd’ en ‘overige werkzaamheden’ begroot de rechtbank de kosten van dit deelgeschil op 7,5 uur × € 240,00 te vermeerderen met 21% BTW, te weten € 2.178,00 aan advocaatkosten, vermeerderd met € 204,00 aan griffierecht. Gelet hierop worden de kosten op de voet van artikel 1019aa Rv begroot op € 2.382,00.

4.12.
Nu de aansprakelijkheid van VGA voor het door [verzoekster] gestelde letsel in de onderhavige zaak niet vast staat, zal het verzoek van [verzoekster] om VGA te veroordelen in deze kosten worden afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2016:4035