Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 140612 kosten gevorderd obv uurtarief € 240,00; toegewezen obv 16 uur x € 225,00 + 6% + 19% + griffierecht, totaal € 4.808,04

Rb Arnhem 140612 val in sociëteit; misverstand omvang geschil is verzoeker niet aan te rekenen; beslissing mbt kostenbegroting; 
- kosten gevorderd obv uurtarief € 240,00; toegewezen obv 16 uur x € 225,00 + 6% + 19% + griffierecht, totaal € 4.808,04

2.4.

Niet is gebleken dat partijen nadien nog hebben gecorrespondeerd.
Het verzoekschrift strekt ertoe op de voet van artikel 1019w Rv:
a. uitsluitsel te geven omtrent de in het verzoekschrift omschreven punten (de bij het bepalen van de schade vanwege hulpbehoevendheid te hanteren looptijd en het uurtarief, rb) en de vordering van verzoekster betreffende haar toekomstige materiële en immateriële schade ad € 144.657,00 toe te wijzen, althans een schadebedrag toe te wijzen dat uw rechtbank redelijk acht,
b. onder vaststelling dat de kosten van deze procedure voor vergoeding in aanmerking komen op de voet van artikel 6:96 BW ten bedrage van € 11.292,05 en te bepalen dat verweerders dat bederag aan verzoekster dienen te betalen en
c. verweerders te veroordelen in de kosten van de procedure.

2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft [verzoekster] haar hiervoor onder a. weergegeven verzoek ingetrokken. Er dient derhalve nog enkel over de kosten te worden beslist. In dat verband is het volgende van belang.

2.6.
In artikel 1019aa lid 3 Rv is bepaald dat artikel 289 Rv, dat de grondslag vormt voor een veroordeling in de proceskosten, niet van toepassing is. De gevraagde kostenveroordeling, weergegeven in punt 2.4 sub c., is daarom niet toewijsbaar.

2.7.
In artikel 1019aa leden 1 en 2 Rv is voorgeschreven dat de rechter de kosten van de gelaedeerde bij de behandeling van het verzoek begroot en dat deze kosten gelden als kosten bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW ook in het geval dat de vordering ten principale aanhangig wordt gemaakt. Het in punt 2.4 sub b weergegeven verzoek ziet klaarblijkelijk op een kostenbegroting en een -veroordeling in dit verband. Ceres heeft het betreffende verzoek ook zo opgevat. Dit brengt mee dat de opgevoerde kosten van buitengerechtelijke werkzaamheden van de advocaat van [verzoekster] die niet zijn gemaakt bij de behandeling van het onderhavige verzoek niet op de voet van artikel 1019aa Rv kunnen worden begroot. In zoverre is het verzoek dan ook niet toewijsbaar. Het gaat dan nog, zo is ter zitting gebleken, om de kosten van werkzaamheden die de advocaat van [verzoekster] vanaf 3 januari 2012 in deze zaak heeft verricht.

2.8.
Ceres werpt in de eerste plaats op dat begroting van deze kosten niet aan de orde is. De zaak leent zich niet voor beslechting in een procedure als de onderhavige. De procedure is dan ook overbodig, aldus Ceres.

2.9.
Ceres bepleit hiermee in wezen dat het niet redelijk was de deelgeschilprocedure te beginnen. Blijkens het verzoekschrift is [verzoekster] er bij het indienen ervan vanuit gegaan dat slechts verschil bestond over de bij het bepalen van de schade vanwege hulpbehoevendheid te hanteren looptijd en het uurtarief, en niet ook over de hulpbehoefte per week zoals uit het verweerschrift volgt. Ter zitting is gebleken dat partijen elkaar in zoverre niet goed hebben begrepen. Dit is [verzoekster] naar het oordeel van de rechtbank echter niet aan te rekenen. Uit de brief van 30 december 2011 blijkt niet concreet in welk opzicht Ceres de gevraagde schadevergoeding te hoog vindt. [verzoekster] hoefde bij het instellen van deze procedure dan ook niet te begrijpen dat over de hulpbehoefte per week geen overeenstemming bestond en dat, nu ter vaststelling daarvan nadere instructie nodig is, haar verzoek waarschijnlijk zou afstuiten op artikel 1019z Rv. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat [verzoekster] de onderhavige procedure volstrekt onnodig of onterecht heeft ingesteld of dat zij daartoe niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten. De rechtbank dient derhalve tot begroting over te gaan. In dat verband geldt het volgende.

2.10.
[verzoekster] wenst begroting van de werkzaamheden van haar advocaat op basis van een uurtarief van € 240,00 exclusief 6% kantoorkosten en 19% btw. Ceres maakt tegen de hoogte van dit tarief bezwaar. De rechtbank acht in deze zaak een uurtarief van € 225,00 exclusief kantoorkosten en btw op z’n plaats.

2.11.
Onder punt 2.7 is reeds uiteengezet dat en waarom alleen de werkzaamheden vanaf 3 januari 2012 voor begroting in aanmerking komen. Dan gaat het om negen uur werk voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. Het komt redelijk voor na de indiening zeven uur werk te rekenen; in totaal dus 16 uur. Ceres heeft zich tegen dat totaal, dat ter zitting is voorgehouden, niet meer verzet. De kosten worden derhalve begroot op een bedrag van € 4.808,04 (16 maal € 225,00 plus 6% plus 19% plus € 267,00 aan griffierecht). [verzoekster] heeft verzocht te bepalen dat Ceres dit bedrag aan verzoekster dient te betalen. Nu de aansprakelijkheid van Ceres vast staat en Ceres het verzoek in zoverre niet heeft betwist zal dit verzoek worden toegewezen. ECLI:NL:RBARN:2012:3821