Rb Assen 120612 ongeval met quad; verzoekschrift volstrekt onnodig en onterecht ingesteld; kosten niet begroot
- Meer over dit onderwerp:
Rb Assen 120612 ongeval met quad;
- verzoek richt zich inhoudelijk tegen de verzekeraar van verweerster, maar verweerster betreft de formele procespartij; afwijzing verzoek deelgeschil
- verzoekschrift volstrekt onnodig en onterecht ingesteld; kosten niet begroot
2. De beoordeling
Het verzoek strekt ertoe een beslissing te krijgen in het kader van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade. [verzoeker] verzoekt, verkort weergegeven, te verklaren voor recht dat [verweerster] aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die hij lijdt als gevolg van een verkeersongeval. Volgens [verzoeker] vond dat verkeersongeval plaats op 21 oktober 2008 doordat op de Groningerstraatweg in Assen een aanrijding plaatsvond tussen de door hem bestuurde quad en een door [verweerster] bestuurde auto. [verzoeker] stelt dat hij met de verzekeraar van [verweerster] geen overeenstemming bereikt over de aansprakelijkheid voor zijn schade. [verzoeker] stelt dat hij zich daarom genoodzaakt ziet het geschil over de aansprakelijkheid thans aan de rechtbank voor te leggen, om het minnelijk traject ter vaststelling van de te vergoeden schade te kunnen vervolgen.
[verweerster] is niet in de procedure verschenen en tegen haar is verstek verleend.
De rechtbank overweegt dat de deelgeschilprocedure de partijen in die procedure de mogelijkheid biedt een rechterlijke beslissing te krijgen op een geschilpunt dat aan het tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst in de weg staat. De wet beoogt daarmee buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen.
Door [verzoeker] worden in het verzoekschrift geen concrete feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. [verzoeker] stelt niets meer dan dat hij met de verzekeraar van [verweerster] geen overeenstemming kan bereiken. De rechtbank begrijpt zonder nadere toelichting die [verzoeker] niet geeft daarom niet op welke wijze de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek heeft [verzoeker] ondanks de toen geboden mogelijkheid, evenmin een nadere toelichting gegeven die een en ander alsnog begrijpelijk maakt. [verzoeker] heeft toen volstaan met een in algemene termen vervatte toelichting dat er bij de verzekeraar van [verweerster] geen bereidheid bestaat om te gaan onderhandelen, ondanks de pogingen die hij daartoe heeft ondernomen.
De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat niet of nauwelijks is onderhandeld op zichzelf genomen niet aan een beslissing in deze procedure in de weg hoeft te staan. Wanneer niet of nauwelijks wordt onderhandeld, kan een beslissing juist met zich brengen dat die onderhandelingen alsnog plaatsvinden en bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Wat in dit concrete geval echter klemt is dat het verzoek zich inhoudelijk richt tegen de verzekeraar van [verweerster] maar [verweerster] de formele procespartij betreft. De rechtbank kan zonder nadere toelichting die [verzoeker] niet geeft, niet begrijpen welk belang [verzoeker] heeft bij toewijzing van zijn verzoek tegen [verweerster] als hij kennelijk beoogt (verder) te onderhandelen met London Verzekeringen N.V. De verzochte verklaring voor recht zal daarom op grond van artikel 1019z Rv worden afgewezen.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt dient te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Uit de wetsgeschiedenis volgt echter ook dat wanneer de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (zie Kamerstukken II 2007/08, 31 518 nr. 3, p.12). De rechtbank oordeelt dat in deze zaak het verzoekschrift volstrekt onnodig en onterecht is ingesteld, zodat zij de kosten van [verzoeker] niet zal begroten. LJN BW9053