Rb Breda 031011 nadat bij de mondelinge behandeling overeenstemming is bereikt over expertise rest nog de kostenveroordeling: 3.739,46. (12 x 230,--+ 6%)
- Meer over dit onderwerp:
Rb Breda 031011 nadat bij de mondelinge behandeling overeenstemming is bereikt over expertise rest nog de kostenveroordeling: 3.739,46. (12 x 230,--+ 6%)
2. Het verzoek
2.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank om:
a. het deelgeschil in behandeling te nemen;
b. te bepalen dat de blijvende klachten en beperkingen naar aanleiding van de medische deskundigenberichten in juridisch causaal verband staan met het ongeval en dat de daaruit voorvloeiende schade aan het ongeval dient te worden toegerekend opdat de schaderegeling weer in der minne hervat kan worden;
c. te bepalen dat door Nationale Nederlanden een aanvullend voorschot op de materiële en de immateriële schade van [verzoeker] ter beschikking wordt gesteld ter hoogte van Euro 20.000,--;
d. Nationale Nederlanden te veroordelen in de kosten van de procedure ex artikel 6:96 BW tegen een tarief ter hoogte van Euro 230,-- per uur te vermeerderen met 6% kantooropslag en BTW, of althans een in goede justitie te bepalen bedrag. Afhankelijk van het verloop van de procedure, kunnen de daarmee gemoeide werkzaamheden geschat worden op ongeveer 12 uur (inclusief verzoekschrift en mondelinge behandeling), zodat aanspraak gemaakt wordt op Euro 2.760,-- te vermeerderen met 6% kantooropslag en BTW, of althans een in goede justitie te bepalen vergoeding.
2.2. Nationale Nederlanden heeft verweer gevoerd en verzocht [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel zijn verzoek af te wijzen, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van deze procedure.
2.3. De rechtbank zal hierna de stellingen van partijen bespreken.
3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen staat het volgende vast:
a. Op 2 oktober 2009 is [verzoeker], als bestuurder van een mountainbike betrokken geraakt bij een ongeval, waarbij hij als voorrangsgerechtigde op een rotonde in Ulvenhout (gemeente Breda) werd aangereden door een afslaande auto.
b. Nationale Nederlanden heeft als verzekeraar van de auto de aansprakelijkheid volledig erkend. Nationale Nederlanden heeft de feitelijke schaderegeling in behandeling gegeven aan Dekra Claims Services Netherlands BV (hierna: Dekra). Medisch adviseur van Dekra is Medas.
c. Na het ongeval is [verzoeker] per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd, waarbij [verzoeker] is behandeld aan een wond aan zijn kin. Daar is hij, kort na het ongeval, nog twee dagen opgenomen geweest in verband met het ophoesten van bloed.
d. Omdat [verzoeker] klachten hield heeft hij zich op 10 december 2009 en 6 januari 2010 laten onderzoeken door neuroloog dr. [arts]. Dr. [arts] rapporteert dat er sprake is van een “duidelijke commotio cerebri met een typisch post commotioneel syndroom” en dat “de MRI bevindingen bevestigen dat het cranio-cerebraal trauma toch ernstig was met contusio cerebri en een licht posttraumatisch psycho-organisch syndroom”.
e. [verzoeker] is vervolgens neuropsychologisch onderzocht. Dit onderzoek wijst volgens de rapportage van 4 mei 2010 uit dat “concluderend kan worden gesteld dat er sprake lijkt te zijn van cognitieve stoornissen. Vooral worden er aanwijzingen gevonden voor visuele geheugenstoornissen, stoornissen in de volgehouden aandacht, aandachtfluctuaties en een trager tempo van werken. (…) In hoeverre de cognitieve problemen het directe, dan wel indirecte gevolg van het ongeval en het daarmee gepaard gaande schedeltrauma zijn, is niet eenduidig aan te geven.”
f. Revalidatie-arts [arts s] rapporteert na onderzoek op 27 juli 2010 als diagnose:“Cognitieve functiestoornissen waarbij aanwijzingen voor visuele geheugenstoornissen, stoornissen in de volgehouden aandacht, aandachtfluctuaties en trager tempo van werken bij status na fietsongeval in oktober 2009”.
g. [verzoeker] heeft begin 2011 een neuropsychologisch heronderzoek ondergaan. In de naar aanleiding van dit onderzoek opgemaakte rapportage van 17 maart 2011 staat vermeld:“Dhr ervaart momenteel nog geheugen- en concentratieproblemen. (…) Hoewel sprake is van een verbetering ten opzichte van 2010 is er nog steeds sprake van afwijkingen op neurologisch gebied.”
3.2. [verzoeker] baseert zijn verzoek op de Wet deelgeschilprocedures voor letsel- en overlijdensschade (hierna: de Wet deelgeschilprocedure). Hij stelt zich op het standpunt dat hij als gevolg van het ongeval op 2 oktober 2009 ernstig neurologisch letsel heeft opgelopen. [verzoeker] wijst ter onderbouwing van zijn letsel onder meer op de overgelegde rapportages van de neuroloog, de neuropsycholoog en de revalidatie-arts. Uit de aard van het ongeval, het ontstane letsel, de nadien ontstane klachten en de ter zake overgelegde medische documentatie kan het oorzakelijk verband tussen ongeval en gezondheidsklachten worden aangenomen, aldus [verzoeker]. Nationale Nederlanden is daarom - nu zij volledige aansprakelijkheid heeft erkend - gehouden de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden, te vergoeden.
3.3. Nationale Nederlanden betwist – samengevat - dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval hersenletsel heeft opgelopen, dat de bij [verzoeker] geconstateerde cognitieve problemen een gevolg zijn van het ongeval en dat er sprake is van causaal verband tussen de klachten en een deel van de schadeposten.
3.4. De rechtbank stelt allereerst vast dat het verzoek van [verzoeker] ontvankelijk is. De vraag of er sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten van [verzoeker] en de daaruit voortvloeiende schade is een geschil in de zin van de Wet deelgeschilprocedure.
3.5. Bij de mondelinge behandeling op 26 augustus 2011 zijn partijen onder meer overeengekomen dat buiten rechte een deskundige zal worden aangewezen om buiten rechte te rapporteren over de tussen hen gerezen (medische) geschilpunten. Nu partijen in verband daarmee de rechtbank verzocht hebben om enkel nog op de door [verzoeker] verzochte proceskostenveroordeling te beslissen, overweegt de rechtbank dienaangaande het volgende.
3.6. [verzoeker] heeft de rechtbank verzocht om Nationale Nederlanden te veroordelen in de kosten van deze procedure, nu Nationale Nederlanden aansprakelijkheid heeft erkend en de gevorderde kosten volgens [verzoeker] in redelijkheid zijn gemaakt. Deze kosten zijn door de raadsvrouw van [verzoeker] in haar brief van 18 augustus 2011 begroot op Euro 3.739,46. Uit die brief en de daarbij overgelegde specificatie blijkt dat het bedrag is opgebouwd uit salaris advocaat ad Euro 3.481,46 (12 uren (inclusief de mondelinge behandeling) x het tarief van Euro 230,-- per uur + 6% kantoorkosten + 19% BTW) en Euro 258,-- aan griffierecht.
3.7. Nationale Nederlanden heeft bij de mondelinge behandeling als verweer tegen de vordering van [verzoeker] ter zake de proceskosten aangevoerd dat het onredelijk is dat de kosten van de deelgeschilprocedure voor haar rekening komen, nu de uitkomst van de deelgeschilprocedure (de overeenkomst tot het benoemen van een deskundige) vergelijkbaar is met een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht. [verzoeker] had derhalve kunnen volstaan met het verzoeken om een voorlopig deskundigenbericht, zoals door Nationale Nederlanden was voorgesteld. Nationale Nederlanden had zich daartegen dan niet verzet, hetgeen tot minder kosten had geleid, aldus Nationale Nederlanden.
3.8. In artikel 1019aa lid 1 Rv is bepaald dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 tweede lid BW in aanmerking neemt. Het dient derhalve redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Het voorgaande betekent dat - ook in het geval het verzoek niet wordt toegewezen - deze kosten worden vergoed voor zover het maken van deze kosten – gelet op de omstandigheden van het geval – verantwoord was.
3.9. Anders dan Nationale Nederlanden is de rechtbank van oordeel dat de door [verzoeker] in verband met het aanhangig maken van de deelgeschilprocedure gemaakte kosten wel in redelijkheid zijn gemaakt.
Vast staat immers dat de buitengerechtelijke onderhandelingen met betrekking tot de afwikkeling van de door [verzoeker] gestelde geleden schade als gevolg van het ongeval waren vastgelopen. De deelgeschilprocedure voorziet nu juist in de mogelijkheid om in dergelijke situaties het tussen partijen gerezen geschilpunt aan de rechter ter beoordeling voor te leggen, om vervolgens met die rechterlijke uitspraak de onderhandelingen weer vlot te trekken en eventueel af te ronden. Aldus was naar het oordeel van de rechtbank het door [verzoeker] maken van de kosten in verband met (het aanhangig maken van) de deelgeschilprocedure, verantwoord.
Dat - achteraf bezien - eenzelfde resultaat bereikt had kunnen worden als [verzoeker] had verzocht om een voorlopig deskundigenbericht, maakt dit - gelet op het voorgaande – niet anders. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat ook Nationale Nederlanden voorafgaand aan het aanhangig maken van de deelgeschilprocedure, niet zelf de mogelijkheid van een voorlopig deskundigenbericht heeft voorgesteld en dat er voorts geen sprake is van eenzelfde resultaat, zoals Nationale Nederlanden stelt. Een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht had immers geleid tot een door de rechter te benoemen deskundige waarmee ook kosten gemoeid zouden zijn, terwijl partijen nu zijn overeengekomen om buiten rechte een deskundige aan te stellen. Het verweer van Nationale Nederlanden ter zake wordt daarom verworpen.
3.10. Nationale Nederlanden heeft de hoogte van de gevorderde kosten, zoals gespecificeerd bij brief van 18 augustus 2011 van mr. Snijder, niet betwist. Nu de rechtbank van oordeel is dat deze kosten als redelijk kunnen worden aangemerkt, begroot de rechtbank de buitengerechtelijke kosten die op grond van artikel 1019aa Rv voor vergoeding in aanmerking komen op Euro 3.739,46. Nu [verzoeker] heeft verzocht Nationale Nederlanden in deze kosten te veroordelen, zal de rechtbank – omdat Nationale Nederlanden aansprakelijk heeft erkend voor de schade als gevolg van het ongeval – Nationale Nederlanden daartoe veroordelen.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. veroordeelt Nationale Nederlanden in de kosten van de onderhavige procedure, aan de zijde van [verzoeker] gevallen en begroot op Euro 3.739,46. LJN BT6600