Rb Den Haag 030314 gevorderd 20:42 uur x € 215,00 + 6%, totaal € 5.982,21; toegewezen 75% ivm eigen schuld; nakosten afgewezen
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 030314 passagier zonder gordel bij verkeersongeval in Tanzania; geen overmacht ex 7:504 reisorganisatie; eigen schuld 40%, na billijkheidscorrectie 25%;
- gevorderd 20:42 uur x € 215,00 + 6%, totaal € 5.982,21; toegewezen 75% ivm eigen schuld; nakosten afgewezen
Kosten deelgeschil
4.19.
[verzoeker] heeft verzocht ShapShap c.s. te veroordelen in de proceskosten, alsmede de nakosten. Zij heeft aangevoerd dat er € 5.708,21 aan kosten is gemaakt waarbij is uitgegaan van 20 uur en 42 minuten, een uurtarief van € 215,00, 6% kantoorkosten en 21% btw. Dit bedrag dient nog te worden vermeerderd met het betaalde griffierecht ad € 274,00.
4.20.
ShapShap c.s. hebben tegen de begroting en de hoogte van de kosten niet afzonderlijk bezwaar gemaakt. Gezien de aard van de zaak komt de aan de zaak bestede tijd de rechtbank redelijk voor. De rechtbank zal aldus de kosten begroten op € 5.982,21 (voormeld bedrag van € 5.708,21 vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 274,00).
4.21.
Indien de schadevergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 BW evenredig met de mate van eigen schuld van de benadeelde wordt verminderd, geldt dat ook voor de kosten van de behandeling van het deelgeschil, nu deze kosten op grond van artikel 1019aa lid 2 Rv hebben te gelden als kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. ShapShap c.s. zullen derhalve worden veroordeeld tot betaling van 75% van de begrote kosten, zijnde een bedrag van € 4.486,66.
4.22.
Ter zake de verzochte nakosten is de rechtbank van oordeel dat voor een begroting en veroordeling tot betaling van die kosten geen plaats is in een deelgeschilprocedure. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In de eerste plaats dient de rechter bij het begroten van de kosten in een deelgeschilprocedure alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen (TK 2007/2008, 31 518, nr. 3 (MvT), p. 18). Nakosten zijn geen vermogensschade in de zin van dat artikel. Immers, de wettelijke grondslag voor vergoeding van deze kosten vormt artikel 237 lid 4 Rv. In de tweede plaats is artikel 289 Rv betreffende de proceskostenveroordeling in de verzoekschriftprocedure, en daarmee de schakelbepaling naar artikel 237 Rv, niet van toepassing gelet op het karakter van de deelgeschilprocedure (TK 2007/2008, 31 518, nr. 3 (MvT), p. 19). Om deze redenen zal het verzoek ShapShap c.s. te veroordelen in de nakosten worden afgewezen. ECLI:NL:RBDHA:2014:2753