Rb. Gelderland 181016 kosten gevorderd: € 5.430,50 (17 uur x € 302,50 incl. btw + griffierecht); toegewezen
- Meer over dit onderwerp:
Rb. Gelderland 181016 deelgeschil; kop-staartbotsing; geen betwisting causaal verband aanrijding en klachten ; wel betwiste BGK
- kosten gevorderd: € 5.430,50 (17 uur x € 302,50 incl. btw + griffierecht); toegewezen
2.5.
Ter zake van de kosten aan de zijde van [verzoeker] bij de behandeling van het verzoek geldt het volgende. Voor begroting op de voet van art. 1019aa Rv is vereist dat het redelijk was om deze kosten te maken. Daarvan is geen sprake als vastgesteld wordt dat het verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend.
ASR heeft zich hierop beroepen. ASR vermoedt dat [verzoeker] welbewust een niet bestaand geschilpunt aan de rechter heeft voorgelegd teneinde ASR, met het vooruitzicht van de kosten van het voeren van verweer in deze procedure onder druk te zetten in te stemmen met de door [verzoeker] gestelde omvang van de schade.
[verzoeker] werpt op dat weliswaar over concrete schadeposten is onderhandeld, maar dat in die onderhandelingen de causaliteit telkens een punt van discussie is geweest. De kosten van deze procedure zijn dan ook in redelijkheid gemaakt, aldus [verzoeker] . In dit verband is het volgende van belang.
2.6.
Voor het oordeel dat het niet redelijk was kosten te maken voor het onderhavige verzoek zal vastgesteld moeten kunnen worden dat [verzoeker] voorafgaand aan de indiening wist of moest weten dat ASR niet betwistte dat de klachten van [verzoeker] het gevolg zijn van de aanrijding. Daarvoor heeft ASR onvoldoende aanknopingspunten geboden.
Het enkele feit dat over de omvang van concrete schadeposten wordt onderhandeld betekent in het algemeen niet zonder meer dat de (verzekeraar van) de aansprakelijke partij geen verweer ter zake van causaal verband voert.
Vaststaat dat ASR buiten rechte tegenover [verzoeker] niet expliciet heeft erkend dat zijn klachten gevolg zijn van de aanrijding, terwijl ASR uit een, ter zitting geciteerde, email van 7 september 2015 wist dat [verzoeker] in de veronderstelling verkeerde dat het bestaan van causaal verband door een onafhankelijke deskundige moest worden onderzocht en ASR, door te refereren aan pre-existente knieklachten en aan het advies van haar medisch adviseur dat medisch deskundigenonderzoek niet geïndiceerd was, zoals [verzoeker] ter zitting onbetwist heeft opgeworpen, deze veronderstelling van [verzoeker] ook in zekere zin zelf heeft gevoed.
[verzoeker] had, zoals ASR stelt, voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift bij ASR kunnen nagaan of causaal verband tussen aanrijding en klachten inderdaad werd betwist, maar gelet op het voorgaande hoefde hij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet te twijfelen. Of ASR, zoals [verzoeker] opwerpt en ASR heeft weersproken, telefonisch expliciet aan [verzoeker] heeft laten weten causaal verband te betwisten behoeft dan geen bespreking. Het verweer slaagt niet. Begroting is aan de orde.
2.7.
[verzoeker] heeft verzocht zijn kosten te begroten op in totaal een bedrag van € 5.430,50, bestaande uit 17 uur aan werkzaamheden van zijn advocaat tegen een tarief van € 302,50 inclusief btw, vermeerderd met € 288,00 aan griffierecht. Anders dan ASR opwerpt komt dit uurtarief niet onredelijk hoog voor. Ook niet als het belang van de zaak in aanmerking wordt genomen. In de eerste plaats omdat niet vast staat dat ASR met haar betalingen de (toekomstige) schade volledig heeft vergoed en het belang van de zaak dus nog niet helemaal duidelijk is. En in de tweede plaats omdat de redelijkheid van een gehanteerd uurtarief mede moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de hoeveelheid in rekening gebrachte uren. Tegen de gespecificeerde en niet overdadig voorkomende opgave daarvan heeft ASR zich niet concreet verzet. De enkele opmerking dat 10 uren zouden volstaan is niet toereikend. Al met al bestaat geen aanleiding de kosten niet overeenkomstig het verzoek te begroten.
2.8.
Dan rest de vraag of ASR tot betaling van het aldus begrote bedrag, dat zij vanwege haar aansprakelijkheid op zichzelf ook aan [verzoeker] verschuldigd is, moet worden veroordeeld. ASR heeft dit betwist op de grond dat zij deze vordering met de reeds verrichte betalingen reeds heeft voldaan. Partijen twisten (wel) over de omvang van de schade. Volgens ASR heeft zij € 13.725,45 (€ 19.901,33 - € 6.175,88) meer betaald dan de door [verzoeker] geleden materiële schade. ASR beroept zich aldus in wezen op verrekening van de kostenvordering van [verzoeker] met hetgeen zij onverschuldigd stelt te hebben betaald. [verzoeker] heeft betwist dat ASR de materiële schade reeds heeft vergoed. Volgens hem is de schade groter dan het betaalde bedrag. Vaststaat in ieder geval dat de immateriële schade in de berekening van ASR niet is verdisconteerd. Bij deze stand van zaken is de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat daaraan op de voet van art. 6:136 BW voorbij wordt gegaan. ECLI:NL:RBGEL:2016:7168