Rb Noord-Nederland 270717 kosten gevorderd obv 9 uur x € 240,00 + 6% + 21%; toegewezen obv 50% en 7 uur, totaal € 1.221,38
- Meer over dit onderwerp:
Rb Noord-Nederland 270717 deelgeschil; fietser verleent geen voorrang en wordt aangereden door inhalende, te hard rijdende bromfietser; 50% aansprakelijkheid;
- kosten gevorderd obv 9 uur x € 240,00 + 6% + 21%; toegewezen obv 50% en 7 uur, totaal € 1.221,38
De kosten van dit deelgeschil
6.14. Op grond van artikel 1019aa Rv dient begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Daarbij dient de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets te worden gehanteerd; het dient redelijk te zijn dat kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn.
6.15. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat voor begroting van de kosten ook plaats is ingeval van gedeeltelijke afwijzing van het verzoek, zoals hier aan orde. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Ondanks het feit dat Univé in het buitengerechtelijke traject aansprakelijkheid van 50% van de schade van X heeft erkend is de rechtbank van oordeel dat van deze laatste situatie in casu geen sprake is. Gesteld noch gebleken is immers dat het X al op voorhand duidelijk had moeten zijn dat het verzoek volstrekt onnodig of kansloos zou zijn.
De rechtbank acht het derhalve redelijk dat de met de onderhavige procedure gemaakte kosten zijn gemaakt. Gelet hierop zal de rechtbank overgaan tot begroting van de kosten.
6.16. X vordert met een beroep op voornoemd wetsartikel onder meer vergoeding van haar advocaatkosten. Zij begroot de bestede tijd aan het opstellen van het verzoekschrift, de bestudering van het verweerschrift, besprekingen met haar en de mondelinge behandeling in totaal op 9 uur. Uitgaande van het door mr. Pasma gehanteerde uurtarief van € 240,00, vermeerderd met 6% kantooropslag en BTW resulteert dit in een vordering van € 2.770,42.
6.17. Univé acht het door de advocaat van verzoekers aan dit deelgeschil bestede aantal uren en het gehanteerde uurtarief bovenmatig omdat het een zeer eenvoudige kwestie betreft. Voorts voert Univé aan dat bij de vaststelling van de kosten rekening moet worden gehouden met het eigen schuldpercentage.
6.18. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de complexiteit van de zaak, het gevorderde aantal uren de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaat. De rechtbank acht een besteding van 7 uren in een (betrekkelijk) overzichtelijke zaak als de onderhavige aanvaardbaar. Het door de advocaat van X gehanteerde uurtarief vermeerderd met kantoorkosten en BTW komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank begroot de kosten van dit deelgeschil daarom op € 2.154,79 (7 uur x € 240,00 + 6% kantoortoeslag en 21% BTW). Deze kosten zullen worden vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 288,00, hetgeen resulteert in een totaalbedrag van € 2.442,79.
6.19. Indien de schadevergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 BW evenredig met de mate van eigen schuld van de benadeelde wordt verminderd, geldt dit - zoals Univé terecht betoogt - ook voor de kosten van de behandeling van het deelgeschil, nu deze kosten op grond van artikel 1019aa lid 2 Rv hebben te gelden als kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Univé zal derhalve worden veroordeeld tot betaling van 50% van de begrote kosten, zijnde een bedrag van € 1.221,38.
Nakosten
6.20. Ter zake de verzochte nakosten is de rechtbank van oordeel dat voor een begroting en veroordeling tot betaling van die kosten geen plaats is in een deelgeschilprocedure.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In de eerste plaats dient de rechter bij het begroten van de kosten in een deelgeschilprocedure alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen (TK 2007/2008,31 518, nr. 3 (MvT), p. 18). Nakosten zijn geen vermogensschade in de zin van dat artikel. Immers, de wettelijke grondslag voor vergoeding van deze kosten vormt artikel 237 lid 4 Rv. In de tweede plaats is artikel 289 Rv betreffende de proceskostenveroordeling in de verzoekschriftprocedure, en daarmee de schakelbepaling naar artikel 237 Rv, niet van toepassing gelet op het karakter van de deelgeschilprocedure (TK 2007/2008, 31 518, nr. 3 (MvT), p. 19). Om deze redenen zal het verzoek Univé te veroordelen in de nakosten worden afgewezen.
Met dank aan mw. mr. M.A. Pasma, AbelnPasma Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-noord-nederland-270717 ook op Rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBNNE:2017:5194