Rb Oost-Brabant 240316 kosten gevorderd en toegewezen 9,3 x € 225,- + 6% + 21%, totaal € 2.683,84; geen aftrek vanwege eigen schuld
- Meer over dit onderwerp:
Rb Oost-Brabant 240316 uitzendkracht valt van rijdende aanhanger tijdens verrichten wegwerkzaamheden; bestuurder aansprakelijk, hoogte eigen schuld vereist nader debat;
- kosten gevorderd en toegewezen 9,3 x € 225,- + 6% + 21%, totaal € 2.683,84; geen aftrek vanwege eigen schuld
4.5.
Ten aanzien de kosten van dit deelgeschil overweegt de rechtbank als volgt. [verzoeker] begroot in zijn verzoekschrift de kosten voor het deelgeschil op in totaal € 1.818,08. Dit bedrag hangt samen met 6,3 gedeclareerde uren tegen een tarief van € 225,- per uur (excl. 6% kantoorkosten en 21% BTW). [verzoeker] verzoekt de rechtbank daarnaast rekening te houden met nog te besteden tijd in verband met bestudering van het verweerschrift, de voorbereiding van een mondelinge behandeling en de rechtsbijstand ter zitting. In het verzoekschrift zegt [verzoeker] toe om bij gelegenheid van de mondelinge behandeling een geactualiseerd overzicht van de door mr. Baetens bestede tijd over te leggen.
Klaverblad heeft op dit punt in haar verweerschrift gesteld dat de aard en omvang van de gedeclareerde uren haar niet onredelijk overkomen.
4.6.
De rechtbank constateert dat [verzoeker] geen opgave heeft gedaan van de kosten in verband met (de voorbereiding van) de zitting. De rechtbank zal daarom de daarmee gepaard gaande tijd in redelijkheid begroten op in totaal 3 uur (voor het doornemen van het verweerschrift en het bijwonen van de zitting). De kosten daarvan bedragen € 865,76 (3 x 225 x 1,06 x 1,21).
De totale kosten voor [verzoeker] voor deze procedure bedragen dan € 2.683,84.
4.7.
De rechtbank begrijpt Klaverblad in het verweerschrift sub 20 aldus, dat zij als verweer voert, dat bij de afwikkeling van de kosten van dit deelgeschil rekening moet worden gehouden met de eigen schuld van [verzoeker] .
Nog daargelaten dat in deze beschikking geen definitief oordeel over (het percentage) eigen schuld wordt gegeven, geldt het volgende. Op grond van artikel 1019aa Rv gelden de kosten van de deelgeschilprocedure als kosten in de zin van artikel 6:96, lid 2 BW. De benadeelde kan de kosten in beginsel dus volledig vergoed krijgen. De rechtvaardiging daarvoor is blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2007/08, 31518, nr. 3, p. 4, 12-13 en 22-23) gelegen in het feit dat de deelgeschilprocedure een voorziening beoogt te bieden in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase, waardoor de procedure zozeer is verbonden met een afwikkeling buiten rechte dat deze kosten in beginsel volledig voor vergoeding in aanmerking komen.
Op zichzelf gezien zou de conclusie moeten zijn dat ook de kosten van het deelgeschil, vanwege de verwijzing naar artikel 6:96 lid 2 BW, onderhevig zijn aan een mogelijk beroep op eigen schuld van de gelaedeerde. Echter, niet moet uit het oog worden verloren wat het doel is van de deelgeschilprocedure: het verschaffen van een extra instrument aan de partijen die zich in een traject van personenschade bevinden om een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen te doorbreken door het mogelijk te maken de rechter in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase te adiëren. De verbinding met artikel 6:96, lid 2 BW verlaagt de financiële drempel voor de gelaedeerde om een deelgeschilprocedure in te stellen (Kamerstukken II 2007/08, 31518, nr. 3, p. 8). Wanneer de bepaling over eigen schuld onverkort van toepassing zou zijn op de kosten van het deelgeschil, zou die financiële drempel deels weer worden verhoogd. De rechtbank is van oordeel dat dat zich niet verdraagt met het doel waarvoor de deelgeschilprocedure in het leven is geroepen. De rechtbank zal daarom Klaverblad veroordelen in de volledige kosten van het deelgeschil aan de zijde van [verzoeker]. ECLI:NL:RBOBR:2016:912