Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Oost-Nederland 280213 gevorderd € 6.970,85 (14,5 uur x € 386,10,- excl. BTW), begroot obv € 200,- excl. BTW

Rb Oost-Nederland 280213 gemiste diagnose hersentumor huisarts; expertise bindend; oordeel over diverse bezwaren 
- geen verbod aan ass om andere deskundige te raadplegen voor second opinion
;

- gevorderd € 6.970,85 (14,5 uur x € 386,10,- excl. BTW), begroot obv € 200,- excl. BTW

4.16.   Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt te begroten, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) in aanmerking worden genomen. Of de kosten redelijk zijn, hangt ervan af of het redelijk is dat de kosten zijn gemaakt en of de omvang van de kosten redelijk is. 

[Verzoekster] heeft verzocht de kosten te begroten op een bedrag van € 6.970,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het wijzen van de beschikking. [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen het aantal aan de zaak bestede uren en tegen het gehanteerde uurtarief van € 386,10,- excl. BTW. Ter zitting heeft mr. Takkenberg een urenstaat overgelegd waaruit blijkt dat in totaal 14,5 uren aan de zaak zijn besteed. In de urenstaat is voldoende gespecificeerd hoeveel tijd aan welke verrichtingen is besteed. De rechtbank kan uit de urenstaat niet afleiden dat aan de zaak onevenredig veel tijd is besteed. Er is een uurtarief gehanteerd van € 386,10,- (exclusief BTW). Gelet op de niet al te grote complexiteit van de zaak acht de rechtbank het gehanteerde uurtarief van € 386,10 bovenmatig en zal zij uitgaan van het door [gedaagde] voorgestelde uurtarief van € 200,- exclusief BTW. De rechtbank begroot de kosten mitsdien op € 3.471,96 (14,5 x € 200,- vermeerderd met BTW, waarvan € 1.048,- x 21% en € 1.852,- x 19% ), te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 267,-, in totaal dus € 3.738,96. 

4.17.   Voor de verzochte veroordeling van [gedaagde] in de kosten is geen plaats, nu de aansprakelijkheid van [gedaagde] niet vaststaat en derhalve onzeker is of voor veroordeling op de voet van artikel 6:96 BW een grondslag bestaat. Dat verzoek, alsook het verzoek tot vermeerdering van de kosten met de wettelijke rente, zal hierna worden afgewezen. 
4.18.   Gelet op het karakter van het dictum en het bepaalde in artikel 1019aa en 1019bb Rv is een uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het dictum van deze beschikking zonder betekenis, zodat ook dit deel van het verzoek zal worden afgewezen. LJN BZ3464