Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zeeland-West-Brabant 201016 kosten gevorderd en begroot op 35 uur x € 255,00 + 6% + 21%, totaal € 11.447,20 + griffierecht

Rb Zeeland-West-Brabant 201016 aannemer niet aansprakelijk voor val van in aanbouw zijnde trap bij ontbrekende leuning in vakantiewoning;
- kosten gevorderd en begroot op 35 uur x € 255,00 + 6% + 21%, totaal € 11.447,20 + griffierecht

3.18. 

Artikel 1019aa lid 1 Rv bepaalt dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt in de beschikking begroot. Daarbij dient hij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen.

3.19. 
[benadeelde] stelt dat de kosten voor juridische hulp en bijstand € 11.447,20 bedragen. Zij stelt met verwijzing naar een overgelegde specificatie dat haar raadsman voorafgaande aan de zitting tot en met 7 september 2016 29,2 uur aan de deelgeschilprocedure heeft besteed en dat met de verdere voorbereiding en de mondelinge behandeling naar verwachting nog 5 a 6 uur gemoeid zal zijn. Zij stelt verder dat haar raadsman een gespecialiseerd letselschadeadvocaat is (lid LSA) en dat hij een uurtarief hanteert van € 255,00, vermeerderd met een opslag van 6% wegens kantoorkosten en 21% BTW.

3.20. 
Volgens [aannemer] zijn de kosten niet redelijk. Een deel van de kosten ziet op werkzaamheden die ten behoeve van het voorlopig getuigenverhoor zijn verricht. Een uurtarief van € 235,00 inclusief kantoorkosten en exclusief BTW is in de jurisprudentie, ook voor specialisten op het gebied van letselschade, als redelijk aanvaard. Ook als naar het totaal aan gestelde kosten wordt gekeken wordt daarmee de in de jurisprudentie gangbare kostenbegroting van in totaal ongeveer € 5.000,00 ruimschoots overschreden, aldus steeds [aannemer].

3.21. 
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling dat een deel van de kosten betrekking heeft op het voorlopig getuigenverhoor nu uit de overgelegde specificatie blijkt dat [benadeelde] met dat deel (alsnog) rekening heeft gehouden. De rechtbank oordeelt de gevorderde kosten, ook voor zover deze het uurtarief van de raadsman van [benadeelde] betreffen, in dit geval als redelijk en in overeenstemming met de omvang en de complexiteit van deze zaak. Dat de werkzaamheden tevens hebben bestaan uit jurisprudentie- en literatuuronderzoek, maakt de kosten niet onredelijk. Dat de kosten in andere zaken doorgaans minder hoog zijn, doet – wat daar verder ook van zij – aan de redelijkheid in dit concrete geval niet af. De rechtbank begroot de kosten op € 11.447,20 en het griffierecht van € 288,00. stichtingpiv.nl