Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zeeland-West-Brabant 260314 kosten gevorderd en begroot op € 4.396,61 bij 20 uur; toegewezen 50% ivm eigen schuld

Rb Zeeland-West-Brabant 260314 ongeval scooter en uit uitrit komende auto; 50% eigen schuld bestuurder scooter vanwege alcohol en hoge snelheid; voorschot € 7500,-;
- kosten gevorderd en begroot op € 4.396,61 bij 20 uur; toegewezen 50% ivm eigen schuld

2.7. Ter zake van de verzochte kostenbegroting en -veroordeling overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt dient te begroten, ook als het verzoek (gedeeltelijk) wordt afgewezen. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van deze laatste situatie is in het onderhavige geval geen sprake.

Bij de begroting van de kosten dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. In het verzoekschrift heeft mr. Janssen een beknopt overzicht gegeven van de werkzaamheden die door haar in deze zaak zijn verricht. Dit overzicht geeft voldoende gespecificeerd weer hoeveel tijd aan welke verrichtingen is besteed. Ter gelegenheid van de contra-enquête op 20 februari 2014 heeft mr. Janssen met instemming van mr. Van Huizen het aantal uren dat zij aan deze procedure heeft besteed bijgesteld tot 20. Tegen de hoogte van de gevorderde kosten, waaronder ook het door [Eiseres] betaalde griffierecht van € 75,-, is voorts geen verweer gevoerd en zij kunnen naar het oordeel van de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets doorstaan.

De rechtbank begroot de kosten van het deelgeschil, rekening houdend met het vorenstaande, op een bedrag van € 4.396,61.

2.8. De rechtbank overweegt dat, indien de schadevergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 BW evenredig met de mate van eigen schuld van de benadeelde wordt verminderd, ook de verplichting om de in artikel 6:96 lid 2 BW bedoelde kosten te vergoeden in beginsel in dezelfde mate verminderd dient te worden. Dit geldt ook voor de kosten van de behandeling van het deelgeschil, nu deze op grond van artikel 1019aa lid 2 Rv hebben te gelden als kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Gelet op het hiervoor vastgestelde percentage eigen schuld van 50% komt de helft van de kosten van het deelgeschil, derhalve € 2.198,31, voor vergoeding door London in aanmerking. De vordering zal op onderstaande wijze worden toegewezen. www.stichtingpiv.nl