RBAMS 270619 verzocht en toegewezen (1,3 x € 265 + 21%) + (21,7 x € 190 + 21%) = € 5.405,68
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 270619 aanrijding tussen stilstaande motor en auto; na getuigenverhoor blijkt auto aansprakelijk
- verzocht en toegewezen (1,3 x € 265 + 21%) + (21,7 x € 190 + 21%) = € 5.405,68.
- mogelijke ES aan omvang van de schade verdient geen doorwerking op de aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.
Kosten deelgeschil
4.16.
De kosten van het deelgeschil dienen op grond van het bepaalde in artikel 1019aa Rv te worden begroot. Hierbij geldt de dubbele redelijkheidetoets als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), in die zin dat het redelijk dient te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en dat de hoogte van die kosten eveneens redelijk is.
4.17.
[ verweerster ] betwist niet het door de advocaten van [ verzoeker ] gehanteerde uurtarief, maar maakt wel bezwaar tegen het aantal in rekening gebrachte uren. Voorafgaand aan deze deelgeschilprocedure is al een voorlopig getuigenverhoor gevoerd door [ verzoeker ] . Gelet op dit voorwerk voert [ verweerster ] aan dat een bedrag van maximaal € 2.000,- aan kosten voor het deelgeschil redelijk is. Verder hebben twee advocaten, te weten: mr. E.A Dekker en mr. J .A.M. Broeders, aan het verzoekschrift gewerkt. [ verweerster ] voert aan dat zij op grond van artikel 6:96 BW niet de kosten van beide advocaten behoeft te vergoeden.
4.18.
Naar het oordeel van de rechtbank is het aantal uren gemoeid met het opstellen van het verzoekschrift niet te ruim gerekend. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat door [ verweerster ] niet is weersproken dat het verzoekschrift in het kader van de onderhavige procedure veel uitgebreider is dan het verzoekschrift tot het houden van het voorlopig getuigenverhoor en dat het dossier in het kader van de deelgeschilprocedure opnieuw moest worden bestudeerd. Bovendien is door mr. Dekker, de advocaat van [ verzoeker ] , een relatief laag uurtarief gehanteerd. Door mr. Dekker is gesteld dat zij het verzoekschrift samen met haar kantoorgenoot, mr. Broeders, heeft opgesteld. De rechtbank overweegt dat [ verweerster ] niets concreets heeft gesteld waaruit blijkt dat daadwerkelijk (onnodig) dubbel werk is verricht. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de door [ verzoeker ] opgevoerde uren te matigen naar 10,5 uur.
4.19.
De rechtbank acht de gehanteerde uurtarieven van mr. Dekker (€ 190,-) en mr. Broeders (€ 265,-) verder redelijk. Over de periode vanaf het opstellen van het verzoekschrift tot de behandeling ter zitting houdt de rechtbank, conform de specificatie van mr. Dekker, rekening met een tijdsbesteding van mr. Broeders van 1,3 uur en van mr. Dekker van 20,2 uur. Voorts gaat de rechtbank voor de aan de mondelinge behandeling bestede tijd in redelijkheid uit van l,5 uur. De rechtbank stelt daarmee de totale tijdsbesteding van mr. Dekker op 21,7 uur.
4.20.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de kosten begroten op een bedrag van (1,3 x € 265 +21%=) € 416,85 + (21,7 x € 190 + 21%=) € 4.988,83 =) € 5.405,68. Deze kosten zullen worden vermeerderd met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 291,00, zodat het totaal uitkomt op een bedrag van € 5.696,68.
4.21.
Zoals hiervoor uiteengezet, staat thans nog niet vast dat en in welke mate er sprake is van eigen schuld en zal nog (in gezamenlijk overleg door partijen) moeten worden vastgesteld in hoeverre het niet dragen van een helm door [ verzoeker ] van invloed is op (de omvang van) de schade. Indien echter veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat toepassing van artikel 6:101 BW in dit geval zou leiden tot een lagere vergoedingsplicht ter zake van een deel van de schade, geldt het volgende.
4.22.
Vooropgesteld wordt dat, indien de schadevergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 BW evenredig met de mate van eigen schuld van de benadeelde aan de door hem initieel geleden schade wordt verminderd, ook de verplichting om de in artikel 6:96 lid 2 BW bedoelde kosten te vergoeden in beginsel in dezelfde mate moet worden verminderd (HR21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7624, Van der Slot/Manege Bergamo). Dit geldt ook voor de kosten van de behandeling van het deelgeschil, nu deze op grond van artikel 1019aa lid 2 Rv hebben te gelden als kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW.
4.23.
In dit geval is echter gebleken dat het ongeval volledig en alleen door de verzekerde van [ verweerster ] , [ X ] , is veroorzaakt en dat enkel de ernst of omvang van de schadelijke gevolgen daarvan door [ verzoeker ] zelf kan zijn vergroot door het niet dragen van een helm. Dit leidt er toe dat de initiële schade, die ook zonder de fout van [ X ] zou zijn geleden, voor volledige vergoeding in aanmerking komt. [ verzoeker ] heeft geen eigen schuld aan het ontstaan van de schade, maar (mogelijk) slechts aan de omvang daarvan. De (mogelijke) eigen schuld aan de omvang van de schade verdient geen doorwerking op de aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. [ verweerster ] zal daarom worden veroordeeld de volledige kosten van dit deelgeschil aan [ verzoeker ] te vergoeden.
Met dank aan mevrouw mr. A. Dekker, Asselbergs & Klinkhamer Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/RBAMS-270619 ook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBAMS:2019:9845