Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 060623 Kosten begroot op nihil; deelgeschilprocedure geëntameerd ter vergoeding van bgk; onredelijk

RBDHA 060623 Verzoek beoordeling redelijkheid uurtarief gemachtigde; vaste rechtspraak tzv beslissing over bgk die niet bijdragen aan vso
Kosten begroot op nihil; deelgeschilprocedure geëntameerd ter vergoeding van bgk; onredelijk

2De feiten

2.1.

Op 4 mei 2022 is [verzoeker] betrokken geweest bij een motorongeval in [plaats] . Als gevolg van dat ongeval heeft [verzoeker] schade geleden die wordt begroot op
€ 20.000,00. Achmea heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend en reeds een bedrag van € 13.807,00 uitgekeerd aan [verzoeker] . Inmiddels is [verzoeker] nagenoeg volledig hersteld.

2.2.

Aan buitengerechtelijke kosten is door de gemachtigde van [verzoeker] (hierna: Van Gurp) op 13 juli 2022 en 2 november 2022 in totaal een bedrag van € 5.847,75 (inclusief btw) gedeclareerd bij Achmea op basis van een uurtarief van € 189,50 (ex btw) en voor administratieve werkzaamheden een uurtarief van € 69,50 (ex btw). Achmea heeft aan Van Gurp daarop een totaalbedrag van € 2.541,43 (inclusief btw) uitgekeerd op basis van een uurtarief van € 100,00 (ex btw).

3Het geschil

3.1.

[verzoeker] heeft de kantonrechter verzocht te oordelen over de redelijkheid van het uurtarief van zijn gemachtigde Van Gurp.

3.2.

Volgens Van Gurp is een impasse ontstaan doordat Van Gurp en Achmea twisten over de redelijkheid van het uurtarief van Van Gurp en dat als hierover een beslissing wordt gegeven partijen kunnen toewerken naar de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

Van Gurp heeft aangevoerd dat hij aantoonbaar over voldoende kennis en ervaring beschikt waardoor hij het uurtarief van € 189,50 ex btw, een specialistentarief, verdient. Daar komt bij dat Achmea bij brief van 20 september 2022 heeft toegezegd Van Gurp op basis van dit uurtarief (€ 223,85 inclusief btw) te vergoeden.

3.3.

Achmea heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Volgens Achmea leent een geschil over de kosten van rechtsbijstand zich niet voor de behandeling in een deelgeschil indien een beslissing over die kosten een vaststellingsovereenkomst niet faciliteert. Er is geen discussie over de personenschade van [verzoeker] , maar alleen over de buitengerechtelijke kosten van Van Gurp. De deelgeschilprocedure is dan niets anders dan een incassoprocedure voor de kosten van rechtsbijstand.

Voor het overige is niet gebleken dat Van Gurp gespecialiseerd is op het gebied van aansprakelijkheidsrecht en schadevergoedingsrecht en is de letselzaak eenvoudig van aard.

4De beoordeling

Behandeling van het geschil in een deelgeschilprocedure

4.1.

Vooropgesteld wordt dat een geschil over buitengerechtelijke kosten ook als deelgeschil kan worden beslecht. Daarbij is telkens de toets of sprake is van een deel van het geschil waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de letselschade van degene die deze schade heeft geleden. Het doel van een deelgeschilprocedure is het vlottrekken van de verdere onderhandelingen om tot de afwikkeling van de schade in de vorm van een vaststellingsovereenkomst te kunnen komen. Kan de verzochte beslissing hieraan niet bijdragen, dan wordt het verzoek afgewezen. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter in de onderhavige zaak het geval. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.2.

Van Gurp en Achmea verschillen principieel van inzicht over het te hanteren uurtarief voor de door Van Gurp verrichtte werkzaamheden. Achmea heeft zich op het standpunt gesteld dat Van Gurp geen letselschadespecialist is en zijn werkzaamheden zodoende niet worden vergoed op basis van het specialistentarief terwijl Van Gurp zich op het standpunt heeft gesteld dat hij de expertise bezit het specialistentarief te mogen hanteren. Dit verschil van inzicht is dossieroverstijgend en heeft niet specifiek betrekking op de afwikkeling van de schade die [verzoeker] als gevolg van het hem overkomen motorongeval heeft geleden, hetgeen wordt onderschreven door de algemene formulering van het verzoek. Een beslissing over de redelijkheid van het door Van Gurp gehanteerde uurtarief draagt dan ook niet bij aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst ten behoeve van de letselschade van [verzoeker] . Dit geldt te meer nu er over het schadetraject geen verschil van inzicht is tussen partijen en Achmea de uitkering heeft aangevangen van zowel de letselschade als de buitengerechtelijke kosten. Onder deze omstandigheden is het vergoed krijgen van de buitengerechtelijke kosten in een deelgeschilprocedure niet de geëigende weg, maar is het voeren van een bodemprocedure de aangewezen weg. Daar komt bij dat Van Gurp tevens heeft aangevoerd dat Achmea in casu het uurtarief van € 189,50 ex btw verschuldigd is omdat zij dit tarief eerst redelijk heeft bevonden en zij vervolgens in een brief ook heeft toegezegd Van Gurp in dit dossier op basis van dat tarief te vergoeden. Voor een oordeel over (de gevolgen) deze toezegging is de deelgeschilprocedure ook niet de geëigende weg.

4.3.

Aangezien het verzoek reeds op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, wordt aan de overige (inhoudelijke) stellingen en weren van partijen niet toegekomen.

Kosten deelgeschil

4.4.

In beginsel is er geen plaats voor een proceskostenveroordeling van de persoon die schade door dood of letsel schade heeft geleden (de benadeelde), ook niet in het geval die persoon in het ongelijk wordt gesteld tenzij de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. In dat geval kan begroting van de kosten achterwege blijven. Van het volstrekt onnodig of onterecht instellen van het deelgeschil is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake en heeft Achmea ook niet betoogd, maar de kantonrechter zal de kosten wel begroten op nihil. Daarvoor is redengevend dat de kosten de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. Inmiddels is er ruim een decennium vaste rechtspraak over de vraag of er plaats is voor een beslissing op de buitengerechtelijke kosten als die beslissing niet kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst ten behoeve van de benadeelde. Het antwoord op die vraag is immer ontkennend en ook in de onderhavige zaak heeft de kantonrechter die vraag ontkennend beantwoord. Van Gurp heeft de deelgeschilprocedure in wezen geëntameerd ter vergoeding van zijn buitengerechtelijke kosten en dat is naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk. Daarom worden de kosten begroot op nihil. ECLI:NL:RBDHA:2023:21218