RBDHA 140923 kosten verzocht € 1.539,12, inclusief 6% kantoorkosten en 21% btw, begroot, niet toegewezen, excl kantoorkosten € 1.466,29
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 140923 klant bij Action krijgt Boeddhabeeld op hoofd door toedoen andere onmiddellijk gevluchte klant; Action niet aansprakelijk
- kosten verzocht € 1.539,12, inclusief 6% kantoorkosten en 21% btw, begroot, niet toegewezen, excl kantoorkosten € 1.466,29
2Rechtsoverwegingen
2.1.
[verzoeker] is op [datum] 2021 tijdens het winkelen bij Action slachtoffer geworden van een ongeval. Niet in geschil is dat de toedracht van het ongeval als volgt is. [verzoeker] wilde een product van het onderste schap bekijken en bukte op dit product te pakken. Terwijl hij gehurkt bij het onderste schap zat, wilde een andere klant een Boeddhabeeld (van 4,5 kilo) pakken van het bovenste schap, direct boven het hoofd van verzoeker. Deze andere klant heeft het Boeddhabeeld laten vallen op het hoofd van [verzoeker] , waardoor hij letsel heeft opgelopen. De betreffende klant heeft direct daarna de Action verlaten, de gegevens van deze klant zijn niet bekend. Medewerkers van Action hebben [verzoeker] liggend aangetroffen en hebben een ambulance gebeld.
2.2.
[verzoeker] stelt dat Action aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en vordert een verklaring voor recht waarbij deze aansprakelijkheid wordt vastgesteld.
2.3.
Aan dit verzoek legt hij ten grondslag dat Action gevaarzettend heeft gehandeld door een zwaar Boeddhabeeld in het bovenste schap in plaats van in het onderste schap te plaatsen. Daardoor ontstaat een reële kans op (hevige) schade Een andere klant kan immers een zwaar product van het bovenste schap pakken en uit de handen laten glippen met alle gevolgen van dien. Ook kunnen zware producten van het bovenste schap vallen nadat deze niet goed zijn teruggezet. Het treffen van maatregelen, te weten het plaatsen van zware voorwerpen op de laagste schappen, is niet bezwarend zodat het nemen van deze maatregel van Action had mogen verwacht, aldus [verzoeker] .
2.4.
Subsidiair stelt [verzoeker] dat Action de op haar rustende zorglicht heeft geschonden door niet te voorkomen dat de klant die het beeld liet vallen de winkel verliet, waardoor [verzoeker] de kans is ontnomen deze klant te identificeren en de schade op deze klant te verhalen.
2.5.
Action voert verweer en wijst aansprakelijkheid van de hand. Zij stelt dat zij bij de inrichting van haar winkels er niet redelijkerwijs rekening mee had moeten houden dat een klant terwijl een andere klant iets van het onderste schap pakt boven deze klant reikt om een product van een schade recht daarboven te pakken, daarbij onvoldoende oplettend of voorzichtig is waardoor deze het product niet goed vastpakt en dit precies boven de ander laat vallen. De kans dat dit gebeurt is klein en Action zijn dan ook geen vergelijkbare gevallen bekend. Het beeld stond bovendien op een schap van 1,40 meter hoog, waardoor dit vanuit staande positie goed beetgepakt kan worden zodat dit geen bijzonder gevaar in het leven roept voor klanten.
2.6.
Dat zij onzorgvuldig zou hebben gehandeld door de klant die het beeld liet vallen niet staande te houden wordt door Action eveneens betwist. Action was daartoe niet gehouden en overigens ook niet bevoegd. [verzoeker] zelf wist niet direct na het ongeval wat er aan de hand was en voor de medewerkers was dat ook niet direct duidelijk.
2.7.
De kantonrechter overweegt als volgt.
2.8.
Vast staat dat het ongeval niet is ontstaan doordat het Boeddhabeeld spontaan van het bovenste schap is gevallen, maar doordat een andere klant het Boeddhabeeld wilde pakken terwijl [verzoeker] daaronder op zijn hurken zat. Voor de vraag of Action daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld is bepalend of een ander aan een groter risico is blootgesteld dan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord is. Daarbij dient te worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (HR 5 november 1965, NJ 1966/136, Kelderluik).
2.9.
Gelet op deze criteria is de kantonrechter van oordeel dat Action niet aansprakelijk is voor het ongeval dat [verzoeker] is overkomen. Niet betwist is dat het Boeddhabeeld zo’n 4,5 kilo woog en dat dit beeld op een schap stond dat zich op een afstand van 1,40 meter van de grond bevond. Dit betekent dat het Boeddhabeeld voor een staand persoon eenvoudig is te pakken zonder dat dit een bijzonder gevaar oplevert. Dit kan anders zijn wanneer je een dergelijk beeld pakt als iemand gehurkt onder dit schap zit, zoals de betreffende klant in dit geval heeft gedaan. Deze klant had zich naar het oordeel van de kantonrechter moeten realiseren dat het verstandig was geweest om te wachten met het pakken van het beeld totdat [verzoeker] zich aldaar had verwijderd. Dat betekent echter niet dat Action aansprakelijk is voor het onvoorzichtige gedrag van haar andere klant. Action hoefde er naar het oordeel van de kantonrechter namelijk geen rekening mee te houden dat deze klant dit zou doen, laat staan dat zij er rekening mee had moeten houden dat die klant het beeld ook nog eens zou laten vallen en wel precies op het hoofd van [verzoeker] . Naar het oordeel van de kantonrechter is hier sprake van een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarvoor Action niet aansprakelijk kan worden gehouden.
2.10.
Dat Action de klant niet heeft tegengehouden toen deze direct na het ongeval de winkel verliet, leidt eveneens niet tot aansprakelijkheid avn Action. Immers, het ligt voor de hand dat de medewerkers van Action niet meteen duidelijk was wat er aan de hand was en dat zij zich eerst bekommerd hebben om [verzoeker] . Nu de klant de winkel direct heeft verlaten was het voor de medewerkers van Action niet mogelijk deze klant tegen te houden, nog daargelaten of zij daartoe gehouden waren. Van onrechtmatig of onzorgvuldig handelen van deze medewerkers is geen sprake.
2.11.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van [verzoeker] worden afgewezen.
2.12.
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1019aa Rv volgt dat ook als het verzoek wordt afgewezen, de rechtbank de kosten van deze procedure dient te begroten. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12). In dat geval kan begroting van de kosten achterwege blijven.
2.13.
De kantonrechter is van oordeel dat van een volstrekt onnodig of onterecht ingestelde procedure in dit geen geval sprake is. Er zal dus worden overgaan tot begroting van de kosten.
2.14.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft de kosten van het deelgeschil begroot op in totaal
€ 1.539,12, inclusief 6% kantoorkosten en 21% btw. De kantonrechter acht de aan de zaak bestede kosten niet bovenmatig en acht de verzochte kosten redelijk, met dien verstande dat de kantoorkosten zullen worden afgewezen. Ten aanzien van deze kantoorkosten overweegt de kantonrechter dat voor de nog gehanteerde opslag voor kantoorkosten in de huidige tijd geen ruimte meer is, zeker wanneer sprake is van particuliere cliënten aan wie voldoende transparantie over de te verwachten kosten dient te worden geboden. Dit betekent dat de kosten zullen worden begroot op € 1.466,29 (inclusief btw), waarbij nog dient te worden opgeteld het griffierecht van € 86,00 zodat de totale kosten worden begroot op € 1.554,29.
2.15.
Aangezien de aansprakelijkheid van Action niet is komen vast te staan, zal de kantonrechter de kosten alleen begroten en Action niet veroordelen tot betaling daarvan. Het begrote bedrag hoeft alleen door Action te worden betaald als haar aansprakelijkheid alsnog komt vast te staan. ECLI:NL:RBDHA:2023:21222