Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 150421 kosten gevorderd 15,5 uur x € 239 + 6% + btw; toegewezen muv kantoorkosten en tegen 40% ivm ES

RBDHA 150421 motor rijdt tegen auto uit uitrit; te hoge snelheid, geen rijbewijs, roekeloos rijgedrag, geen beschermende kleding, weigering bloedonderzoek; 70% ES, na billijkheidscorr 60% ES;
- kosten gevorderd 15,5 uur x € 239 + 6% + btw; toegewezen muv kantoorkosten en tegen 40% ivm ES

Kosten deelgeschil

4.21.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten van de deelschilprocedure aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt begroot, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn.

4.22.
[verzoeker] verzoekt de kosten van dit deelgeschil te begroten met inachtneming van het bij faxbericht van 25 februari 2021 gevoegde urenoverzicht waaruit blijkt dat 9 uren zijn besteed aan het opstellen van het verzoekschrift. [verzoeker] gaat ervan uit dat met de voorbereiding van de mondelinge behandeling, de mondelinge behandeling en het nawerk nog 6,5 uren gemoeid zullen zijn. De gehanteerde uurprijs bedraagt € 239,-- te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% btw.

4.23.
[verweerder 1] en Achmea hebben bezwaar gemaakt tegen de kostenopgave van [verzoeker]. Volgens hen moet het aantal aan de zaak bestede uren worden gematigd tot 12 uur. Hiertoe hebben zij gesteld dat de zaak niet zodanig complex is dat deze een ruimere tijdsbesteding rechtvaardigt. Tot slot stellen [verweerder 1] en Achmea zich op het standpunt dat kantoorkosten niet meer van deze tijd zijn en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.24.
Mede gelet op de complexiteit van de zaak en de omstandigheid dat deze wordt behandeld door een ervaren advocaat met expertise op het gebied van letselschade, acht de rechtbank de door de advocaat van [verzoeker] opgegeven tijdsbesteding niet onredelijk. Ook het gehanteerde tarief van € 239,-- per uur acht de rechtbank niet bovenmatig. De rechtbank zal geen rekening houden met kantoorkosten, nu niet gebleken is dat deze feitelijk in deze mate zijn gemaakt.

4.25.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de kosten van deze procedure in redelijkheid begroten op een bedrag van € 4.786,45 (15,5 uur x € 239,--, (€ 3.704,50) te vermeerderen met 21% btw en met het betaalde griffierecht van € 304,--).

4.26.
Aangezien [verweerder 1] en Achmea voor 40% aansprakelijk zijn voor de schade, zal Achmea, nu hierom door [verzoeker] is verzocht, worden veroordeeld tot betaling van onderhavige kosten, met dien verstande dat ook op deze verplichting het percentage van 40% van toepassing is. Achmea zal daarom worden veroordeeld tot het betalen van € 1.914,58. ECLI:NL:RBDHA:2021:7438