RBDHA 220119 afwijzing van het verzoek lag zo voor de hand dat het instellen daarvan als volstrekt onterecht kan worden gekwalificeerd
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 220119 Verzoek ziet hoofdzakelijk op vaststelling buitengerechtelijke kosten; niet aangetoond dat kosten redelijkerwijs noodzakelijk waren
- afwijzing van het verzoek lag zo voor de hand dat het instellen daarvan als volstrekt onterecht kan worden gekwalificeerd
Kosten deelgeschil
4.13.
Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de kantonrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt te begroten op de voet van artikel 6:96 BW, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit betekent dat de benadeelde deze kosten in beginsel volledig vergoed kan krijgen van de andere partij, als diens aansprakelijkheid tenminste komt vast te staan. Voorts dient hierbij de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12).
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft a.s.r. in het licht van alle relevante omstandigheden van het geval, waaronder de aard en omvang van de zaak, de aard en omvang van de schade en de snelle erkenning van aansprakelijkheid door a.s.r., ruimhartig bevoorschot terwijl uit de urenspecificaties van de gemachtigde van [verzoeker] blijkt dat buitenproportioneel veel uren zijn gemaakt zonder dat daarvoor enige gefundeerde verklaring of rechtvaardiging is gegeven. Naar het oordeel van de kantonrechter lag een afwijzing van het verzoek – mede in het licht van de onvoldoende onderbouwing daarvan – zo voor de hand dat het instellen daarvan als volstrekt onterecht kan worden gekwalificeerd. Begroting van de kosten kan daarmee achterwege blijven. ECLI:NL:RBDHA:2019:871