Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 170620 kosten gevorderd o.b.v. overeengekomen fixed fee € 8.016,25, begroot, niet toegewezen, € 4.304,00

RBMNE 170620 fietser niet 100% aansprakelijk voor schade aan van rechts komende auto; reflexwerking 185 WvW, geen overmacht auto
- kosten gevorderd o.b.v. overeengekomen fixed fee € 8.016,25, begroot, niet toegewezen, € 4.304,00

Kosten van het deelgeschil

2.12.
De rechtbank moet de kosten van deze deelgeschilprocedure begroten, ook als een verzoek niet wordt toegewezen. Dit staat in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de rechtbank bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

2.13.
De kosten voor dit deelgeschil bedragen volgens [verzoekster] € 8.016,25 te vermeerderen met het griffierecht van € 304,00.

2.14.
ASR vindt dat het verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend. Het verzoekschrift is nagenoeg een exacte kopie van het eerdere verzoekschrift dat voor [verzoekster] bij de rechtbank is ingediend. Van die deelgeschilprocedure heeft de rechtbank in de beschikking van 31 december 2019 beslist dat die volstrekt onnodig of onterecht was ingesteld. Het enige verschil is dat [verzoekster] nu wel [verweerster sub 2] als verzekerde van ASR in de procedure heeft betrokken. ASR vindt dat [verzoekster] nog steeds niet heeft aangetoond dat [verweerster sub 2] aansprakelijk is en dat überhaupt sprake is van letselschade door de aanrijding. Dit heeft ASR in haar verweerschrift in de eerdere deelgeschilprocedure al opgeworpen en in deze procedure komt daar nog steeds geen toelichting op. Een vergoeding voor gemaakte kosten is dan ook niet op zijn plaats.
Als de rechtbank ASR hierin niet volgt, is ASR van mening dat de kosten moeten worden begroot op nihil omdat een urenspecificatie ontbreekt waardoor de dubbele redelijkheidtoets niet te maken valt. Anders vindt ASR dat een totaalbedrag van € 8.016,25 bovenmatig is voor een relatief eenvoudige zaak als deze. Zij vindt een uurtarief van € 220,00 inclusief kantoorkosten en exclusief btw en een aantal uren van 10,5 redelijk, wat leidt tot een totaalbedrag van € 2.795,10.

2.15.
De rechtbank is het niet met ASR eens dat (ook) dit verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend. Standpunten die niet zouden zijn aangetoond betekenen niet zonder meer dat een verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend.
De declaratie van € 8.016,25 is op basis van een tussen partijen overeengekomen fixed fee. De omstandigheid dat (hierdoor) een urenspecificatie ontbreekt is geen reden de kosten op nihil te begroten. De dubbele redelijkheidstoets kan worden gedaan over het totaalbedrag. Dit leidt dan tot het volgende. De zaak is niet omvangrijk en ook niet complex: het is een beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Een bedrag van € 8.016,25 past daar niet bij. De rechtbank begroot de redelijke kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak uitgaande van een daarbij passende tijdsbesteding en uurtarief op een bedrag van € 4.000,00 (inclusief kantoorkosten en btw). Daar moet het griffierecht van € 304,00 dat [verzoekster] aan de rechtbank heeft moeten betalen nog bij opgeteld worden. Het totaalbedrag wordt dan € 4.304,00. Omdat de aansprakelijkheid niet is komen vast te staan, zal de rechtbank de kosten alleen begroten en ASR niet veroordelen om dit te betalen. De verzochte wettelijke rente wordt daarom afgewezen.

Tot slot

2.16.
Ondanks dat de verzoeken worden afgewezen, merkt de rechtbank over de verzochte uitvoerbaarbijvoorraadverklaring op dat dit in de deelgeschilprocedure niet kan worden toegewezen omdat tegen de beschikking geen hogere voorziening openstaat op grond van artikel 1019bb Rv. ECLI:NL:RBMNE:2020:2505