RBNHO 200224 toegewezen cf verzoek, 21,2 uur x € 255,00 en € 265,00 + 21%= € 7.837,39
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 200224 wn-er valt van trap in werkplaats; verzekeraar wg-er gehouden tot vergoeden schade; geen sprake van uitgesloten detachering
- toegewezen cf verzoek, 21,2 uur x € 255,00 en € 265,00 + 21%= € 7.837,39
De zaak in het kort
In dit zogeheten deelgeschil verzoekt een dta’er (deskundig toezichthouder asbestverwijdering) om een vennootschap en een verzekeraar te veroordelen tot betaling van schadevergoeding wegens een bedrijfsongeval. De verzekeraar weigert schadevergoeding en stelt dat het ongeval niet onder de dekking van de verzekering valt. De kantonrechter oordeelt dat het ongeval wel onder die dekking valt en wijst het verzoek van de dta’er toe.
1Het procesverloop
1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend in het kader van een zogenoemd deelgeschil.1 ASH en Markel hebben een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 23 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [verzoeker] en Markel hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] met een brief van 22 januari 2024 nog stukken toegezonden.
2. De feiten
2.1.
ASH is een bedrijf dat zich bezighoudt met asbestsanering en sloopwerkzaamheden.
2.2.
ASH heeft bij Markel een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
2.3.
[verzoeker] heeft voor ASH gewerkt als dta’er (deskundig toezichthouder asbestverwijdering). Op 23 maart 2020 is [verzoeker] van de trap gevallen in de werkplaats van ASH. Door dit bedrijfsongeval heeft [verzoeker] letsel opgelopen.
2.4.
[verzoeker] heeft ASH aansprakelijk gesteld. Markel heeft namens ASH de aansprakelijkheid afgewezen bij brief van 17 juli 2020. Nadien heeft Markel nog een toedrachtsonderzoek laten uitvoeren.
2.5.
Op 1 oktober 2020 heeft Cordaet een toedrachtsonderzoek uitgevoerd. Cordaet heeft op 8 oktober 2020 een rapport uitgebracht.
2.6.
Naar aanleiding van het rapport heeft Markel op 14 december 2020 de aansprakelijkheid erkend en zijn voorschotten aan [verzoeker] betaald.
2.7.
Bij brief van 23 juni 2022 heeft Markel de dekking op de verzekeringspolis ingetrokken.
3Het verzoek en de verweren
3.1.
[verzoeker] verzoekt in het kader van dit deelgeschil om Markel te veroordelen om aan hem te voldoen hetgeen Markel in verband met het bedrijfsongeval van 23 maart 2020 aan uitkering verschuldigd is. Daarnaast verzoekt [verzoeker] de kosten van dit deelgeschil vast te stellen op een bedrag van € 7.837,39. [verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag – samengevat – dat ASH aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het ongeval en dat Markel op grond van de wet als verzekeraar aan hem het bedrag aan schadevergoeding moeten betalen.2
3.2.
ASH vindt dat het verzoek van [verzoeker] ten aanzien van Markel toegewezen moet worden.
3.3.
Markel stelt dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen, omdat de door ASH bij Markel afgesloten verzekering geen dekking biedt ten aanzien van het ongeval op 23 maart 2020. Daartoe heeft Markel aangevoerd – kort weergegeven – dat de verzekering geen dekking geeft voor uitzenden en detacheren, dat ASH er ook uitdrukkelijk voor heeft gekozen om deze activiteiten niet te verzekeren, en dat sprake was van detacheren dan wel uitzenden van [verzoeker] door ASH. Dit betekent volgens Markel dat [verzoeker] jegens haar geen aanspraak op schadevergoeding heeft.
4De beoordeling
4.1.
Deze zaak gaat over de vraag of Markel moet worden veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van schadevergoeding als gevolg van het ongeval van 23 maart 2020.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat Markel moet worden veroordeeld tot betaling van die schadevergoeding. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
4.3.
Vast staat dat [verzoeker] op 23 maart 2020 werkzaam was voor ASH als dta’er, op basis van een arbeidsovereenkomst dan wel als zzp’er, en dat [verzoeker] op die dag in de werkplaats van ASH van een trap is gevallen. Ook staat vast dat [verzoeker] op 23 maart 2020 aan het einde van de werkdag in de werkplaats van ASH was en daar gereedschap kwam ophalen voor zijn werkzaamheden de dag daarna.
4.4.
Verder staat niet ter discussie dat ASH bij Markel een aansprakelijkheidsverzekering had en op 23 maart 2020 verzekerd was voor onder meer schade wegens bedrijfsongevallen.
4.5.
Op het polisblad van 29 januari 2020 van de aansprakelijkheidsverzekering van ASH bij Markel staat bij de ‘Verzekerde hoedanigheid’: “Er is geen dekking voor het uitzenden, detacheren, uitlenen, payrollen en/of bemiddelen van personeel.”
4.6.
Over deze uitsluiting van de dekking ten aanzien van uitzenden en detacheren is tussen partijen contact geweest. De verzekeringsmakelaar van ASH heeft in een e-mail van 12 december 2029 aan Markel meegedeeld: “Klant wil detacheren niet verzekeren.” Die e-mail is een reactie op een eerdere e-mail van Markel van 4 december 2019. Daarin wordt onder meer opgemerkt dat het voor een (her)beoordeling van het risico en een eventuele premiekorting van belang is dat ASH met inleners afspreekt dat inleners zorgdragen voor een veilige werkplek, dat inleners de uitlener vrijwaren voor schade en dat de inleners aansprakelijk zijn voor de schade die de uitzendkracht bij de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt.
4.7.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de schade door het bedrijfsongeval op 23 maart 2020 is gedekt onder de aansprakelijkheidsverzekering van ASH bij Markel, omdat het ongeval in de werkplaats van ASH heeft plaatsgevonden en er geen sprake is van een ongeval in het kader van uitzending of detachering. Markel meent dat de schade niet is gedekt, omdat de hiervoor genoemde uitsluiting betrekking heeft op alle activiteiten gerelateerd aan uitzenden en detacheren, dus ook voorbereidingshandelingen.
4.8.
Bij de uitleg van verzekeringsvoorwaarden, waarover tussen partijen is onderhandeld en die niet eenzijdig door de verzekeraar zijn opgesteld, zoals in dit geval, geldt de zogenoemde Haviltex-norm.3 Dat betekent dat het bij die uitleg gaat om de vraag welke betekenis partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan die voorwaarden mochten toekennen en wat zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat ASH de uitsluiting in de aansprakelijkheidsverzekering ten aanzien van uitzenden en detacheren redelijkerwijs zo mocht begrijpen dat die uitsluiting alleen maar zag op gevallen waarin ASH een werknemer of zzp’er uitzendt dan wel tewerkstelt bij een inlener en die werknemer of zzp’er vervolgens bij het uitvoeren van werkzaamheden voor of bij die inlener schade oploopt. Dat volgt uit de tekst van de uitsluiting op het polisblad van 29 januari 2020, waarin immers expliciet wordt gesproken over “het uitzenden, detacheren”, wat wijst op het actief en daadwerkelijk uitzenden en detacheren. En dat volgt ook uit de daaraan voorafgaande e-mailcorrespondentie van 4 december 2019 en 12 december 2019, waarin ASH aangeeft dat zij “detacheren” niet wil verzekeren, nadat Markel heeft gewezen op het belang dat ASH afspreekt dat inleners zorgdragen voor een veilige werkplek en de uitlener vrijwaren voor schade die de uitzendkracht bij de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt.
4.10.
Aan de uitsluiting van de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering ten aanzien van uitzenden en detacheren hoefde ASH redelijkerwijs niet de betekenis toe te kennen dat van die dekking ook was uitgesloten schade die een werknemer of zzp’er lijdt in de werkplaats van ASH zelf, in een geval waarin geen sprake is van werkzaamheden of tewerkstelling bij of voor een inlener. In een dergelijk geval is immers helemaal geen sprake van “het uitzenden, detacheren, uitlenen, payrollen en/of bemiddelen van personeel”.
4.11.
De stelling van Markel dat de uitsluiting in de aansprakelijkheidsverzekering betrekking heeft op alle activiteiten gerelateerd aan uitzenden en detacheren, strookt niet met tekst en strekking van de polisvoorwaarden. ASH hoefde ook niet te verwachten dat die uitsluiting zo ruim moest worden begrepen. Als Markel die ruime betekenis had willen toekennen aan de uitsluiting, had zij dat in de verzekeringsvoorwaarden moeten opnemen en vermelden.
4.12.
De conclusie is dat de kantonrechter van oordeel is dat de door ASH bij Markel afgesloten verzekering wel dekking biedt ten aanzien van het ongeval op 23 maart 2020, en dat het verzoek van [verzoeker] daarom zal worden toegewezen.
4.13.
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de kantonrechter in het midden kan laten of [verzoeker] zijn werkzaamheden voor ASH uitvoerde op basis van een arbeidsovereenkomst of als zzp’er. In beide gevallen is de schade gedekt door de verzekering bij Markel.
4.14.
De kantonrechter moet de kosten van dit deelgeschil begroten.4 Bij die begroting moet de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets worden gebruikt: het moet redelijk zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten moet redelijk zijn.5
4.15.
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 7.837,39 (inclusief btw). Daarbij is uitgegaan van een uurtarief van € 255,00 (exclusief btw) tot 1 januari 2023 en € 265,00 (exclusief btw) na 1 januari 2023 en een tijdsbesteding van 21 uur en 12 minuten, inclusief reistijd, en € 86,00 aan griffierecht. [verzoeker] heeft één en ander onderbouwd met urenoverzichten. [verzoeker] heeft nog een aangepast urenoverzicht toegestuurd, maar de kantonrechter ziet daarin geen voldoende duidelijke wijziging of vermeerdering van het verzoek.
4.16.
Markel heeft opgemerkt dat voor correspondentie en overleg met [verzoeker] wel erg veel tijd wordt opgevoerd en heeft erop gewezen dat niet duidelijk is waar alle correspondentie op ziet in een urenoverzicht van 5 augustus 2022. [verzoeker] heeft op de zitting nader toegelicht waarop de door Markel genoemde uren zien. Die toelichting is door Markel onvoldoende weersproken en de kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid daarvan.
4.17.
De kantonrechter zal de kosten daarom begroten op € 7.837,39 (inclusief btw), zoals verzocht. Markel en ASH zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van deze kosten, overeenkomstig het (gewijzigde) verzoek van [verzoeker] .
4.18.
Het verzoek om de veroordeling tot betaling van de kosten uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, kan worden toegewezen. Weliswaar staat tegen deze beschikking in beginsel geen hoger beroep open, maar onder omstandigheden kan daarop een uitzondering worden gemaakt.6 [verzoeker] kan dus een belang hebben bij uitvoerbaarheid bij voorraad. ECLI:NL:RBNHO:2024:1768
1Zoals bedoeld in artikel 1019w lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2Art. 7:954 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3Zie de uitspraken van de Hoge Raad van 17 februari 2006 en 13 april 2018, te vinden op www. rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2006:AU9717 (Polygram) en ECLI:NL:HR:2018:601 (Shaken baby syndroom).
4Art. 1019aa lid 1 Rv.
5Art. 6:96 lid 2 BW.
6Art. 1019bb lid 1 Rv en art. 1019cc lid 3 Rv; zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 18 april 2014, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2014:943 (Schijf c.s./Laclé).