RBOBR 271124 verzocht 20 uur x € 295,00, geen specificatie, overigens niet onderbouwd of toegelicht, begroot, niet toegewezen, op € 4.000,00
- Meer over dit onderwerp:
RBOBR 271124 verkeersongeval uit 2008; zaak niet geschikt voor deelgeschil, geen onderhandelingen; dus ook geen impasse
- verzocht 20 uur x € 295,00, geen specificatie, overigens niet onderbouwd of toegelicht, begroot, niet toegewezen, op € 4.000,00
2De feiten
2.1.
Op 1 november 2008 is [verzoeker] betrokken geweest bij een verkeersongeval, waarbij hij als fietser is aangereden door een auto. Klaverblad heeft als verzekeraar van de auto aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.2.
Driemaal eerder was [verzoeker] betrokken bij verkeersongevallen, te weten in 1986 (een motorongeval), 1993 (een achterop aanrijding), en 2003 (wederom een achterop aanrijding). Voor de gevolgen van deze ongevallen is Klaverblad niet aansprakelijk.
2.3.
[verzoeker] heeft een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) afgesloten. Op verzoek van de aov-verzekeraar zijn in de loop der tijd meerdere malen rapporten ingewonnen over de medische situatie van [verzoeker] , onder meer bij neurologen (in 1999, 2003 en 2013) en bij neuropsychologen (2012 en 2013).
2.4.
Op verzoek van [verzoeker] heeft de rechtbank in een beschikking van 24 juni 2021 (in de zaak met zaak- en rekestnummer C/01/367814 / EX RK 21-19) voorlopige deskundigenonderzoeken bevolen naar de medische gevolgen van het ongeval van 1 november 2008. (geen publicatie bekend, red. LSA LM)
2.5.
De door de rechtbank benoemde orthopedisch chirurg dr. W.J. Willems heeft rapport uitgebracht op 6 april 2023. De door de rechtbank benoemde neuroloog prof.dr. L.J. Kappelle heeft rapport uitgebracht op 10 juli 2023.
2.6.
Op 18 maart 2024 ontving de rechtbank onderhavig verzoekschrift in deelgeschil van [verzoeker] .
3Het verzoek
3.1.
[verzoeker] verzoek de rechtbank in deze deelgeschilprocedure voor recht te verklaren:
- -
dat [verzoeker] vanwege het hem op 1 november 2008 overkomen ongeval lijdt aan licht schedel-/hersenletsel
- -
dat [verzoeker] vanwege dat ongeval blijvend nek- en hoofd- en schouderpijn heeft, alsmede cognitieve klachten, bestaande uit moeite met complexe taken uitvoeren, aandachtsproblemen, geheugenproblemen en concentratieproblemen,
- -
dat al deze klachten moeten worden toegerekend aan het ongeval,
- -
dat deze klachten blijvend zijn,
- -
dat alle door deze klachten geleden en nog te lijden schade voor rekening van Klaverblad dient te komen,
met veroordeling van Klaverblad in de kosten van dit deelgeschil.
3.2.
[verzoeker] vraagt de rechtbank om de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 7.139,- (20 uur maal € 295,- exclusief btw), te vermeerderen met het betaalde griffierecht, en te bepalen dat Klaverblad verplicht is dit bedrag te betalen binnen twee weken na de uitspraak in deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf twee weken na dagtekening van de beschikking tot aan de dag der algehele voldoening.
3.3.
[verzoeker] heeft in het verzoekschrift toegelicht op welke gronden hij meent dat zijn verzoek moet worden ingewilligd, met bespreking van de rapporten van deskundigen Willems en Kappelle, en een juridisch betoog.
3.4.
[verzoeker] stelt dat hij belang heeft bij de gevraagde verklaringen voor recht in deelgeschil, omdat partijen er na het beschikbaar komen van de deskundigenrapporten niet in zijn geslaagd de schade in onderling overleg af te wikkelen. [verzoeker] gaat er vanuit dat Klaverblad (kennelijk) blijft bij haar standpunt dat niet is komen vast te staan dat sprake is van plausibele klachten en (juridisch) causaal verband tussen de bij [verzoeker] bestaande klachten en het ongeval van 1 november 2008 waarvoor Klaverblad aansprakelijk is.
4Het verweer
4.1.
Klaverblad voert ter verweer aan dat [verzoeker] niet kan worden ontvangen in zijn verzoek om een beslissing van de rechter in dit deelgeschil, omdat na het gereedkomen van de deskundigenberichten van Willems en Kappelle helemaal geen minnelijk overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden, zodat niet vaststaat dat sprake is van een patstelling in de onderhandelingen tussen partijen. Ook ontbreekt volgens Klaverblad nog relevante informatie. Volgens Klaverblad kan minnelijk overleg mogelijk tot een oplossing leiden.
4.2.
Klaverblad voert ook gemotiveerd inhoudelijk verweer.
5De beoordeling
5.1.
Het verzoek van [verzoeker] is een verzoek in deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De deelgeschilprocedure is bedoeld om partijen die met elkaar in onderhandeling zijn over de afwikkeling van een letselschade, en daarbij in een impasse raken omdat zij het over een bepaalde kwestie niet eens kunnen worden, te helpen om – met een deelbeslissing van de rechter over die kwestie – de onderhandelingen weer te kunnen voortzetten.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak voorafgaand aan het indienen van het onderhavige deelgeschilverzoek geen sprake is geweest van onderhandelingen, en (dus) ook niet van onderhandelingen die in een impasse zijn geraakt. Vaststaat namelijk dat partijen na het gereedkomen van de voorlopig deskundigenberichten van Willems en Kappelle, respectievelijk in april 2023 en juni 2023, geen overleg meer met elkaar hebben gevoerd. Van de zijde van [verzoeker] is op 14 november 2023 een bericht gestuurd aan de advocaat van Klaverblad, met de vraag wanneer een overleg zou passen. Nadien heeft er geen contact meer plaatsgevonden tussen partijen, en is [verzoeker] op 14 maart 2024 overgegaan tot het indienen van het onderhavige deelgeschilverzoek, zonder dit vooraf bij Klaverblad aan te kondigen. Voorafgaand aan het indienen van het verzoek waren partijen dus niet met elkaar in onderhandeling.
5.3.
De rechtbank ziet geen grond om aan te nemen dat [verzoeker] ervan uit mocht gaan dat Klaverblad niet wilde onderhandelen. Gelet op het feit dat er inmiddels twee rapporten liggen van onafhankelijke deskundigen, waarover partijen nog niet met elkaar hebben gesproken, had naar het oordeel van de rechtbank van (de advocaat van) [verzoeker] mogen worden verwacht dat hij, na het versturen van het bericht van 14 november 2023, eerst nogmaals contact zou leggen met Klaverblad om tot (nieuwe) onderhandelingen te komen, alvorens op 14 maart 2024 het verzoek in deelgeschil in te dienen. Ook als het juist is (zoals [verzoeker] ter zitting heeft verklaard maar Klaverblad heeft betwist) dat de advocaat van [verzoeker] na zijn bericht van 14 november 2023 enkele keren tevergeefs heeft geprobeerd de advocaat van Klaverblad aan de telefoon te krijgen, dan mocht [verzoeker] hieruit naar het oordeel van de rechtbank nog niet afleiden dat Klaverblad niet meer wilde onderhandelen. [verzoeker] kende het standpunt van Klaverblad over de deskundigenrapporten niet. Hij had daarover contact moeten zoeken met Klaverblad alvorens een deelgeschilverzoek in te dienen.
5.4.
Bij de mondelinge behandeling heeft Klaverblad uitdrukkelijk aangegeven open te staan voor onderhandelingen. Klaverblad heeft in dat verband ook mogelijkheden aangedragen om partijen zo nodig op inhoudelijk niveau nader tot elkaar te brengen, bijvoorbeeld door het stellen van aanvullende vragen aan deskundige Kappelle, die zich daarvoor uitdrukkelijk heeft opengesteld. Klaverblad heeft ook toegelicht welke vragen nog aan Kappelle zouden kunnen worden gesteld om duidelijk te krijgen wat zijn conclusies nu precies inhouden.
5.5.
Klaverblad voert ook aan dat het deelgeschilverzoek prematuur is omdat zij niet beschikt over informatie over de eerdere ongevallen die [verzoeker] zijn overkomen. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Het ongeval waarover deze zaak gaat, heeft plaatsgevonden in 2008. Eerder overkwamen [verzoeker] ongevallen in 1986, 1993 en 2003. De medisch adviseur van Klaverblad heeft in 2017, na ontvangst van de medische stukken over die eerdere ongevallen, gerapporteerd dat de klachten die [verzoeker] ondervond als gevolg van de ongevallen in 1993 en 2003 gelijk zijn aan de huidige klachten, en dat het ongeval van 2008 aan het klachtenpatroon niets meer heeft toegevoegd. Klaverblad heeft zich toen op het standpunt gesteld dat het ongeval van 2008 geen (extra) schade voor [verzoeker] heeft gebracht. Op verzoek van [verzoeker] , die dat niet met Klaverblad eens was, heeft de rechtbank vervolgens de eerdergenoemde voorlopig deskundigenonderzoeken gelast naar de klachten en beperkingen van [verzoeker] in relatie tot het ongeval van 2008. [verzoeker] heeft vervolgens nagelaten om – naar aanleiding van de uitkomsten van die deskundigenonderzoeken – opnieuw in onderhandeling te treden met Klaverblad. Hij heeft Klaverblad tot nu toe ook nog geen informatie willen verstrekken over de wijze waarop de schade die het gevolg was van de eerdere ongevallen is gecompenseerd, noch over de uitgangspunten die aan de afwikkeling van die schades ten grondslag hebben gelegen. Klaverblad heeft bij [verzoeker] wel om die informatie gevraagd. De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] niet van Klaverblad kan verlangen dat zij schade vergoedt ter zake van klachten die het gevolg zijn van de eerdere ongevallen, temeer omdat hij in verband met deze ongevallen mogelijk in het verleden ook al vergoeding(en) ter zake van toekomstige schade heeft ontvangen. Om vruchtbaar te kunnen onderhandelen over enerzijds het causaal verband tussen de klachten van [verzoeker] en het ongeval van 2008 en anderzijds de (omvang van de) in verband met het ongeval van 2008 te vergoeden schade, zal ook over de afwikkeling van de drie eerdere schades meer informatie beschikbaar moeten komen. Het zal de onderhandelingen bovendien ten goede komen wanneer [verzoeker] meer inzicht biedt in de aard en omvang van de schade die hij concreet van Klaverblad vergoed wenst te zien. Hoewel het ongeval van 2008 inmiddels bijna zestien jaar geleden plaatsvond, heeft [verzoeker] die schade nog altijd niet voor Klaverblad in kaart gebracht.
5.6.
De rechtbank is gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden van oordeel dat er momenteel geen onderhandelingen tussen partijen gaande zijn die vlot getrokken kunnen worden met een deelbeslissing van de rechtbank. [verzoeker] wordt daarom niet ontvangen in zijn verzoek om een beslissing in deelgeschil. Het verzoek zal worden afgewezen.
5.7.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat het, gelet op de huidige stand van zaken en de tijd die inmiddels is verstreken sinds het ongeval van 2008, in het belang is van beide partijen dat [verzoeker] eerst meer openheid biedt over de afwikkeling van de eerdere ongevallen en zijn schade concretiseert, en dat partijen vervolgens proberen of zij in der minne tot afwikkeling van de schade kunnen komen.
5.8.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om de kosten te begroten die hij heeft gemaakt in deze deelgeschilprocedure. Hij heeft deze kosten becijferd op € 7.139,- aan kosten voor rechtsbijstand (een tijdsbesteding van 20 uur tegen een uurtarief van € 295,-, te vermeerderen met 21% btw), te vermeerderen met het betaalde griffierecht.
5.9.
Klaverblad voert ter verweer aan dat het aantal bestede uren bovenmatig is, en dat de niet-ontvankelijkheid van [verzoeker] bovendien ook geldt ten aanzien van de door hem opgevoerde kosten.
5.10.
De rechtbank overweegt dat de hoofdregel is dat de kosten bij de behandeling van het verzoek in deelgeschil aan de kant van de persoon die schade lijdt, in de beschikking worden begroot. Dit geldt in beginsel ook in een geval als dit, waarin het verzoek wordt afgewezen omdat geen onderhandelingen tussen partijen gaande zijn die vlot getrokken kunnen worden met een deelbeslissing van de rechtbank, in verband waarmee verzoeker niet kan worden ontvangen in zijn verzoek. Begroting van de kosten kan in dat geval alleen achterwege blijven als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van die uitzondering is naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak geen sprake. De rechtbank zal daarom de kosten die [verzoeker] voor deze procedure heeft gemaakt, begroten op de voet van artikel 1019aa Rv.
5.11.
Bij de begroting van de kosten moet de rechtbank de zogenaamde ‘dubbele redelijkheidstoets’ hanteren: het moet redelijk te zijn dat er kosten zijn gemaakt én de hoogte van die kosten moet redelijk zijn.
5.12.
De rechtbank stelt vast dat een specificatie van de werkzaamheden waarvan begroting wordt gevraagd, ontbreekt. Bij de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [verzoeker] verklaard dat met het opstellen van het verzoekschrift een dag was gemoeid, evenals met de zitting. De rechtbank acht het aantal van 20 uren, in combinatie met een uurtarief van € 295,- exclusief btw, in deze zaak bovenmatig. Zoals Klaverblad ook aanvoert, is het verzoekschrift beperkt van omvang (9 pagina’s) en bevat het bovendien de nodige citaten en sjabloonteksten. Dat de advocaat van [verzoeker] 8 uur heeft besteed aan (de voorbereiding van) de zitting, is niet onderbouwd of toegelicht. De rechtbank zal de kosten daarom begroten op een lager bedrag dan door [verzoeker] verzocht. De rechtbank begroot de kosten van dit deelgeschil in redelijkheid op een bedrag van € 4.000,- (inclusief € 320,- aan griffierecht). ECLI:NL:RBOBR:2024:6090